Overwegingen
Waarover oordeelt de rechtbank in deze uitspraak?
1. De rechtbank toetst de rechtmatigheid van besluiten. Deze zaak gaat over het besluit van het college om aan vergunninghouder de omgevingsvergunning te verlenen en om die omgevingsvergunning met het bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank zal in deze uitspraak dus geen oordeel geven over het horecabeleid van de gemeente IJsselstein, het eerdere besluit van de gemeenteraad om in het bestemmingsplan een horecaconcentratie in de [locatie 1] op te nemen, de eventuele overlast die door de overige horeca in de [locatie 1] wordt veroorzaakt of over de laatste ontwikkelingen op het binnenterrein aan de [locatie 2] . Verder heeft eiser alleen beroep ingesteld tegen de omgevingsvergunning voor zover die ziet op het gebruik van de horecagelegenheid in strijd met het bestemmingsplan. Deze uitspraak gaat dus over de aan de horecagelegenheid verleende omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik van horecacategorie 1c naar horecacategorie 2.
Heeft het college de omgevingsvergunning met het bestreden besluit wel of niet herroepen?
2. De rechtbank zal eerst beoordelen of het college zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt heeft gesteld dat de omgevingsvergunning met het bestreden besluit niet is herroepen en of het college de bezwaren van eiser dus terecht ongegrond heeft verklaard.
3. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, vindt herroeping van een in bezwaar bestreden besluit plaats, als een tegen dat besluit gemaakt ontvankelijk bezwaar na heroverweging leidt tot intrekking of wijziging van het besluit.
4. De rechtbank stelt vast dat het college met het bestreden besluit het voorschrift in de omgevingsvergunning ‘Zonder een “Kennisgeving Incidentele Festiviteiten” is alleen zachte achtergrondmuziek mogelijk”, heeft aangescherpt. Het voorschrift luidt nu: ‘Uitsluitend zachte achtergrondmuziek is toegestaan tot maximaal 60-65 dB zonder kenmerkende bastonen’. Ook heeft het college naar aanleiding van de bezwaren van eiser een nieuw voorschrift aan de omgevingsvergunning toegevoegd dat de horecagelegenheid tot maximaal 24.00 uur geopend mag zijn. Volgens het bestreden besluit zijn deze aanscherping en toevoeging van de voorschriften van de omgevingsvergunning nodig om te kunnen waarborgen dat met de wijziging van de horecagelegenheid van horecacategorie 1c naar horecacategorie 2 voor omwonenden – zoals eiser – zal worden voldaan aan een goed woon- en leefklimaat.
5. Naar het oordeel van de rechtbank hebben deze wijzigingen van de omgevingsvergunning rechtsgevolg en heeft het college met het bestreden besluit dus wel de omgevingsvergunning herroepen en hiervoor in de plaats aan vergunninghouder een nieuwe omgevingsvergunning met een aangescherpt en nieuw voorschrift verleend. Het college had in het bestreden besluit de bezwaren van eiser dus gegrond moeten verklaren. Dit alleen al betekent dat het beroep van eiser tegen het bestreden besluit gegrond is.
Wat is hiervan het gevolg?
6. De rechtbank kan het bestreden besluit niet met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in stand laten, omdat zij niet kan vaststellen of andere belanghebbenden daardoor niet zullen worden benadeeld. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen.
7. Om te kunnen beoordelen of de rechtbank wel de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kan laten, zal zij het beroep aan de hand van de door eiser ingediende beroepsgronden hierna inhoudelijk beoordelen.
Inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit
8. Bij de inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit stelt de rechtbank voorop dat het college bij zijn besluitvorming over aanvragen die in strijd zijn met het bestemmingsplan beleidsruimte heeft. Als het college van mening is dat de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt aangevraagd in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, kan hij ervoor kiezen om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. De rechtbank toetst of het college met de motivering van het bestreden besluit bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
9. Bij dit beroep is verder van belang dat het college beleidsregels heeft opgesteld met betrekking tot zijn bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan. Op grond van deze beleidsregels verleent het college voor andere bouwwerken dan woningen alleen een omgevingsvergunning voor een gebruikswijziging als:
het uitsluitend bedrijfsmatige activiteiten betreft die geen hinder opleveren voor het woon- en leefmilieu en die niet leiden tot een beperking van de bedrijfsvoering van omliggende functies;
de gebruikswijziging geen negatieve gevolgen heeft voor het voorzieningenaanbod in het beschermd stadsgezicht;
het gebruik een beperkte ruimtelijke uitstraling heeft;
e activiteiten voldoen aan de geldende parkeernormen en geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling.
10. Eiser voert aan dat een verzwaring van de horecacategorie van de horecagelegenheid van maximaal 1c naar 2 wel tot meer hinder voor zijn woon- en leefklimaat zal leiden.
11. De rechtbank zal beoordelen of het college met de motivering van het bestreden besluit in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat het gebruik van de horecagelegenheid in strijd met het bestemmingsplan geen hinder oplevert voor het woon- en leefklimaat van eiser.
12. In het bestreden besluit stelt het college zich op het standpunt dat door de gebruikswijziging waarvoor de omgevingsvergunning is verleend geen substantiële toename van de mogelijke overlast van horecabezoekers in deze omgeving wordt verwacht. Op de zitting heeft het college verklaard dat er geen hinder zal optreden als gevolg van de verleende omgevingsvergunning en dat dus wordt voldaan aan onderdeel a van de beleidsregel over de gebruikswijziging voor andere bouwwerken dan woningen. Het college wijst er daarbij op dat de [locatie 1] op grond van het bestemmingsplan een horecazone is en er dus horecabezoekers lopen. De horecagelegenheid heeft dezelfde ruimtelijke uitstraling als horeca in de categorie 1, zoals bijvoorbeeld een restaurant. Door het voorschrift verschillen de openingstijden van de horecagelegenheid nauwelijks met die van een restaurant en de overlast van de bezoekers die de horecagelegenheid verlaten is volgens het college niet noemenswaardig anders dan die van een restaurant. In de horecagelegenheid zal, gelet op het voorschrift, alleen zachte achtergrondmuziek worden gedraaid. De omgevingsvergunning geldt alleen voor vergunninghouder en bij eventuele toekomstige aanvragen voor dit adres blijft horecacategorie 1 volgens het college dan ook het uitgangspunt.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college hiermee onvoldoende gemotiveerd dat de functiewijziging van horecacategorie 1 naar horecacategorie 2 niet meer hinder zal opleveren. De activiteiten die plaatsvinden in de horecagelegenheid en de bezoekers daarvan zijn niet zonder meer vergelijkbaar met de activiteiten en de bezoekers van een restaurant. De rechtbank acht het daarbij van belang dat vergunninghouder op de zitting heeft toegelicht dat er in de horecagelegenheid 110 bezoekers zijn toegestaan. Zij kunnen een drankje drinken met eventueel een snackje erbij en ondertussen sport kijken of een spelletje spelen. In de horecagelegenheid worden geen maaltijden geserveerd. Dus als de bezoekers trek krijgen, dan gaan zij bij een andere horecagelegenheid in de [locatie 1] een maaltijd halen. Ook trekken de bezoekers vanuit de horecagelegenheid door naar andere kroegen en komen bezoekers van andere kroegen naar de horecagelegenheid, aldus vergunninghouder.
14. Naar het oordeel van de rechtbank is dit wezenlijk anders dan bij een restaurant, waar mensen aan tafel zitten te eten, waar doorgaans minder bezoekers aanwezig zijn en er ook minder vaak bezoekers in- en uitlopen. De rechtbank vindt het, gelet op de toelichting van vergunninghouder, niet aannemelijk dat de horecagelegenheid dezelfde ruimtelijke uitstraling heeft als een restaurant. Het college heeft dat wel ten grondslag gelegd aan de motivering dat de horecagelegenheid geen hinder oplevert voor het woon- en leefmilieu en dat dus wordt voldaan aan onderdeel a van de beleidsregel over de gebruikswijziging voor andere bouwwerken dan woningen. De beroepsgrond van eiser slaagt.
15. De conclusie van het voorgaande is dat de rechtbank met de motivering zoals die nu aan het bestreden besluit ten grondslag ligt de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand kan laten.
16. De rechtbank ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen het motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
17. Om het gebrek te kunnen herstellen zal het college met inachtneming van de hierboven opgenomen overwegingen (inzichtelijk) moeten motiveren waarom de activiteit waarvoor hij een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan verleent geen hinder zal opleveren voor het woon- en leefklimaat van eiser. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college de gebreken kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak.
18. Het college moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, aan de rechtbank meedelen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het college gebruik heeft gemaakt van de herstelmogelijkheid, zal de rechtbank eiser en vergunninghouder in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
19. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
20. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op dit beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over het verzoek van eiser tot een schadevergoeding, de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.