ECLI:NL:RBMNE:2021:2811

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
522310 / HA RK 21-116
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet ontvankelijk wegens niet-tijdige indiening en gebrek aan concrete feiten

Op 25 juni 2021 heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker, die niet ontvankelijk werd verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend tegen mr. J.G. Nicholson, de behandelend rechter in een andere zaak, waarin de verzoeker verzet had ingesteld tegen een uitspraak over gemeentelijke belastingen. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de online behandeling van zijn zaak, maar de wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet tijdig was ingediend. De verzoeker was op 1 april 2021 uitgenodigd voor de zitting van 27 mei 2021, waarbij in de uitnodiging was vermeld dat de zitting via Skype zou plaatsvinden. Het wrakingsverzoek werd pas op 27 mei 2021 ingediend, wat acht weken na de uitnodiging was. De wrakingskamer stelde vast dat de verzoeker al op de hoogte was van de online zitting en dat hij geen verzoek had gedaan om de zaak fysiek te behandelen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen sprake was van vooringenomenheid of onpartijdigheid van de rechter. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de griffier werd opgedragen om de beslissing aan de betrokken partijen toe te zenden. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 522310 / HA RK 21-116
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
25 juni 2021
op het verzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
(verder te noemen: verzoeker),
gemachtigde: H.M. van Vliet.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het wrakingsverzoek van 26 mei 2021, ingekomen op 27 mei 2021;
- de reactie op het wrakingsverzoek van mr. J.G. Nicholson van 31 mei 2021.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 11 juni 2021 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is niemand verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. J.G. Nicholson als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer UTR 19/3001 BESLU T3. In deze zaak heeft verzoeker verzet ingesteld tegen de uitspraak van 21 juni 2019 op het bezwaarschrift tegen de kosten van het dwangbevel voor de aanslag gemeentelijke belastingen 2017.
2.2.
Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat aangekondigd is dat de behandeling van zijn beroepschrift online zal plaatsvinden zonder dat aan hem is gevraagd of hij hiermee instemt. Voor een ‘online’ behandeling is geen reden aanwezig, omdat het vaak zeer rustig is in het gerechtsgebouw. Verzoeker wenst dan ook een normale zitting.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is, omdat het niet tijdig is ingediend. Verzoeker is op 1 april 2021 uitgenodigd voor de zitting van 27 mei 2021. In de uitnodigingsbrief staat dat de zitting via Skype zal plaatsvinden. Nu het wrakingsverzoek pas op 27 mei 2021 en dus acht weken later is ingediend, is het verzoek niet tijdig gedaan. Het wrakingsverzoek is ook niet-ontvankelijk, omdat het geen concrete feiten en omstandigheden benoemt waaruit zou moeten blijken dat zij vooringenomen is. Indien de wrakingskamer van oordeel is dat het wrakingsverzoek ontvankelijk is, stelt zij zich op het standpunt dat zij op het moment dat het verzoek werd gedaan nog geen enkele bemoeienis met de zaak had gehad. Op basis van de Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 Justitie en Veiligheid kan de rechtbank zonder toestemming van een procespartij bepalen dat een zitting via Skype wordt gedaan. De rechter kan op verzoek van een procespartij beslissen dat een zaak fysiek op zitting zal worden behandeld als er sprake is van bijzondere omstandigheden, maar verzoeker heeft een dergelijk verzoek niet gedaan. Van enige vooringenomenheid of onpartijdigheid is dus geen sprake.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 8:15 Awb bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
Artikel 8:18 Awb bepaalt dat het verzoek tot wraking wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Verzoeker is met een brief uitgenodigd voor de behandeling van zijn zaak op 27 mei 2021. Deze brief is op 1 april 2021 naar verzoeker gestuurd. In deze brief staat dat het verzet door de rechter zal worden behandeld op een online zitting. Verzoeker was er dus toen al van op de hoogte dat de zitting online zal plaatsvinden. Nu het wrakingsverzoek pas op 27 mei 2021 is ingediend, is van het onverwijld doen van het wrakingsverzoek in de zin van genoemd artikel geen sprake. De wrakingskamer zal verzoeker daarom niet-ontvankelijk verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team Bestuursrecht, waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer UTR 19/3001 BESLU T3 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, en mr. A. van Dijk en
mr. A.M. Crouwel als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.F. van Dam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2021.
de griffier de voorzitter
de griffier is buiten staat
deze beslissing te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.