ECLI:NL:RBMNE:2021:287

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
29 januari 2021
Zaaknummer
20/2459
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R. Stijnen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure tegen UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen Stichting Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (verzoekster) en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) (verweerder). De zaak betreft een verzoek om proceskostenvergoeding na een besluit van verweerder van 29 oktober 2019, waartegen verzoekster bezwaar heeft gemaakt. Het bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 4 maart 2020, waarna verzoekster op 10 april 2020 beroep heeft aangetekend.

Op 2 juli 2020 heeft verweerder een nieuw besluit genomen, waar verzoekster op 18 september 2020 haar beroep tegen het eerdere besluit heeft ingetrokken, met een verzoek om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop verweerder zich heeft geconformeerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan op het proceskostenverzoek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder met het nieuwe besluit tegemoet is gekomen aan de beroepsgronden van verzoekster, wat betekent dat verzoekster recht heeft op proceskostenvergoeding. De kosten voor de rechtsbijstand zijn vastgesteld op €534,-. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: 20 / 1459

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 januari 2021 in de zaak tussen

Stichting Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, verzoekster

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 29 oktober 2019 een besluit genomen. Verzoekster heeft op 5 december 2019 een bezwaar ingediend tegen dit besluit. Per besluit van 4 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Op 10 april 2020 heeft verzoekster beroep aangetekend tegen het bestreden besluit.
Per brief van 17 juli 2020 heeft verweerder aan de rechtbank laten weten dat er op 2 juli 2020 een nieuw besluit (het nieuwe besluit) is genomen. Verzoekster heeft op 18 september 2020 het beroep tegen het bestreden besluit ingetrokken met een gelijktijdig verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken op het proceskostenverzoek te reageren. Per brief van 23 oktober 2020 heeft verweerder laten weten zich te conformeren aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling van het proceskostenverzoek
De rechtbank doet uitspraak op het proceskostenverzoek zonder het verzoek op een zitting te behandelen. De rechtbank kan verweerder veroordelen in de proceskosten van de verzoekster (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)), als verweerder tegemoet is gekomen aan het beroepsschrift van verzoekster. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of er sprake is van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a Awb.
Met het nieuwe besluit heeft verweerder een Ziektewet-uitkering toegekend voor de ex-werkneemster van verzoekster omdat er sprake is van no risk. In het beroepsschrift van verzoekster is dit ook aangevoerd. Dit betekent dat verweerder tegemoetgekomen is aan de beroepsgronden van verzoekster. Omdat verweerder met het nieuwe besluit aan de indiener van het beroepsschrift is tegemoetgekomen, wijst de rechtbank het proceskostenverzoek van verzoekster toe.
De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank vast op €534,- (1 punt voor het indienen van het beroepsschrift, met een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van €534,- aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Stijnen rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom griffier
.De beslissing is uitgesproken op 28 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.