ECLI:NL:RBMNE:2021:2812

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
522656 / HA RK 21-131
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ongegrond verklaard; geen blijk van vooringenomenheid door de rechter

In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 25 juni 2021 uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van verzoeker tegen mr. M.E.A. Braeken. Het wrakingsverzoek werd ingediend omdat verzoeker zich onvoldoende voorbereid voelde op de zitting die op 2 juni 2021 plaatsvond. Verzoeker stelde dat hij pas een half uur voor de zitting op de hoogte was gesteld en dat hij zich daardoor overrompeld voelde. Hij was van mening dat de online zitting, die plaatsvond in het kader van de Covid-19 maatregelen, niet recht deed aan zijn zaak en weigerde met de rechter in gesprek te gaan.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard. De rechter heeft volgens de wrakingskamer geen blijk gegeven van vooringenomenheid of partijdigheid. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter op de zitting met verzoeker in gesprek wilde gaan over de gang van zaken en dat de rechter niet verantwoordelijk was voor de situatie waarin verzoeker zich bevond. De wrakingskamer benadrukte dat de online zittingen noodzakelijk waren vanwege de coronamaatregelen en dat dit op zichzelf geen grond voor wraking opleverde. De wrakingskamer heeft ook geen aanleiding gezien om een wrakingsverbod op te leggen, aangezien verzoeker niet blijk gaf van de intentie om de procedure te frustreren.

De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 522656 / HA RK 21-131
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
25 juni 2021
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker],
verblijvende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker),
advocaat: mr. J.A. Neslo, advocaat te Almere.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 2 juni 2021 met daarin opgenomen het wrakingsverzoek van verzoeker gericht tegen mr. M.E.A. Braeken;
- de schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek van mr. M.E.A. Braeken van 9 juni 2021.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 11 juni 2021 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling zijn verzoeker en mr. Neslo verschenen. Mr. Braeken is met bericht van verhindering niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. M.E.A. Braeken als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer C/16/521836 / FZ RK 21-110. Op 2 juni 2021 stond de mondelinge behandeling gepland van het verzoek van de officier van justitie om een zorgmachtiging voor verzoeker te verlenen op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.
2.2.
Verzoeker legt aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag dat hij onvoldoende tijd heeft gekregen om zich met zijn advocaat voor te bereiden op de zitting. Hij werd een half uur voor aanvang van de zitting wakker gemaakt en voelde zich volledig overrompeld. De e-mail die de dag voor de zitting aan hem was verstuurd, had hij niet gezien. Hij was er dus niet van op de hoogte dat het verzoek van de officier van justitie die dag behandeld zou worden. Verzoeker meent dat hij zich had moeten kunnen voorbereiden en zich mentaal op de zitting had moeten kunnen instellen. Door de ad hoc gang van zaken was dit voor hem niet mogelijk. Voorts meent verzoeker dat een online zitting geen recht doet aan zijn zaak. Daarom heeft hij niet met de rechter in gesprek willen gaan.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie geeft zij aan dat een verzoek van de officier van justitie om een zorgmachtiging te verlenen binnen drie weken op zitting wordt behandeld en de advocaat van betrokkene en de instelling een week voor de zitting hiervan op de hoogte worden gesteld. De advocaat van verzoeker heeft op de zitting toegelicht dat het haar maar een half uur voor de zitting was gelukt om verzoeker aan de telefoon te krijgen, omdat hij nog sliep. De rechter wilde met verzoeker in gesprek. Het door verzoeker gestelde tekort aan voorbereidingstijd had besproken kunnen worden en er had gekeken kunnen worden of er een mogelijkheid was om de zaak op een ander tijdstip te laten plaatsvinden. Verzoeker liep echter meteen weg en wilde niet in gesprek, omdat een behandeling via Skype door hem niet als rechtsgeldig wordt gezien. Mondelinge behandelingen vinden sinds april vorig jaar als gevolg van de Covid-19 pandemie plaats via Skype. Het houden van een fysieke zitting is op dit moment daardoor niet mogelijk. Van enige vooringenomenheid of partijdigheid jegens verzoeker is volgens de rechter geen sprake.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht partijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn of haar overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
De wrakingskamer is van oordeel dat de rechter geen blijk heeft gegeven van enige vooringenomenheid of partijdigheid en verklaart het verzoek daarom ongegrond. Daarvoor is het volgende van belang.
3.4.
Uit het proces-verbaal van de zitting van 2 juni 2021 blijkt dat verzoeker op de ochtend van de zitting wakker is gemaakt, maar hij zijn bed niet uit wilde komen. Zijn advocaat heeft later die ochtend opnieuw gebeld en gezegd dat hij uit bed moest komen. Verzoeker voelde zich op dat moment overvallen, omdat hij geen weet had van de zitting. De wrakingskamer kan begrijpen dat dit voor verzoeker een vervelende situatie is geweest. Vooringenomenheid van de rechter kan uit deze omstandigheden echter niet worden afgeleid. De rechter heeft op de zitting met verzoeker over de gang van zaken in gesprek willen gaan en de mogelijkheid willen bekijken of de zaak op een ander tijdstip zou kunnen plaatsvinden, maar verzoeker heeft dit geweigerd. Verzoeker wil dat de behandeling in de instelling plaatsvindt. Sinds april 2020 vinden zittingen als gevolg van de Covid-19 pandemie online plaats via Skype. De bevoegdheid van de rechtbank om zittingen via Skype te houden, is gebaseerd op de Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 Justitie en Veiligheid. Fysieke zittingen zijn in deze procedures door de coronamaatregelen op dit moment nog niet mogelijk. Het feit dat de zitting via Skype plaatsvond getuigt dan ook niet van vooringenomenheid van de rechter en biedt geen grond voor wraking.
3.5.
De rechter heeft om verdere vertraging in de procedure te voorkomen verzocht een wrakingsverbod op te leggen. Voor het opleggen van een wrakingsverbod ziet de wrakingskamer geen aanleiding nu verzoeker er geen blijk van heeft gegeven te willen voorkomen dat zijn zaak door deze rechter wordt behandeld en de voortgang van de zaak te willen frustreren en aldus misbruik te (willen) maken van het middel wraking.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team Familierecht, waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer C/16/521836 / FZ RK
21-110 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, en mr. A. van Dijk en
mr. A.M. Crouwel als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.F. van Dam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2021.
de griffier de voorzitter
de griffier is buiten staat
deze beslissing te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.