ECLI:NL:RBMNE:2021:2856

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
16/267601-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van mishandeling en ontucht door een vader tegen zijn kinderen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige man uit Veenendaal, die werd beschuldigd van mishandeling van zijn kinderen en ontucht met zijn dochter. De man werd veroordeeld tot een taakstraf van 70 uur, maar is vrijgesproken van de ontucht en de mishandeling van zijn ex-vrouw. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de ontucht, aangezien de verklaringen van het vermeende slachtoffer, zijn dochter, niet werden ondersteund door ander bewijs. De rechtbank benadrukte dat een verdachte niet kan worden veroordeeld op basis van enkel de verklaring van het vermeende slachtoffer. De man gaf aan dat hij en zijn ex-vrouw corrigerende tikken gaven aan hun kinderen, maar dat dit in 2013/2014 stopte. De rechtbank concludeerde dat de man zijn kinderen had mishandeld door hen corrigerende tikken te geven, maar dat de omvang en aard van deze mishandelingen niet zodanig waren dat de kinderen in hun psychische gezondheid waren benadeeld. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee jaar geëist, maar de rechtbank vond een taakstraf van 70 uur passend, vooral omdat de man al 35 dagen in voorarrest had gezeten. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had en inmiddels weer goed contact had met vier van zijn vijf kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/267601-19
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 juni 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. T. Tanghe, en van hetgeen verdachte en mr. R.F. Ronday, advocaat te Mijdrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
Feit 1
Primair
tussen 1 mei 2010 tot en met 31 maart 2018 te Renswoude en/of Achterberg meermalen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] );
Subsidiair
tussen 1 mei 2010 tot en met 31 maart 2018 te Renswoude en/of Achterberg, door geweld, andere feitelijkheden of bedreiging met geweld, zijn minderjarig kind [slachtoffer 1] , heeft gedwongen iets te dulden tegen haar wil in;
Feit 2
tussen 1 januari 2007 tot en met 7 november 2019 in Nederland meermalen zijn kinderen en echtgenote heeft mishandeld door ze onder andere te slaan en trappen tegen het lichaam en door zijn kind [slachtoffer 2] met zijn hoofd tegen de grond te slaan;
Feit 3
tussen 1 januari 2007 tot en met 7 november 2019 in Nederland opzettelijk de gezondheid van zijn kinderen heeft benadeeld, door zijn echtgenote te mishandelen terwijl zijn kinderen aanwezig waren, door de kinderen te vernederen waar de andere kinderen bij waren en door met geweld goederen in de woning te vernielen terwijl de kinderen daarbij aanwezig waren.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de melding en de aangifte van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar, ongeloofwaardig en tegenstrijdig zijn. Bij de dochter is sprake van ‘parentificatie’, wat volgens de raadsman meer dan gemiddeld voorkomt bij complexe echtscheidingen. In die gevallen is er sprake van rolomkering tussen ouder en kind. In dit geval is het doen van aangifte door [slachtoffer 1] de ultieme vorm van loyaliteit naar haar moeder en tevens de ultieme vorm van afzetten tegen haar vader.
Voor de verklaringen van [slachtoffer 1] bestaat onvoldoende ondersteunend bewijs. De getuige, tante [getuige ] , is namelijk geen onafhankelijke getuige en legt woorden in de mond van [slachtoffer 1] . Haar eigen verklaring is op geen enkel punt relevant.
Daarnaast voert de raadsman aan dat er bij verdachte nooit sprake is geweest van opzet op ontuchtig handelen of (de dreiging met) geweld. [slachtoffer 1] is gewassen vanuit een met zijn ex-partner gezamenlijk afgesproken verzorgingsdiscipline en verdachte is daarmee opgehouden toen zijn dochter 6 jaar oud was.
Ook voor wat betreft feit 2 en 3 stelt de verdediging zich op het standpunt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. Er zijn geen, althans onvoldoende, verklaringen waar een bewezenverklaring op kan worden gebaseerd. Bovendien heeft verdachte nooit enig opzet gehad op het toebrengen van letsel en pijn aan zijn kinderen en ex-partner.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak feit 1
Op 28 oktober 2019 heeft er een informatief gesprek zeden plaatsgevonden met [slachtoffer 1] . Vervolgens heeft zij op 14 november 2019 aangifte gedaan. De ontuchtige handelingen zouden bestaan in het aanraken van haar blote vagina en het aanraken aan haar borsten en haar billen. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting ontkend dat hij de ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] heeft gepleegd. De rechtbank hecht er aan op te merken dat de verklaring van [slachtoffer 1] op zichzelf in grote lijnen consistent en gedetailleerd is. In beginsel kan [slachtoffer 1] ’s verklaring dus voor het bewijs worden gebruikt.
De rechtbank staat vervolgens voor de vraag of voldoende steunbewijs is voor deze verklaring. In het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering is de unus-testisregel neergelegd. Deze regel houdt in dat een verdachte niet veroordeeld kan worden op basis van de verklaring van één getuige. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de vraag of er aan het bewijsminimum wordt voldaan, zich niet in algemene zin laat beantwoorden, maar een beoordeling vergt van het concrete geval. Er dienen dus ondersteunende bewijsmiddelen aanwezig te zijn die redengevend zijn voor het ten laste gelegde en die voldoende inhoudelijk verband hebben met de verklaring van [slachtoffer 1] .
Uit het dossier blijkt dat er twee getuigen zijn die hebben verklaard over de tenlastegelegde ontuchtige handelingen, namelijk de moeder van [slachtoffer 1] en de ex-partner van verdachte, [aangeefster] , en, de zus van verdachte, [getuige ] . De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van beide getuigen grotendeels de auditu-verklaringen zijn (inhoudende dat zij grotendeels verklaren over wat zij van [slachtoffer 1] hebben gehoord). Dit is slechts anders voor zover het betreft de waarneming van [aangeefster] dat [slachtoffer 1] op jonge leeftijd verkrampt reageerde als zij werd gewassen bij haar vagina en de door [getuige ] waargenomen emotie toen [slachtoffer 1] tegen haar over de tenlastegelegde handelingen verklaarde. [slachtoffer 1] vertelde haar dat ze bang was en [getuige ] zag dat [slachtoffer 1] veel zweette op dat moment. Deze verklaringen zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de moeder en vader van [slachtoffer 1] tegenstrijdige belangen hebben en dat de verklaring van moeder dan ook met behoedzaamheid moet worden gewogen. In dat verband merkt de rechtbank op dat moeder en [slachtoffer 1] over een verschillende periode spreken als het gaat over de periode waarin het tenlastegelegde zou hebben plaatsgevonden. Ook de waarnemingen van [getuige ] , welke waarnemingen hebben plaatsgevonden in een periode dat vader en moeder reeds lijnrecht tegenover elkaar stonden, acht de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder feit 1 aan hem tenlastegelegde.
4.3.2.
Vrijspraak feit 3
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het derde tenlastegelegde feit, omdat de gedragingen zoals genoemd in de gedachtestreepjes van de tenlastelegging niet zijn komen vast te staan of niet leiden tot het oordeel dat er sprake is van opzettelijk benadelen van de gezondheid van de kinderen. Hierna wordt uitgelegd waarom de rechtbank tot deze conclusie komt.
De rechtbank staat voor wat betreft het eerste gedachtestreepje onder feit 3, zijnde mishandeling van aangeefster [aangeefster] in aanwezigheid van de kinderen, voor de vraag of er is voldaan aan het bewijsminimum conform artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank overweegt als volgt.
Slechts in de verklaring van aangeefster [aangeefster] wordt gesteld dat verdachte haar mishandelde en vernederde. Zij spreekt van hardhandig duwen jegens haar en ook van uitschelden, waarbij zij verklaart dat de jongens en [slachtoffer 1] hier regelmatig bij aanwezig zouden zijn geweest. Verdachte heeft dit in zijn verhoor bij de politie en ter terechtzitting ontkend. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte aangeefster [aangeefster] heeft mishandeld of vernederd terwijl de kinderen hierbij aanwezig waren. De verklaring van aangeefster [aangeefster] wordt namelijk niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het eerste gedachtestreepje onder feit 3.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het tweede gedachtestreepje van feit 3, zijnde het mishandelen of vernederen van zijn kinderen in aanwezigheid van zijn andere kinderen, het volgende. Zoals hierna bij de bespreking van feit 2 aan de orde komt, is vast komen te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het geven van corrigerende tikken aan zijn kinderen tot het jaar 2013/2014 en het slaan van twee kinderen op 31 maart 2018. De rechtbank stelt vast dat uit meerdere verklaringen blijkt dat hier telkens meerdere kinderen bij aanwezig waren. De rechtbank staat voor de vraag of door de corrigerende tikken en het slaan op 31 maart 2018 de kinderen zijn benadeeld in hun (psychische) gezondheid. Of er sprake is van benadeling van de (psychische) gezondheid van de kinderen wordt bepaald door de omvang, duur en aard van de gedragingen. In het onderhavige geval kan niet worden vastgesteld dat sprake was van stelselmatige mishandelingen. De omvang en de aard van de mishandeling bestonden uit corrigerende tikken tot het jaar 2013/2014, waarbij niet is komen vast te staan hoe vaak dat plaatsvond, en het eenmalig slaan van twee zonen in 2018, waarbij niet is komen vast te staan dat hier fysiek letsel uit is voortgevloeid. Gelet hierop acht de rechtbank de omvang, aard en duur van de mishandelingen niet zodanig dat kan worden gezegd dat de kinderen in hun (psychische) gezondheid zijn benadeeld. Uit het dossier blijkt verder niets van vernederen van de kinderen. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het tweede gedachtestreepje onder feit 3.
Voor wat betreft het derde gedachtestreepje, zijnde geweld tegen goederen waar de kinderen bij aanwezig waren, geldt het volgende. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij uit boosheid wel eens stoelen heeft vernield in huis. Dit zou twee keer zijn gebeurd, beide keren buiten aanwezigheid van de kinderen. Uit de verklaringen van de zonen van verdachte blijkt niet dat zij hierbij aanwezig waren. Aangeefster [slachtoffer 1] verklaart wel over het slaan op kinderstoelen en lijkt ook in haar verklaring aan te geven dit met eigen ogen gezien te hebben. De rechtbank stelt echter vast dat ook hier een zekere mate van stelselmatigheid ontbreekt. Gelet daarop en gelet op de aard van de vernielingen stelt de rechtbank vast dat ook voor wat betreft het derde gedachtestreepje de kinderen niet in hun (psychische) gezondheid zijn benadeeld. Verdachte wordt daarom ook vrijgesproken van het derde gedachtestreepje onder feit 3.
4.3.3.
Bewijsmiddelen feit 2 [1]
Verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard [2] :
Mijn ex en ik waren van mening dat in een goede opvoeding een corrigerende tik prima is. Wij gaven ook allebei corrigerende tikken aan [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] . In 2013 en 2014 zijn wij voor [slachtoffer 2] naar de GGZ geweest en hebben we hierover gesproken. Zij zeiden dat een corrigerende tik niet meer van deze is tijd, dus hebben we afgesproken het vanaf toen niet meer te doen. Daarna heb ik het ook niet meer gedaan.
De verklaring van verdachte bij de politie [3] :
Vr: Hoe heten de kinderen en hoe oud zijn ze ?
A: [slachtoffer 1] , geboren op [2004] .
[slachtoffer 3] , geboren op [2006] .
[slachtoffer 2] , geboren op [2007] .
[slachtoffer 5] , geboren op [2010] .
[slachtoffer 4] , geboren op [2013] .
De verklaring van [slachtoffer 3] [4] :
(...) V: Ben je weleens door papa geslagen?
A: Weet het zelf niet. Wel eens een corrigerende tik op schouder. Soms doet het pijn en soms niet. Als ik zat te klieren gebeurde dat
De aangifte van [slachtoffer 1] [5] :
Hij (
de rechtbank begrijpt: de verdachte)sloeg mij.
De verklaring van verdachte bij de politie [6] :
(…) dat er iets kleins gebeurde op 31 maart tijdens het middageten. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , toen 11 en 10 jaar stonden met een keukenstoel boven hun hoofd om mij in elkaar te meppen.(…) Ik heb ze beiden een klap voor hun hoofd gegeven(…).
Verbalisant [verbalisant 1] verbaliseert het volgende [7] :
Op zaterdag, 31 maart 2018, te 13:20 uur, kregen wij van het personeel
van de Gemeenschappelijke Meldkamer Utrecht, de opdracht om te gaan naar de [adres]
te [woonplaats] , alwaar er huiselijk geweld had plaats gevonden.(..)
De verklaring van [slachtoffer 1] [8] :
Nu woon ik in [woonplaats] . Hiervoor woonden we op het adres [adres]
in [woonplaats] .
4.3.4.
Bewijsoverweging feit 2
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte zijn kinderen heeft mishandeld. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij af en toe een corrigerende tik uitdeelde aan zijn kinderen, maar dat hij zo rond het jaar 2013/2014 tot het besef kwam dat hij daarmee moest stoppen. Ook in de verklaring van zoon [slachtoffer 3] komt naar voren dat verdachte wel eens een corrigerende tik uitdeelde. De rechtbank acht gelet op de verklaring van [slachtoffer 1] ook bewezen dat ook zij wel eens een corrigerende tik van haar vader heeft gehad. In het verhoor bij de politie op 8 november 2019 geeft verdachte ook aan dat hij zijn twee zoons, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , een klap voor het hoofd heeft gegeven. De rechtbank is daarom van oordeel dat er voldoende bewijs is voor de mishandeling van zijn kinderen, zodat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 tenlastegelegde.
Gedeeltelijke vrijspraak overige handelingen
Naast de mishandeling door het slaan van de kinderen is aan verdachte ook het schoppen en trappen van de kinderen en de mishandeling van zijn ex-partner, [aangeefster] , tenlastegelegd. Verder wordt verdachte in het tweede gedachtestreepje verweten het hoofd van [slachtoffer 2] tegen de grond te hebben geslagen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De ex-partner van verdachte heeft verklaard tegen een kast te zijn aan gegooid, maar in het dossier is er onvoldoende ondersteunend bewijs te vinden dat verdachte dit met opzet zou hebben gedaan. Verdachte verklaart namelijk dat hij haar tijdens een vriendschappelijke stoeipartij duwde en dat zij per ongeluk tegen de kast belandde. [9]
Ook voor wat betreft het slaan van het hoofd van [slachtoffer 2] tegen de grond en het trappen en schoppen van de kinderen op 31 maart 2018 zal de rechtbank verdachte vrijspreken. [slachtoffer 2] verklaart dat hij niet meer weet of er geweld gebruikt is op 31 maart 2018 en [slachtoffer 3] verklaart er in het geheel niet over. Weliswaar verklaren [slachtoffer 1] en de moeder wel dat er meer geweld is gebruikt dan alleen het slaan op 31 maart 2018, maar daarbij merkt de rechtbank op dat uit de verklaring van [slachtoffer 1] niet eenduidig valt af te leiden of zij dit daadwerkelijk gezien heeft. Daarbij komt dat de verbalisanten die ter plaatse gingen ook geen letsel bij de kinderen geconstateerd. [10] Bij deze stand van zaken, waarbij de twee vermeende slachtoffers zelf niet verklaren over geweld en er geen letsel is geconstateerd, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte meer geweld heeft gebruikt dan alleen het slaan van beide kinderen op 31 maart 2018, hetgeen verdachte zelf heeft verklaard bij de politie. Weliswaar heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij niet 2 maar slechts 1 kind heeft geslagen op 31 maart 2018, maar de rechtbank gaat uit van zijn verklaring bij de politie.
Voor wat betreft het slaan (niet zijnde in de vorm van een corrigerende tik en het hiervoor besproken slaan op 31 maart 2018) en schoppen van de kinderen in zijn algemeenheid zal verdachte ook worden vrijgesproken, omdat ook hier teveel verklaringen recht tegenover elkaar staan. Zo verklaart de moeder dat alle kinderen zijn geschopt en geslagen door verdachte en verklaart [slachtoffer 1] dat zij zelf is geslagen en geschopt. Zij heeft echter niet zelf gezien dat de andere kinderen werden geslagen en/of geschopt en de andere kinderen verklaren ook niet dat verdachte hen of andere kinderen heeft geslagen en/of geschopt. Bij deze stand van zaken acht de rechtbank, mede gelet op hetgeen de rechtbank onder feit 1 heeft overwogen met betrekking tot de behoedzaamheid die moet worden gehanteerd bij het wegen van de verklaring van mevrouw [aangeefster] , onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte de kinderen heeft geslagen en geschopt, met uitzondering dus van de corrigerende tikken en het slaan op 31 maart 2018.
Tenlastegelegde periode
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is geweest van mishandelingen tussen 31 maart 2018 en 17 november 2019. Het dossier bevat daartoe geen aanknopingspunten. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dat deel van de tenlastelegging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 2
omstreeks de periode gelegen tussen 1 januari 2007 tot en met 31 maart 2018 te Renswoude en Achterberg telkens zijn kinderen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , heeft mishandeld door telkens
voornoemde personen te slaan tegen het hoofd en lichaam.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 2
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 2 jaren met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd hooguit bewezen kan worden dat verdachte tot 2013-2014 zijn kinderen wel eens een corrigerende tik heeft gegeven. Gelet op de geringe aard en ernst van die gedragingen en het tijdsverloop zou de op te leggen straf fors lager moeten zijn dan de vordering van de officier van justitie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn kinderen, waarbij de mishandeling bestond uit het geven van corrigerende tikken in de periode 2007 tot 2013-2014 en het slaan van twee van zijn kinderen op 31 maart 2018. Verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit van zijn kinderen geschonden. Jonge kinderen behoren door hun ouders beschermd te worden en in een veilige omgeving op te groeien. Zij zijn volledig afhankelijk van hun ouders en hebben niet de feitelijke mogelijkheid zich aan mishandelingen te onttrekken. Door het gebruik van corrigerende tikken en het slaan op 31 maart 2018 heeft verdachte een onveilige situatie gecreëerd. De rechtbank ziet de situatie op 31 maart 2018 wel als een eenmalig incident en zal dat meewegen bij de op te leggen straf.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het op naam van verdachte staand uittreksel justitiële documentatie van 18 mei 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van het psychologisch onderzoek van 18 februari 2021, opgesteld door psycholoog W.J.P. Gaertner. In dit rapport worden vele beschermende factoren bij verdachte geconstateerd. Zo beschikt hij over een bovengemiddeld intelligentieniveau en is hij opgegroeid in een stabiele gezinssituatie. Ook beschikt hij over empathisch vermogen, een eigen bedrijf, een groot sociaal netwerk en een relatie. Uit het psychologisch onderzoek blijkt tevens dat verdachte niet lijdt aan stoornissen of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er wordt geen interventieadvies gegeven.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder rekening gehouden met een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 18 februari 2021, opgesteld door F. van der Groep, reclasseringswerker. Verder heeft de heer [verdachte] zijn leven goed op orde: hij is directeur van een succesvol bedrijf, kent geen geldzorgen en heeft inmiddels weer goed contact met vier van zijn vijf kinderen. Als mogelijk beschermende factor zien wij de inmiddels in vrijwillig kader afgeronde behandeling bij De Waag. De heer [verdachte] beschikt inmiddels over meer en betere copingvaardigheden dan ten tijde van onderhavige feiten. Ten aanzien van de mishandeling (indien bewezen), ziet de reclassering geen mogelijkheden meer voor behandeling, daar die reeds is afgerond en de hulpverlening, gericht op de kinderen wordt voortgezet door SaVe. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. Zij achten interventies of toezicht niet nodig gezien het lage recidiverisico. Bovendien heeft verdachte in een vrijwillig kader een behandeling bij De Waag afgerond.
De straf
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. De oriëntatiepunten schrijven voor dat er in het geval van huiselijk geweld in beginsel geen geldboete wordt opgelegd. De rechtbank houdt rekening met deze oriëntatiepunten en met de straffen die voor dit soort feiten in soortgelijke situaties worden opgelegd.
De rechtbank houdt tevens rekening met het tijdsverloop en het feit dat verdachte heeft aangetoond dat hij zich op enig moment realiseerde dat hij moest stoppen met het geven van corrigerende tikken. Bovendien heeft verdachte 35 dagen in voorarrest moeten doorbrengen, waarvan 18 dagen in beperkingen. Die detentie heeft een grote impact gehad op het leven van verdachte. De rechtbank acht gelet op de bewezenverklaarde mishandelingen een taakstraf een passende strafmodaliteit. De rechtbank is – alles overwegende - van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 70 uren subsidiair 35 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest naar de maatstaf van 2 uren per dag, passend en geboden is. Dat betekent dat, gelet op de duur van het voorarrest, verdachte deze taakstraf niet hoeft uit te voeren.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak:
- Spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 en 3 tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde feit bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
-veroordeelt verdachte tot
taakstraf van 70 uren, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 35 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, mrs. R.L.M. van Opstal en A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.V.S. Adriaanse, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 juli 2021.
Mr. R.L.M. van Opstal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1hij, in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 mei 2010 tot en met 31 maart 2018 te Renswoude en/of Achterberg, althans in Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [slachtoffer 1] , geboren op [2004] , bestaande die ontucht uit het meermalen, althans éénmaal, (telkens) het- betasten van en/of duwen tegen de (al dan niet met kleding bedekte)borsten van die [slachtoffer 1] en/of- betasten van en/of wrijven over de (al dan niet met kleding bedekte)vagina, althans de schaamstreek, en/of de (al dan niet met kledingbedekte) billen en/of de (al dan niet met kleding bedekte) heup(en) vanvoornoemde [slachtoffer 1] en/of- aaien en/of wrijven over de (al dan niet met kleding bedekte) rug van die[slachtoffer 1] ;
( art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 mei 2010 tot en met 31 maart 2018 te Renswoude en/of Achterberg, althans in Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens) door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid zijn minderjarig kind [slachtoffer 1] , geboren op [2004] , (telkens) wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft hij, verdachte, (telkens)- (al dan niet met een washand) de (al dan niet met kleding bedekte)borsten van die [slachtoffer 1] betast en/of- (al dan niet met een washand) (over) de (al dan niet met kleding bedekte)vagina, althans de schaamstreek, en/of de (al dan niet met kledingbedekte) billen en/of de (al dan niet met kleding bedekte) heup(en) vanvoornoemde [slachtoffer 1] betast en/of gewreven en/of- over de (al dan niet met kleding bedekte) rug van die [slachtoffer 1] geaaiden/of gewreven en/of- die [slachtoffer 1] bekeken terwijl zij zich omkleedde en/of (deels)naakt was,bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid hieruit, dat hij, verdachte, (telkens) die [slachtoffer 1] tegen haar wil betaste/aanraakte en/of knuffelde en/of bekeek en/of (telkens) die [slachtoffer 1] onverhoeds betaste/aanraakte en/of knuffelde en/of bekeek en/of (telkens) die [slachtoffer 1] betaste/aanraakte nadat hij, verdachte, haar op zijn schoot had getrokken en/of (telkens) die [slachtoffer 1] hardhandig, althans met kracht, waste;
( art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2hij op of omstreeks de periode gelegen tussen 1 januari 2007 tot en met 7 november 2019 te Renswoude en/of Achterberg en/of Rhenen, althans in Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens) zijn kind(eren), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , en/of zijn echtgenote, te weten, [aangeefster] , althans één of meer perso(o)n(en), (al dan niet met een voorwerp) heeft mishandeld door (telkens)- één of meer van voornoemde perso(o)n(en) te slaan, schoppen en/of trappentegen het hoofd, benen en/of armen, althans het lichaam en/of- het hoofd van [slachtoffer 2] tegen de grond te slaan,waardoor deze letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebbenondervonden;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3hij op of omstreeks de periode gelegen tussen 1 januari 2007 tot en met 7 november 2019 te Renswoude en/of Achterberg en/of Rhenen, althans in Nederland, zijn (jonge) kind(eren), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft mishandeld, althans opzettelijk haar/zijn/hun gezondheid heeft benadeeld, door meermalen:— zijn echtgenote, te weten, [aangeefster] , te mishandelen en/of tevernederen, terwijl een of meer van voornoemde (jonge) kind(eren)hierbij aanwezig waren en/of deze mishandeling en/of vernederingheeft/hebben waargenomen en/of— een of meer van zijn voornoemde (jonge) kind(eren) te mishandelen en/ofte vernederen, terwijl een of meer van die andere voornoemde (jonge) kind(eren) hierbij aanwezig was/waren en/of deze mishandeling en/ofvernedering heeft/hebben waargenomen en/of— met (ook verbaal) geweld een of meer goederen (in de woning) tevernielen, althans geweld tegen goederen te gebruiken, terwijl een ofmeer van voornoemde (jonge) kind(eren) hierbij aanwezig was/waren en/ofdit heeft/hebben waargenomen.
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2019322995, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 286. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 juni 2021.
3.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 10 november 2019, pagina 75.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , ongenummerd.
5.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 14 november 2019, pagina 91.
6.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 8 november 2019, pagina 67.
7.Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 31 maart 2018, pagina 163.
8.Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , pagina 92.
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 juni 2021.
10.Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] van 31 maart 2018, pagina 165.