In deze zaak heeft eiser, de eigenaar van een haarsalon, een kort geding aangespannen tegen Domeco Investments B.V. en gedaagde sub 2, die een concurrerende kapperszaak exploiteren in hetzelfde winkelcentrum. Eiser beroept zich op een non-concurrentiebeding dat is opgenomen in het splitsingsreglement van de Vereniging van Eigenaars (VvE) van het winkelcentrum. Eiser vordert dat de gedaagden worden verboden hun activiteiten voort te zetten, omdat deze in strijd zijn met het non-concurrentiebeding. De voorzieningenrechter heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat eiser voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Echter, de rechter oordeelt dat het non-concurrentiebeding in strijd is met artikel 6 van de Mededingingswet, dat overeenkomsten die de mededinging beperken verbiedt. De voorzieningenrechter concludeert dat het beding nietig is en dat eiser daarom geen beroep kan doen op het non-concurrentiebeding. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.