ECLI:NL:RBMNE:2021:2829

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
07/660169-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de tbs-maatregel met één jaar wegens nieuwe strafbare feiten en overplaatsing naar een andere inrichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juni 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van de betrokkene, die in 2013 ter beschikking was gesteld na een veroordeling voor diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, die zich aan het einde van zijn tbs-traject bevond, recentelijk was aangehouden voor mogelijke betrokkenheid bij een dodelijke schietpartij en het bezit van vuurwapens. Dit heeft geleid tot een herbeoordeling van zijn situatie en het recidivegevaar, dat nu als matig tot hoog wordt ingeschat. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de tbs met twee jaar te verlengen, afgewezen en in plaats daarvan besloten om de maatregel met één jaar te verlengen. Dit besluit is genomen in het belang van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het advies van de inrichting en de deskundigen, die hebben aangegeven dat de betrokkene nog steeds lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en dat er een risico bestaat op recidive. De rechtbank heeft ook besloten dat de betrokkene zal worden overgeplaatst naar een andere inrichting, omdat het vertrouwen van de huidige inrichting in hem is geschaad. De rechtbank zal over een jaar opnieuw worden geïnformeerd over de voortgang van de betrokkene in de nieuwe inrichting en het verloop van de strafzaak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 07/660169-12 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 21 juni 2021
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 januari 2013 waarbij de betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege wegens, kort gezegd, diefstal met geweld in vereniging;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 9 mei 2013;
  • de beslissing van deze rechtbank van 17 mei 2019, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met twee jaar;
  • de beslissing van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 september 2019, waarbij de beslissing van de rechtbank van 17 mei 2019 is bevestigd;
  • de vordering van de officier van justitie van 26 april 2021, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van [verblijfplaats] van 12 april 2021, opgemaakt door [A] (hoofd van de inrichting), [B] (hoofd behandeling), [C] (plaatsvervangend manager behandelzaken) en [D] (psychiater), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar;
  • het Pro Justitia-rapport van 16 februari 2021, opgemaakt door [E] , psychiater;
  • het Pro Justitia-rapport van 11 maart 2021, opgemaakt door [F] , psycholoog;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode vierde kwartaal van 2019 tot en met het eerste kwartaal van 2020;
  • voortgangsverslagen over de periode 1 augustus 2020 tot en met 6 januari 2021;
  • het afloopbericht toezicht Voortijdige negatieve beëindiging van reclassering Nederland van 9 februari 2021, opgemaakt door [G] , reclasseringswerker;
  • de melding bijzonder voorval TBS van 9 februari 2021;
  • het bevel schorsing voorlopige hechtenis van deze rechtbank van 22 maart 2021;
  • de overige stukken van het de betrokkene betreffende dossier.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 7 juni 2021 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. E. ter Braak;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, advocaat te Haarlem;
- de aan de kliniek verbonden deskundige, mevrouw [B] .

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. Dit rapport houdt, kort weergegeven, het volgende in.
Bij betrokkene is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en cannabismisbruik (in remissie onder toezicht). Betrokkene had sinds oktober 2019 transmuraal verlof en woonde in een trainingswoning van de kliniek in [plaatsnaam] . Het contact met de reclassering verliep goed. In april 2020 is betrokkene verhuisd naar een in dezelfde buurt gelegen zelfstandige woning. Hij functioneerde stabiel, waarbij hij drie dagen in de week werkte. De antisociale problematiek was weinig zichtbaar. Er was goed en regelmatig contact met het behandelteam en hij hield zich aan het gebiedsverbod. Per 1 augustus 2020 was het proefverlof ingegaan. Door het ogenschijnlijk positieve beloop van het proefverlof werd door de reclassering en de onafhankelijke rapporteurs voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel geadviseerd. Dit was ook de insteek van de kliniek, totdat betrokkene op 8 februari 2021 werd aangehouden in verband met mogelijke betrokkenheid bij een dodelijke schietpartij. Bij zijn aanhouding in het huis van zijn vriendin in Amsterdam werden twee vuurwapens aangetroffen. Het lijkt aannemelijk dat betrokkene zich heeft opgehouden in een crimineel milieu. Dit heeft hij niet besproken met de reclassering of de kliniek. Het bericht over de aanhouding kwam als een schok, omdat uit de laatste risicoprognose een risico van laag tot matig bleek. Op 22 maart 2021 is de voorlopige hechtenis van betrokkene geschorst en op 25 maart 2021 is hij in [verblijfplaats] geplaatst. Het vertrouwen van [verblijfplaats] is te veel geschaad door het gebrek aan openheid van betrokkene, zodat hij geen resocialisatie meer kan volgen bij deze kliniek. De kliniek heeft geadviseerd om de tbs-maatregel te verlengen met twee jaar omdat het strafrechtelijk onderzoek nog geruime tijd zal duren en een nieuwe behandel- dan wel resocialisatiepoging door een andere kliniek gedaan moet worden.
De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de inrichting toegelicht en daarbij het volgende aangegeven.
Het vertrouwen in het weer kunnen opstarten van een passend traject met betrokkene bij [verblijfplaats] is erg klein, daarom zal hij worden overgeplaatst. Dat is ook in het belang van betrokkene zelf: bij een andere kliniek krijgt hij een nieuwe kans. Het is een onbevredigende zitting, omdat er op dit moment geen prognose over de komende periode gegeven kan worden. Er moet een nieuwe koers ingezet worden als de strafzaak is afgedaan.

4.Het standpunt van de niet aan de inrichting verbonden deskundigen

De deskundigen concluderen dat er bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis, te weten een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Daarnaast is sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis. Oorspronkelijk werd het recidiverisico op matig geschat en leek hij op weg naar een positieve afronding van de tbs-maatregel. Door zijn aanhouding voor mogelijke betrokkenheid bij een levensdelict en/of vuurwapenbezit moet het risico worden bijgesteld naar matig tot hoog. Betrokkene is kennelijk in staat om in de breedte een goede indruk te maken, maar gelijktijdig zich bezig te houden met verontrustende zaken als wapenbezit. De deskundigen hebben geadviseerd om de tbs-maatregel te verlengen. De psychiater kan geen advies geven over de duur hiervan. De psycholoog heeft geadviseerd om te verlengen met één jaar, waarbij tevens is opgemerkt dat een verlenging van twee jaar mogelijk passender is, maar dat dit afhangt van de incidentanalyse en het strafrechtelijk beloop ten aanzien van de nieuwe feiten.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar gehandhaafd.

6.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft gepleit voor een verlenging van de maatregel voor de duur van een jaar. Daartoe is aangevoerd dat de nieuwe kliniek betrokkene beter zal willen leren kennen en daarom bij de volgende verlengingszitting waarschijnlijk een verlenging van twee jaar zal vragen. Betrokkene zal dus nog minstens drie jaar een tbs-maatregel hebben. In drie jaar kan hij veel laten zien. Het is nu een onbevredigende zitting omdat er onvoldoende informatie voorhanden is. Volgend jaar kan de rechtbank geïnformeerd worden over de afloop van de strafzaak en over hoe het met betrokken gaat in de nieuwe kliniek.

7.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 januari 2013 veroordeeld voor kort gezegd, diefstal met geweld in vereniging.
Het hof heeft daarin overwogen dat de opgelegde terbeschikkingstelling niet is gemaximeerd.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies en de Pro Justitia-rapportages blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis.
Het recidivegevaar bij beëindiging van de maatregel kan in verband met de aanhouding voor nieuwe strafbare feiten niet goed worden ingeschat, maar is in elk geval matig tot hoog.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies en de rapportages van de deskundigen te twijfelen en neemt deze over.
Verlenging
Gelet op het advies van de inrichting en de niet aan de inrichting verbonden deskundigen en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling vereist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit het verlengingsadvies en de rapportages komt naar voren dat betrokkene goed op weg was naar een voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel. Hij is echter voor mogelijke betrokkenheid bij een levensdelict en/of vuurwapenbezit aangehouden. Betrokkene heeft zich blijkbaar met deze verontrustende zaken kunnen bezig houden, zonder dat de inrichting of de reclassering hiervan op de hoogte was.
De komende periode zal betrokkene worden overgeplaatst naar een andere inrichting, omdat het vertrouwen van [verblijfplaats] te veel is geschaad. Bij de nieuwe inrichting zal een incidentanalyse moeten plaatsvinden. Daarnaast zal de uitkomst van het strafrechtelijk onderzoek moeten worden afgewacht.
Het uitgangspunt van de rechtbank is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar, de terbeschikkingstelling – behoudens bijzondere omstandigheden – verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar.
De rechtbank stelt op basis van het verlengingsadvies en de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting en de rapportages vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen. Niettemin is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die een verlenging met één jaar eisen. Over het verloop van de strafzaak en over de nieuwe inrichting waar betrokkene geplaatst zal worden is op dit moment niets bekend. Gelet op het feit dat betrokkene zich aan het eind van zijn tbs-traject bevond, acht de rechtbank het noodzakelijk om reeds over een jaar te worden geïnformeerd over hoe het met betrokkene gaat in de nieuwe inrichting, de uitkomsten van de incidentanalyse en het verloop van de strafzaak.
De rechtbank zal daarom de maatregel met één jaar verlengen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van
[betrokkene]met een jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. D.S. Terporten-Hop en A.M. Loots, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2021.
De griffier is buiten staat de beslissing mede te ondertekenen.