ECLI:NL:RBMNE:2021:2848
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende zorg- en huurtoeslag
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr. F. Folkers, en de Belastingdienst/Toeslagen. Verzoeker had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van de Belastingdienst, waarin het bezwaar van verzoeker tegen de definitieve berekening van de zorg- en huurtoeslag voor 2019 ongegrond was verklaard. Na een herziening van de berekening door de Belastingdienst op 5 maart 2021, heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de Belastingdienst in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop de Belastingdienst akkoord ging met de vergoeding van één punt voor het indienen van het beroepschrift.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de Belastingdienst tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 534,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en de Belastingdienst is verplicht het door verzoeker betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.