ECLI:NL:RBMNE:2021:2808

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
16/045638-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van een woningoverval en veroordeling voor het voorhanden hebben van een ploertendoder

Op 30 juni 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van een woningoverval en het voorhanden hebben van een ploertendoder. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van de woningoverval, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij bij de overval betrokken was. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van een medeverdachte, die de verdachte had herkend, niet voldoende betrouwbaar was om als bewijs te dienen. De telecomgegevens die aan de verdachte waren toegeschreven, toonden bovendien niet aan dat hij ten tijde van de overval in de buurt was geweest. Hierdoor ontbrak het bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval.

Wel werd de verdachte veroordeeld voor het voorhanden hebben van een ploertendoder, een wapen van categorie I volgens de Wet wapens en munitie. De verdachte had dit wapen op 11 december 2018 in Zoetermeer voorhanden. De rechtbank legde een geldboete op van € 170,--, omdat het voorhanden hebben van een dergelijk wapen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoon van de verdachte. De vordering van de officier van justitie tot gevangenisstraf werd afgewezen, en de rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/045638-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 mei 2019, 22 januari 2020, 1 juni 2021 en 16 juni 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R.A. van der Horst, advocaat te Amsterdam, alsmede [A] van Slachtofferhulp Nederland namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
in de nacht van 11 november 2018 in Almere, in vereniging met anderen, in een woning, heeft gepoogd door geweld en/of bedreiging met geweld die [slachtoffer] te dwingen tot het afgeven van goederen;
en/of
in de nacht van 11 november 2018 in Almere, in vereniging met anderen, in een woning, met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , goederen heeft gestolen;
feit 2
op 11 december 2018 in Zoetermeer een ploertendoder voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aan de hand van ter zitting overgelegde pleitaantekeningen vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Verdachte heeft ontkend bij de overval betrokken te zijn geweest. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] die wijst in een andere richting is onbetrouwbaar en dient te worden uitgesloten van het bewijs. Bovendien is het gebruik van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , die door de verdediging niet effectief kon worden ondervraagd, in strijd met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Voor wat betreft de telecomgegevens die aan verdachte worden toegeschreven blijkt daaruit niet dat verdachte ten tijde van de overval in de buurt is geweest. Enig ander bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de overval ontbreekt. Mocht de rechtbank hier anders over denken, dan is niet vast te stellen wat precies de rol van verdachte is geweest en of hij is aan te merken als medepleger.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verdachte herkend als één van de personen die bij de overval betrokken is geweest. Los van de vraag of het gebruik van deze verklaring in strijd is met artikel 6 EVRM, overweegt de rechtbank dat de wijze waarop de herkenning door [medeverdachte] van verdachte tot stand is gekomen reeds maakt dat deze in dit geval niet redengevend is voor het bewijs. Hetgeen zich verder in het dossier bevindt, waaronder het aanvullend proces-verbaal van 2 juni 2021 met betrekking tot de telecomgegevens, is onvoldoende om verdachte te kunnen aanmerken als medepleger van de overval.
Bewijsmiddelen feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 2 januari 2019, genummerd 10636957, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina 2001 e.v. van het dossier met registratienummer MD2R018188;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 23 januari 2019, genummerd 2019012315568174, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, opgenomen op pagina 503 e.v. van voornoemd dossier.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2
hij op 11 december 2018 te Zoetermeer een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 2:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 jaren.
De officier van justitie heeft voorts de gevangenneming van verdachte gevorderd. Het veroordelend vonnis vormt daartoe op grond van artikel 75 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering een zelfstandige grond voor voorlopige hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de strafeis fors te matigen.
De verdediging heeft voorts verzocht de vordering tot gevangenneming af te wijzen. Verdachte heeft geen dag vastgezeten en de zaak betreft een feit van lang geleden. Niet valt in te zien waarom het noodzakelijk is dat verdachte het eventuele hoger beroep niet in vrijheid zou kunnen afwachten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een ploertendoder. Het voorhanden hebben van een dergelijk voorwerp brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Tegen het ongecontroleerde bezit van een dergelijk wapen dient dan ook streng te worden opgetreden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 22 oktober 2020 waaruit blijkt dat verdachte niet recentelijk voor soortgelijke feiten als het onderhavige is veroordeeld.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het voorhanden hebben van een ploertendoder uit van geldboete van € 170,--. De rechtbank ziet geen aanleiding hiervan af te wijken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geldboete van € 170,-- passend en geboden is.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering tot gevangenneming afwijzen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.006,83. Dit bedrag bestaat uit € 6,83 materiële schade en € 3.000,-- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op zijn verweer om verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde vrij te spreken, de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 1 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en
  • 13 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte voor tot een
geldboetevan
€ 170,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 3 dagen;
Voorlopige hechtenis
- wijst af de vordering tot gevangenneming;
Benadeelde partij
- verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, mrs. W.S. Ludwig en
V.C. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 juni 2021.
Mrs. Beljaars en Nahumury zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 november 2018 te [woonplaats] , omstreeks 02.20 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van enig(e) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde
- zich naar de woning van genoemde [slachtoffer] heeft/hebben begeven en/of
- ( vervolgens) een (op een echt gelijkend) vuurwapen heeft/hebben getoond en/of (vervolgens) heeft/hebben doorgeladen en/of
- ( vervolgens) (daarbij) op de rug van die [slachtoffer] is/zijn gesprongen en/of
- ( vervolgens) (daarbij) een (op een echt gelijkend) vuurwapen, althans een hard voorwerp in de nek van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt en/of
- ( vervolgens) (daarbij) meermalen, althans eenmaal op dwingende toon heeft/hebben gezegd: "Mimang, waar is je/het geld?" en/of "Wil je dood? Dit is je laatste kans, waar is je geld?" en/of "Als je niet wil dat ik je kinderen iets aan doe dan zeg je waar het geld is" en/of
- ( vervolgens) (daarbij) meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] met een (op een echt gelijkend) vuurwapen, althans een hard voorwerp op het hoofd en/of het gezicht heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
EN/OF
hij op of omstreeks 11 november 2018 te [woonplaats] , omstreeks 02.20 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een trouwring en/of een mobiele telefoon (merk Samsung) en/of enig(e) geldbedrag(en) en/of een fotocamera (polaroid), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- zich naar de woning van genoemde [slachtoffer] heeft/hebben begeven en/of
- ( vervolgens) een (op een echt gelijkend) vuurwapen heeft/hebben getoond en/of (vervolgens) heeft/hebben doorgeladen en/of
- ( vervolgens) (daarbij) op de rug van die [slachtoffer] is/zijn gesprongen en/of
- ( vervolgens) (daarbij) een (op een echt gelijkend) vuurwapen, althans een hard voorwerp in de nek van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt en/of
- ( vervolgens) (daarbij) meermalen, althans eenmaal op dwingende toon heeft/hebben gezegd: "Mimang, waar is je/het geld?" en/of "Wil je dood? Dit is je laatste kans, waar is je geld?" en/of "Als je niet wil dat ik je kinderen iets aan doe dan zeg je waar het geld is" en/of
- ( vervolgens) (daarbij) meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] met een (op een echt gelijkend) vuurwapen, althans een hard voorwerp op het hoofd en/of het gezicht heeft/hebben geslagen en/of
- ( vervolgens) de woning heeft/hebben doorzocht en/of
- ( vervolgens) de trouwring van de vinger van die [slachtoffer] heeft/hebben afgehaald;
2
hij op of omstreeks 11 december 2018 te Zoetermeer een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder voorhanden heeft gehad.