ECLI:NL:RBMNE:2021:2848

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2021
Publicatiedatum
2 juli 2021
Zaaknummer
UTR 20/3871
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende zorg- en huurtoeslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr. F. Folkers, en de Belastingdienst/Toeslagen. Verzoeker had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van de Belastingdienst, waarin het bezwaar van verzoeker tegen de definitieve berekening van de zorg- en huurtoeslag voor 2019 ongegrond was verklaard. Na een herziening van de berekening door de Belastingdienst op 5 maart 2021, heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de Belastingdienst in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop de Belastingdienst akkoord ging met de vergoeding van één punt voor het indienen van het beroepschrift.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de Belastingdienst tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 534,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en de Belastingdienst is verplicht het door verzoeker betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3871

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker(gemachtigde: mr. F. Folkers),

en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 30 juni 2020 (primair besluit) heeft verweerder de zorg- en huurtoeslag van verzoeker voor 2019 definitief berekend.
In het besluit van 16 september 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
In het besluit van 5 maart 2021 heeft verweerder de definitieve berekening van de zorg- en huurtoeslag voor 2019 in het voordeel van verzoeker herzien.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat hij akkoord gaat met het vergoeden van één punt voor het indienen van het beroepschrift.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 534,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 534,- met een wegingsfactor 1).
5. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 534,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. De beslissing is uitgesproken op 28 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.