ECLI:NL:RBMNE:2021:2851
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake openbaarmaking Wob-verzoek
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. L.J. Blijdorp, had de minister van Buitenlandse Zaken als verweerder. Het verzoek was gericht op de openbaarmaking van documenten in het kader van een Wob-verzoek, dat door de minister niet in behandeling was genomen. Verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 27 augustus 2020, waarin de minister aangaf het Wob-verzoek niet te behandelen. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 2 december 2020, waartegen verzoeker beroep had ingesteld.
De voorzieningenrechter overwoog dat verzoeker vrijstelling van griffierecht kreeg, maar dat er geen spoedeisend belang was voor de gevraagde voorlopige voorziening. De rechter benadrukte dat een verzoek om voorlopige voorziening voor openbaarmaking van documenten niet snel wordt toegewezen, omdat dit een onomkeerbaar karakter heeft. Verzoeker had niet aangetoond dat er een zeer zwaarwegend spoedeisend belang was dat onmiddellijke openbaarmaking vereiste. De voorzieningenrechter concludeerde dat het publieke belang niet zo urgent was dat de uitspraak in de bodemzaak niet kon worden afgewacht. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak werd gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. S. Westerhof. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.