ECLI:NL:RBMNE:2021:2813
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure ongegrond verklaard
In deze wrakingszaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 25 juni 2021 het verzoek tot wraking van mr. L.A. Banga ongegrond verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend door een verzoeker die zich benadeeld voelde in een bestuursrechtelijke procedure tegen het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. De verzoeker stelde dat de rechter partijdig was en de procedure onterecht had vertraagd door verweerder meerdere kansen te geven om een verweerschrift in te dienen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de vertraging in de procedure te wijten was aan de coronapandemie en dat de rechter gebruik had gemaakt van haar bevoegdheid om stukken op te vragen om een volledig beeld van de zaak te krijgen. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De beslissing van de rechter om de procedure op deze manier te behandelen was een procesbeslissing en niet een blijk van partijdigheid. De wrakingskamer concludeerde dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was en verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond. De procedure van de verzoeker met zaaknummer UTR 20/80 WOB V105 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.