ECLI:NL:RBMNE:2021:2820

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
21/157
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. Cakal. De zaak betreft een bestuursrechtelijk geschil waarbij verzoekster in beroep is gegaan tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genomen op 11 december 2020. Na het indienen van het beroep heeft verweerder op 8 april 2021 aangegeven dat hij terugkomt op het eerdere besluit en dit intrekt. Vervolgens heeft verweerder op 29 maart 2021 een nieuwe beslissing op het bezwaar genomen, waardoor verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek van verzoekster om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 534,-, wat bestaat uit 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor van 1. Daarnaast is bepaald dat verweerder ook het griffierecht aan verzoekster moet betalen, conform artikel 8:41, zevende lid van de Awb.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 534,- aan proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door rechter mr. R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/157

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. S. Cakal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 8 april 2021 medegedeeld bereid te zijn om het griffierecht en de kosten voor het indienen van een beroepschrift te vergoeden.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 11 december 2020 een besluit genomen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Op 8 april 2021 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 11 december 2020 en dat hij dit besluit intrekt. Op 29 maart 2021 heeft verweerder een nieuwe beslissing op het bezwaar genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 534,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van
€ 534,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen. Dat volgt uit
artikel 8:41, zevende lid van de Awb. Verzoekster zal zich hiervoor dus tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 534,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.