ECLI:NL:RBMNE:2021:2873
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsrecht wegens schending inlichtingenplicht en hoorplicht in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het dagelijks bestuur van de RDWI. Eiser had bijstand aangevraagd op grond van de Participatiewet, maar zijn recht op bijstand werd ingetrokken omdat hij zijn inlichtingenplicht zou hebben geschonden. Verweerder stelde dat eiser geen afschriften van zijn Marokkaanse bankrekening had overgelegd, wat noodzakelijk was om het recht op bijstand vast te stellen. Eiser betwistte deze schending en voerde aan dat hij altijd openhartig was geweest over zijn rekening en dat hij niet in staat was om de afschriften te verkrijgen, omdat de bank niet reageerde op zijn verzoeken. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende had aangetoond dat het voor hem onmogelijk was om de afschriften te verkrijgen en dat verweerder terecht had geconcludeerd dat eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden.
Daarnaast voerde eiser aan dat hij ten onrechte niet was gehoord in de bezwaarfase. De rechtbank stelde vast dat eiser in zijn bezwaarschrift had aangegeven dat hij een hoorzitting wilde, maar dat verweerder ten onrechte had gesteld dat hij dit niet had kenbaar gemaakt. Ondanks dit gebrek in de procedure, oordeelde de rechtbank dat eiser niet benadeeld was, omdat hij zijn standpunten had kunnen inbrengen tijdens de zitting. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar veroordeelde verweerder wel in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,- en droeg verweerder op het griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden.