ECLI:NL:RBMNE:2021:2826

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
07/662047-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege en aanhouding van de beslissing over voorwaardelijke beëindiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juni 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, die in 2014 ter beschikking was gesteld na veroordeling voor ernstige misdrijven, waaronder diefstal met geweld en afpersing. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de tbs-maatregel met een jaar te verlengen, toegewezen. De rechtbank heeft daarbij gelet op het verlengingsadvies van de inrichting, waaruit blijkt dat de betrokkene een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis heeft, maar dat er positieve ontwikkelingen zijn in zijn behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het recidiverisico bij beëindiging van de tbs-maatregel als laag tot matig wordt ingeschat, afhankelijk van de context waarin de betrokkene zich bevindt. De rechtbank heeft de beslissing over de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aangehouden voor maximaal drie maanden, in afwachting van een maatregelenrapport van de reclassering. Dit rapport moet inzicht geven in de mogelijkheden en voorwaarden voor een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel. De rechtbank benadrukt dat de uiteindelijke beslissing over de beëindiging van de tbs-maatregel afhankelijk is van de inhoud van dit rapport.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 07/662047-12 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 21 juni 2021
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ( [.] ),
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 mei 2014 waarbij de betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege vanwege (kort gezegd) diefstal met geweld, afpersing, verboden vuurwapenbezit en poging diefstal met braak;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 12 juni 2015;
  • de beslissing van deze rechtbank van 8 juni 2020, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met een jaar;
  • de vordering van de officier van justitie van 22 april 2021, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar;
  • het verlengingsadvies van 13 april 2021 van [naam instelling] , opgemaakt door [A] (hoofd van de inrichting), [B] (hoofd behandeling), [C] (manager behandelzaken) en [D] (psychiater), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode april 2020 tot en met februari 2021;
  • de overige stukken van het de betrokkene betreffende dossier.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 7 juni 2021 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. E. ter Braak;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te ‘s-Gravenhage;
- de aan de kliniek verbonden deskundige, de heer [B] .

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport met verlengingsadvies. Dit rapport houdt, kort weergegeven, het volgende in.
Bij betrokkene is sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale kenmerken, ADHD en stoornissen in het gebruik van cannabis, alcohol en een stimulantium. Betrokkene doet actief zijn best om geen drugs te gebruiken. Er is sprake van een positieve ontwikkeling in de behandeling en hij toont besef van zijn kwetsbaarheden. Zijn onbegeleide verloven verlopen goed. Op 29 juli 2019 is betrokkene overgeplaatst naar de resocialisatieafdeling. Met deze overgang had betrokkene moeite, maar na enkele weken heeft hij zijn draai gevonden. Zijn persoonlijkheidsproblematiek is verbleekt. Ondanks zijn ADHD is hij beter in staat om impulsen onder controle te houden en na te denken over de langetermijneffecten van zijn gedrag. Er is weinig sprake van zucht naar middelen. Het recidiverisico bij beëindiging van de tbs-maatregel wordt geschat op matig, afhankelijk van de context waarin betrokkene verblijft. Bij een betaalde baan, structuur, voldoende inkomen, een beschermend netwerk en indien hij abstinent blijft van middelen, is het recidiverisico laag. Maar als de spanningen oplopen binnen bijvoorbeeld zijn netwerk of er sprake is van financiële tegenslag, bestaat de kans dat betrokkene overgaat tot het plegen van een vermogensdelict. Het meest opvallende aan zijn gedrag de afgelopen maanden is dat hij zich bij tegenslag ‘puberaal’ kan gedragen door uit de samenwerking te gaan. Er is met betrokkene besproken dat hij meer dan de 12 uur die hij nu werkt, moet gaan werken. Vervolgens heeft betrokkene zich actief opgesteld, maar dit heeft nog niet geleid tot een nieuwe baan. Sinds maart 2020 heeft betrokkene een transmurale verlofmachtiging. Door de coronamaatregelen heeft hij daar pas vanaf juni 2020 gebruik van kunnen maken. Sinds september 2020 verblijft hij volledig in een trainingswoning. De komende periode zal in het teken staan van steeds meer verzelfstandiging en geleidelijk toewerken naar een voorwaardelijke beëindiging van de TBS-maatregel. Er is contact gelegd met de reclassering in het kader van het Forensisch Psychiatrisch Toezicht. Het voornemen is om in de eerste helft van 2021 over te gaan naar proefverlof. Ook is betrokkene reeds ingeschreven voor een kliniekwoning in [plaatsnaam 1] of [plaatsnaam 2] .
De inrichting heeft geadviseerd om de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege met één jaar te verlengen.
De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de inrichting toegelicht en daarbij aangegeven dat betrokkene bovenaan op de wachtlijst staat voor een eigen woning. Betrokkene vindt het zoeken en vinden van een betaalde baan moeilijk. De inrichting wil dat betrokkene bij een potentiële werkgever aangeeft dat hij een TBS-maatregel opgelegd heeft gekregen. Betrokkene moet meer doorzettingsvermogen krijgen en niet na een paar afwijzingen opgeven. De laatste fase van zijn TBS-maatregel is van belang om te laten zien dat hij zich staande kan houden in de echte wereld. Het afgelopen jaar heeft hij redelijk stabiel gefunctioneerd. Rond september 2021 zal gestart worden met de aanvraag van het proefverlof. Bij een voorwaardelijke beëindiging is er niet een acuut gevaar voor herhaling.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met één jaar gehandhaafd.

5.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht om de beslissing ten aanzien van de verpleging van overheidswege aan te houden voor het door de reclassering doen opmaken van een maatregelenrapport. Vorig jaar is aan betrokkene het vooruitzicht geboden dat toegewerkt zou worden naar een voorwaardelijke beëindiging. Bij een voorwaardelijke beëindiging van de TBS-maatregel is er geen acuut gevaar voor recidive. Het indexdelict is onder specifieke omstandigheden tot stand gekomen en dat kan door de reclassering goed gemonitord worden. De reclassering stelt niet als voorwaarde bij sollicitaties dat betrokkene zijn TBS-status moet vermelden. De kans op betaald werk voor betrokkene wordt daardoor groter.

6.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 mei 2014 veroordeeld voor, kort gezegd, diefstal met geweld, afpersing, verboden vuurwapenbezit en poging diefstal met braak.
Het hof heeft daarin overwogen dat de opgelegde terbeschikkingstelling niet is gemaximeerd.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale kenmerken. Deze stoornis is inmiddels verbleekt. Daarnaast is sprake van ADHD en stoornissen in het gebruik van cannabis, alcohol en een stimulantium.
Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als laag of matig ingeschat, afhankelijk van de context waarin hij op dat moment verblijft.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies te twijfelen en neemt dit over.
Verlenging
Gelet op het advies van de inrichting en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit het verlengingsadvies komt naar voren dat betrokkene sinds september 2020 in een trainingswoning verblijft en dat dit goed gaat. De komende periode zal hij steeds meer zelfstandig moeten worden en zal hij naar een eigen woning (omklapwoning) gaan verhuizen. De reclassering is al lange tijd betrokken in het kader van het Forensisch Psychiatrisch Toezicht en het proefverlof zal worden aangevraagd. Tijdens de vorige verleningszitting is aangekondigd dat – bij stabiel functioneren van betrokkene – het niet ondenkbaar is dat halverwege 2021 een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege in beeld komt. Door de deskundige is bevestigd dat betrokkene afgelopen jaar stabiel gefunctioneerd heeft.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de mogelijkheid en wenselijkheid van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege onderzocht moeten worden. Door de reclassering dient derhalve een rapport te worden opgesteld, waarin over die mogelijkheid en de voorwaarden voor een eventuele voorwaardelijke beëindiging van verpleging van overheidswege wordt geadviseerd (een maatregelenrapport).
De rechtbank benadrukt dat dit niet betekent dat de rechtbank te zijner tijd zal beslissen de TBS-maatregel voorwaardelijk te beëindigen; de beslissing daarover is mede afhankelijk van de inhoud van het door de reclassering uit te brengen maatregelenrapport.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en gezien het bepaalde in artikel 6:6:13 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering, zal de rechtbank de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege verlengen met één jaar en de definitieve beslissing over de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aanhouden voor een periode van maximaal 3 maanden, in afwachting van het maatregelenrapport van de reclassering.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van
[betrokkene]met een jaar;
  • houdt de definitieve beslissing over de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aan voor maximaal 3 maanden;
  • stelt de stukken in handen van de officier van justitie en verzoekt de officier van justitie zorg te dragen voor het laten onderzoeken van de mogelijkheid van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege en erop toe te zien dat daaromtrent het maatregelenrapport door de reclassering wordt opgesteld en tijdig voorafgaand aan de volgende zitting aan het dossier zal worden toegevoegd;
- beveelt de oproeping van betrokkene, zijn raadsman, de deskundige, alsmede van de reclassering en de kliniek tegen dat tijdstip.
Deze beslissing is genomen door mr. A.M. Loots, voorzitter, mrs. D.S. Terporten-Hop en H. den Haan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2021.
De griffier is buiten staat om de beslissing mede te ondertekenen.