ECLI:NL:RBMNE:2021:2855

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
UTR 21/418-T
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over omgevingsvergunning voor de bouw van een supermarkt met strijdigheid met bestemmingsplan

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 2 juli 2021, wordt de omgevingsvergunning voor de bouw van een nieuw pand voor een supermarkt beoordeeld. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt heeft een omgevingsvergunning verleend voor de bouw, maar de rechtbank oordeelt dat het college niet heeft onderkend dat het gebruik van de verdieping als kantoor en kantine in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank stelt het college in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen door een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Het college krijgt hiervoor acht weken de tijd. Eiseres, die bezwaar heeft gemaakt tegen de omgevingsvergunning, krijgt de gelegenheid om te reageren op de nieuwe beslissing van het college. De rechtbank benadrukt dat het college de keuze om af te wijken van het bestemmingsplan moet motiveren en dat het gebruik van de verdieping niet zonder meer is toegestaan. De uitspraak is van belang voor de rechtsbescherming van belanghebbenden in omgevingsrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/418-T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , gevestigd in [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. V.J. Leijh),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt(het college), verweerder
(gemachtigde: mr. C. Janssen).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[derde-partij] B.V.(vergunninghouder), gevestigd in [vestigingsplaats]
(gemachtigde: W.J.M. Loomans).

Inleiding

Vergunninghouder is eigenaar van het perceel [adres] in [vestigingsplaats] (het perceel). Op het perceel was eerder een Lidl gevestigd, deze is eind 2018 verhuisd. Omdat het bestaande pand op het perceel te zwaar gedateerd en verouderd was heeft vergunninghouder dit gesloopt. Zij heeft het voornemen om op het perceel een nieuw pand te bouwen waarin zich weer een supermarkt kan vestigen. Om een nieuw pand te mogen bouwen heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning nodig. Zij heeft hiervoor bij het college een aanvraag ingediend.
Met een besluit van 11 juni 2020 heeft het college met toepassing van een zogenaamde binnenplanse afwijking aan vergunninghouder de door haar aangevraagde omgevingsvergunning (de omgevingsvergunning) verleend. Eiseres is eigenaar van een garagebox naast het perceel en voor een 19/733e onverdeeld aandeel eigenaar van het binnenterrein achter het perceel. Zij heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning.
Met een besluit van 24 september 2020 heeft het college aan vergunninghouder een gewijzigde omgevingsvergunning (de gewijzigde omgevingsvergunning) verleend, waarbij een aantal documenten met betrekking tot de constructie is gewijzigd. Ook tegen de gewijzigde omgevingsvergunning heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Met een besluit van 14 december 2020 (het bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en de gewijzigde omgevingsvergunning na heroverweging in stand gelaten.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 mei 2021. Namens eiseres was hierbij [A] aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Ook de gemachtigde van het college was aanwezig. Namens vergunninghouder waren [B] en [C] aanwezig. Zij werden bijgestaan door de gemachtigde van vergunninghouder.

Overwegingen

Waarover oordeelt de rechtbank in deze uitspraak?
1. De rechtbank geeft in deze uitspraak een oordeel over de besluiten van het college om aan vergunninghouder de gewijzigde omgevingsvergunning te verlenen en om de gewijzigde omgevingsvergunning met het bestreden besluit in stand te laten. Deze uitspraak gaat dus niet over de (eventuele) verdere uitbreiding van de supermarkt. Deze (eventuele) uitbreiding ligt nu niet ter toetsing aan de rechtbank voor. Tegen (eventuele) besluiten van het college over die uitbreiding kan eiseres afzonderlijk rechtsmiddelen aanwenden. De rechtbank is met het college van oordeel dat niet valt in te zien waarom een gefaseerde wijze van aanvragen door vergunninghouder niet geoorloofd zou zijn.
2. Partijen kunnen tot 10 dagen voor de zitting nadere stukken indienen [1] . Vergunninghouder heeft slechts een aantal dagen voor de zitting, namelijk op 17 mei 2021, nog nadere stukken bij de rechtbank ingediend. Gelet op de goede procesorde laat de rechtbank deze stukken bij haar beoordeling buiten beschouwing.
Wat is het toetsingskader?
3. Op het perceel is de beheersverordening ‘De Bilt 2’ (de beheersverordening) van toepassing. Het perceel valt op grond van de beheersverordening in ‘deelgebied 2’. Op de gronden binnen dit deelgebied wordt het beheer van het bestaande gebruik, waaronder mede bouwen is begrepen, bepaald door toepassing van de verbeelding en planregels die zijn opgenomen in het bestemmingsplan ‘Brandenburg 2004 Deelgebied 2’ (het bestemmingsplan) of door de na inwerkingtreding van het bestemmingsplan onherroepelijk geworden besluiten bij of krachtens de artikelen 15 en 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), dan wel artikel 3.22 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), dan wel artikel 2.12 Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo), één en ander zoals blijkt uit het gemeentelijk bouwarchief [2] . Volgens de verbeelding van het bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming ‘Winkels’. Binnen deze bestemming zijn detailhandel en bergingen op de begane grond, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen toegestaan [3] .
Beoordeling van het geschil
4. Partijen zijn het er over eens, en de rechtbank stelt ook vast, dat de bouw van de supermarkt – met deze bouwhoogte en met een bebouwingspercentage van 100% – onder het bestaande gebruik als bedoeld in de beheersverordening valt. Het college had bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen dus geen gebruik hoeven maken van de aan hem gegeven binnenplanse bevoegdheid om af te wijken van de bebouwingsvoorschriften uit het bestemmingsplan.
5. Ook zijn partijen het er over eens dat het kantoor en de kantine die volgens het bouwplan op de eerste verdieping zullen worden gerealiseerd ondersteunende ruimten voor de detailhandel op de begane grond zijn. Partijen verschillen echter van mening of dit gebruik van de eerste verdieping op grond van de beheersverordening is toegestaan.
6. De inmiddels gesloopte supermarkt had ook een eerste verdieping. Hiervoor heeft het college op 23 februari 1995 een bouwvergunning verleend. Het bestemmingsplan is circa tien jaar later in werking getreden. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat het bestaande gebruik voor de eerste verdieping van de nieuw te bouwen supermarkt wordt bepaald door toepassing van de verbeelding en planregels die zijn opgenomen in het bestemmingsplan. De rechtbank stelt vast dat in het bestemmingsplan alleen is bepaald welk gebruik op de begane grond is toegestaan. In de planregels is niets bepaald over het gebruik van een eerste verdieping op dit perceel. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat het bestemmingsplan geen gebruik op een eerste verdieping toestaat en het gebruik van de eerste verdieping voor ondersteunende ruimten voor de te bouwen supermarkt dus in strijd is met de beheersverordening.
7. De rechtbank kan het standpunt van vergunninghouder dat het gebruik van de eerste verdieping voor ondersteunende ruimten impliciet zou zijn vergund met een artikel 19-besluit uit 2009 en daarom niet in strijd is met de beheersverordening niet volgen. Zoals het college op de zitting heeft toegelicht, ziet de in 2009 verleende vergunning alleen op het vergroten van de begane grond tot een bebouwingspercentage van 100%. Dat de eerste verdieping wel als bestaand bouwwerk op de bouwtekeningen bij de vergunning uit 2009 staat maakt dit niet anders.
8. De conclusie van het voorgaande is dat het gebruik van de verdieping als kantoor en kantine van de supermarkt in strijd is met de beheersverordening. Het college heeft dit in het bestreden besluit niet onderkend en voor dit strijdige gebruik geen omgevingsvergunning verleend. Daarom is het beroep van eiseres gegrond.
Hoe nu verder?
9. De rechtbank stelt vast dat het college de bevoegdheid heeft om een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruik van een bouwwerk in strijd met de beheersverordening [4] . Het college is niet verplicht om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Als het college van mening is dat de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt aangevraagd in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, kan hij ervoor kiezen om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. De rechtbank kan het bestreden besluit daarom niet met toepassing van artikel 6:22 van de Awb in stand laten. De rechtbank kan er namelijk niet zonder meer van uitgaan dat belanghebbenden niet zullen worden benadeeld door de keuze die het college hierin zal maken. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen.
10. De rechtbank ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Dat herstellen kan uitsluitend met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te kunnen herstellen zal het college met inachtneming van de hierboven opgenomen overwegingen moeten besluiten of hij wel of geen gebruik maakt van zijn bevoegdheid om voor het gebruik van de verdieping van de supermarkt een omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteit afwijken van de beheersverordening. Het college zal deze keuze (inzichtelijk) moeten motiveren. Daarbij zal het college ook moeten ingaan op het standpunt van eiseres dat sprake is van een evident privaatrechtelijke belemmering waardoor de aanvraag van vergunninghouder buiten behandeling gesteld had moeten worden. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
11. Het college moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, aan de rechtbank meedelen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het college gebruik heeft gemaakt van de herstelmogelijkheid, zal de rechtbank eiseres en vergunninghouder in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
12. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
13. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het college op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het college in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De beslissing is uitgesproken op 2 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is niet in de gelegenheid
de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 3 van de regels van de beheersverordening.
3.Artikel 6 van de planregels van het bestemmingsplan.
4.Artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2O, van de Wabo, in samenhang met artikel 4, aanhef en onderdeel 9, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor).