ECLI:NL:RBMNE:2021:2807

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
16/253150-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van woningoverval met geweld en bedreiging

Op 30 juni 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een woningoverval. De overval vond plaats in de nacht van 11 november 2018 in Almere, waarbij het slachtoffer werd mishandeld en bedreigd met een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, de woning van het slachtoffer is binnengedrongen met het doel om goederen af te nemen. Tijdens de overval is het slachtoffer ernstig bedreigd en mishandeld, wat leidde tot een grote inbreuk op zijn persoonlijke veiligheid en integriteit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarbij ook de vordering van de benadeelde partij is toegewezen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de impact op het slachtoffer. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en dat de maatschappelijke belangen bij detentie zwaarder wegen dan de belangen van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor de geleden materiële en immateriële schade, is toegewezen tot een bedrag van € 3.006,83, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/253150-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1996] te Curaçao,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 maart 2019, 8 mei 2019, 10 juli 2019, 22 januari 2020, 1 juni 2021 en 16 juni 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R.J.H. Titahena, advocaat te Amsterdam , alsmede [A] van Slachtofferhulp Nederland namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de nacht van 11 november 2018 in Almere, in vereniging met anderen, in een woning, heeft gepoogd door geweld en/of bedreiging met geweld die [slachtoffer] te dwingen tot het afgeven van goederen;
en/of
in de nacht van 11 november 2018 in Almere, in vereniging met anderen, in een woning, met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , goederen heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde, eerste en tweede alternatief, wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] niet voor het bewijs mogen gebezigd omdat dit anders een schending oplevert van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). De verdediging heeft immers geen effectieve mogelijkheid gehad om getuige / medeverdachte [medeverdachte 1] te ondervragen over haar verklaringen. De onmogelijkheid om de medeverdachte te ondervragen wordt niet gecompenseerd en er kan niet worden gesproken van voldoende steunbewijs ten aanzien van de onderdelen van de verklaringen van de medeverdachte die de verdediging betwist. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] dienen te worden uitgesloten van het bewijs omdat ze zeer wisselend, inconsistent en innerlijk tegenstrijdig zijn. Dit maakt dat deze verklaringen onbetrouwbaar zijn. Uit de overige stukken in het dossier kan geen directe betrokkenheid van verdachte, zeker niet in de zin van medeplegen, worden afgeleid.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen eerste en tweede alternatief [1]
[slachtoffer]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 11 november 2018 bevond ik mij in mijn woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Ik bevond mij hier samen met mijn nichtje genaamd [medeverdachte 1] (fon) en een vriendin van mijn nichtje genaamd [medeverdachte 2] (fon). [2]
Omstreeks 02.20 uur hoorde ik geluiden vanaf het balkon van mijn woning. Ik zag door de balkondeur, die een stukje open stond, een persoon staan in de deuropening van het balkon. Ik zag dat de persoon door deze deur naar binnenkwam.
Nadat verdachte 1 ongeveer één meter van de deur af, binnen, stond zag ik dat er nog een persoon via de zelfde deur naar binnen kwam. Ik kan de persoon als volgt omschrijven: [3]
- Droeg in zijn rechterhand een zwart vuurwapen.
Ik zag vervolgens dat verdachte 2 het wapen voor zich hield, ik zag dat hij met zijn beide handen een handeling verrichte die mij bekend is als het doorladen van een wapen. Als reactie ben ik snel omgedraaid en weggedoken in de bank. Vervolgens voelde ik dat er iemand op mijn rug sprong. Ik voelde de knieën van iemand hard in mijn rug. Vervolgens voelde ik een hard voorwerp in mijn nek gedrukt. Ik vermoed dat dit het vuurwapen was omdat het voelde als een kouder hard voorwerp. Ik voelde dat de persoon mij stevig vast hield met zijn andere hand. Ik hoorde dat de man, die op mij zat, zeggen: “Waar is het geld.” ik antwoorden hierop dat ik geen geld in huis heb. Ik voelde direct hierna een harde klap op mijn achterhoofd. Ik denk met het voorwerp wat hij vasthield omdat het onmogelijk lijkt dat je met een vuist zo hard kan slaan. Het voelde ook als een hard voorwerp. Ik voelde direct een bonkende pijn op mijn achterhoofd. Ik hoorde hem zeggen: “Mimang, waar is je geld” Ik hoorde hem vervolgens zeggen: “Wil je dood? Dit is je laatste kans, waar is je geld.” Ik voelde vervolgens een harde klap op ze zijkant van mijn linker oog. Ik voelde dat ook dit met een hard voorwerp was. Ik voelde direct een diepe pijn aan mijn oog. Ik had het idee dat ik ook direct wazig zag met mijn linkeroog. Ik hoorde hem vervolgens zeggen: ''Als je niet wil dat ik je kinderen iets aan doe dan zeg je waar het geld is.'' Tijdens de conversatie met de man op mijn rug hoorde ik op de achtergrond een hoop lawaai van gerommel. Het klonk alsof de kasten in mijn woning leeggehaald werden en de inhoud op de grond werd gegooid. Ik voelde, toen de persoon op mijn rug zat, dat iemand de ring van mijn linker ringvinger afhaalde. Dit is mijn trouwring.
Ik zag drie personen wegrennen in de richting van de Wessel Ilckenstraat. Ik zag dat twee van de drie personen dezelfde waren als de twee in mijn woning. [4]
Ik zag dat er niemand meer aanwezig was in de woning. Ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zag ik niet meer.
Ik ben gaan kijken op de beelden en zag dat er vier personen in mijn woning zijn geweest. Op de beelden is te zien dat als alle personen de woning verlaten, ook [medeverdachte 1] de woning verlaat. Ik zag op de beelden dat zij al haar spullen ook bij zich draagt op het moment dat ze de woning verlaat. Vervolgens zag ik dat zij wegrende in de richting van Wim Kanplein.
Ik ben vervolgens in mijn woning gaan kijken welke spullen er niet meer lagen. Ik zag dat alle kasten in de woning overhoop gehaald waren. Ik zag dat de telefoon die ik eerder vast had niet meer in de woning lag. Dit betreft een Samsung. [5]
[slachtoffer]is als aangever gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
A: De volgende goederen zijn tijdens de overval weggenomen.
- Samsung
- Trouwring
- Envelop met daarin €1700 euro
- Poloroid camera [6]
[medeverdachte 1] haar moeder belde mij eerst en gaf de telefoon toen aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] vertelde dat ze die mensen die binnen zijn geweest niet kent, die meisjes die betrokken zijn kende ze wel. Ze vertelde dat het een vooropzet plan was en dat ze het in [woonplaats] hadden bedacht. [medeverdachte 1] vertelde dat ze de bewuste avond bij nog even bij de auto was geweest. [medeverdachte 1] vertelde dat [medeverdachte 3] met een jongen [verdachte] verderop bij mijn flat geparkeerd stond. [medeverdachte 1] vertelde iets over ene [verdachte] die erbij betrokken was. [medeverdachte 1] vertelde dat ze wist dat [verdachte] in [woonplaats] woont. [medeverdachte 1] vertelde dat [verdachte] tijdens de overval de deur van de slaapkamer heeft open gedaan. [7]
Medeverdachte [medeverdachte 1]heeft ter terechtzitting van 22 januari 2020 onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
U, voorzitter, houdt mij voor dat ik heb verklaard dat ik op enig moment mijn oplader ging halen bij de auto van medeverdachte [medeverdachte 3] en dat achter de auto van [medeverdachte 3] een andere auto stond met daarin twee mensen. Dit klopt. Ik heb daar medeverdachte [verdachte] zien zitten met een andere man in die auto. [8]
Ik heb de avond van de overval persoonlijk contact gehad met medeverdachte [verdachte] . Dit was in Almere met de auto. Als het goed is was dit een Audi. Hij was toen niet alleen.
Het klopt dat het een van tevoren geplande overval betrof. [9]
Medeverdachte [medeverdachte 1]is als verdachte gehoord. Zij heeft onder meer het volgende verklaard:
V: Wat heeft [verdachte] tijdens de overval gedaan?
A: Die was in het huis aan het zoeken.
V: Wat deed [verdachte] in de woning?
A: Hij haalde dingen overhoop en hij was ook in de slaapkamer van mijn neefje en nichtje gegaan. [10]
Verbalisant [verbalisant]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Op zondag 11 november heb ik, verbalisant, onder [medeverdachte 3] een iPhone telefoon in beslag genomen. Hierop zag ik, verbalisant, dat de telefoon van de vergrendeling afging en dat er een WhatsAppgesprek open stond tussen haar en [medeverdachte 1]
(de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ).
De inhoud van dit WhatsAppgesprek gaat als volgt:
07:42 uur
Ey k ben misselijk omg
Delete dje fotos ook he
07:45 uur
Ja al gedaan
Ja ik ook
Wil echt weg man
Van hier [11]
07:52 uur
Heb me nog nooit zo onrustig gevoelt
07:53 uur
S je geweten mijn kind
07:54 uur
Ahahah nou vreselijk hoor
07:54 uur
Drm moet je ijs koud zijn als je zulke dingen wilt doen
07:54 uur
Ja kijk I heb geen eens medelijden he
Ik ben bang om gepakt te worden
Dat wil ik gewoon niet
Maar ik zou het zo weer don
07:55
Hahhaahhaahahha nee dat gebeurt niet
07:55 uur
Doen
07:55 uur
Whahahahhahahaahhaah
07:55 uur
HAHAAHA
07:55 uur
Ben yusu (betekenis in straattaal: “Ben serieus)
Wil ook jumpen in osso met pippa (straattaal pippa/pipa is “pistool”).
07:55 uur
Drm moetje ijs koud zijn en als je zulke dingen wilt doen
07:55 uur
Ohh lord save your soul
07:56 uur
HAHAHAHAA AAI
ERG HE
Maar wil echt
07:56 uur
Hhahahahahaha k ga stuk
07:57 uur
Heb je [verdachte] gevraagd wie t was
07:57 uur
Neee helemaal nket meer aangedavhy
nadat je me zei er zijn menseee
K vraag m als hij wakker s [12]
Verbalisant [verbalisant]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
In dit onderzoek werden de historische verkeersgegevens opgevraagd van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer is in gebruik bij verdachte [verdachte] . Hieruit bleek dat het telefoonnummer [telefoonnummer] in de gehele opgevraagde periode actief was in dezelfde telefoon. Dit betrof de telefoon voorzien van het IMEI nummer [IMEI nummer] .
Onder verdachte [verdachte] werd bij zijn aanhouding een Iphone7 in beslag genomen voorzien van IMEI nummer [IMEI nummer] . Er heeft onderzoek plaatsgevonden naar de opgeslagen gegevens. In de opgeslagen telefoongegevens in deze telefoon staat bij de eigenaarsgegevens vermeld dat de telefoon 2 nummers in gebruik heeft, betreffende telefoonnummer [telefoonnummer] en [telefoonnummer] . In de telefoon staat bij de eigenaarsgegevens vermeld: [e-mailadres] @hotmail.com. Eveneens staat bij de eigenaarsgegevens de naam “ [naam] ” vermeld. [13]
Op 10 december 2018 om 18:33 uur vond er een uitgaand gesprek plaats van 2 minuten en 4 seconden. De beller betrof het telefoonnummer [telefoonnummer] .
[telefoonnummer] : Ik heb net een bericht ontvangen, althans wij hebben net een bericht
ontvangen, broeder.
Het kan het ene meisje zijn.. Je weet toch wie ik bedoel, toch?
[telefoonnummer] : Ja.
[telefoonnummer] : Uh ze hebben mij gebeld, tegen mij gezegd dat mijn naam in de zaak is genoemd.
[telefoonnummer] : Nee, jòhj
[telefoonnummer] : Ja man. (nnm zucht)
[telefoonnummer] : Waarom heb je ook jouw naam gegeven?
[telefoonnummer] : Ha (wat) ?
[telefoonnummer] : Waarom heb je ook jouw naam gegeven?
[telefoonnummer] : Niet de ene van mij die ik neuk, de andere ding zeggen ze. Een van de meisjes heeft namen genoemd. [14]
Verbalisant [verbalisant]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
In onderstaand tabel staan de zendmastgegevens weergegeven van 10 en 11 november 2018 per telefoonnummer/verdachte. [15]
Datum en tijd
[telefoonnummer]
[verdachte]
10 nov 2018 20.04 uur
[adres] [woonplaats] (+/- 150 meter woning moeder [medeverdachte 1] )
10 nov 2018 20.17 uur
[adres] [woonplaats]
(+/- 2 km van Rijksweg A10)
10 nov 2018 20.34 uur
[adres] [woonplaats]
(+/- 450 meter van plaats delict) [16]
10 nov 2018 20.50 uur
[adres] [woonplaats] (+/- 1 km van plaats delict)
10 nov 2018 20.51 uur
[adres] [woonplaats]
(+/- 650 meter plaats delict)
10 nov 2018 20.52 uur
[adres] [woonplaats]
(+/- 650 meter van het plaats delict)
10 nov 2018 21.31 uur
[adres] [woonplaats]
(+/- 450 meter van plaats delict)
10 nov 2018 21.44 uur
[adres] [woonplaats]
(+/- 450 meter van plaats delict)
10 nov 2018
21:52 uur
[adres] [woonplaats]
(+/- 450 meter van plaats delict)
10 nov 2018
21:56 uur
[adres] [woonplaats]
(+/- 450 meter van plaats delict)
10 nov 2018 21.59 uur t/m 22.04 uur
[adres] [woonplaats]
(+/- 450 meter van plaats delict)
10 nov 2018 22.25 uur
[adres] [woonplaats] [17]
10 nov 2018 23.03 uur
[adres] [woonplaats]
(nabij telefoon Winklaar en [medeverdachte 3] )
10 nov 2018 23.17 uur
[adres] [woonplaats]
10 nov 2018 23.22 uur
[adres] [woonplaats]
(nabij Rijksweg A6 – richting pd)
10 nov 2018 23.40, 23.41 en 23.42 uur
[adres] [woonplaats]
(+/- 450 meter van het plaats delict)
11 nov 2018 00.18 en 00.19 uur
[adres] [woonplaats]
(+/- 450 meter van het plaats delict)
11 nov 2018 01.07 uur
[adres] [woonplaats]
(+/- 450 meter van het plaats delict)
11 nov 2018 01.48 uur
[adres] [woonplaats]
(+/- 450 meter van het plaats delict)
11 nov 2018 02.56 uur
[adres] [woonplaats] [18]
Verbalisant [verbalisant]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Op 11 december 2018 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden op de [adres] te [woonplaats] . In deze woning werd verdachte [verdachte] die dag aangehouden.
Tijdens de doorzoeking werd een jas met bontkraag aangetroffen en in beslag genomen. Dit betreft de bank waarop verdachte [verdachte] werd aangetroffen door de politie. [19]
Vergelijking met de beelden
Op de beelden is te zien dat de persoon welke als eerste over het balkon klimt een jas draagt welke volledig overeenkomt met bovengenoemde in beslag genomen jas. De in beslag genomen jas heeft meerdere kenmerken welke voldoen aan de kenmerken van de persoon welke als eerste over het balkon klimt. [20]
Verdachteis gehoord bij de politie. Hij heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Tijdens je aanhouding lag je te slapen op de bank in de woonkamer, daar lag een jas. Van wie is die jas?
A: Die groene?
O: Ja
A: Van mij. [21]
Bewijsoverwegingen
Artikel 6 EVRM
De verdediging heeft verzocht om medeverdachte [medeverdachte 1] als getuige te horen. De rechtbank heeft dit verzoek op 11 mei 2020 (nogmaals) toegewezen en de zaak daartoe verwezen naar de rechter-commissaris. De rechter-commissaris heeft naar aanleiding hiervan aan de raadsvrouw van medeverdachte [medeverdachte 1] gevraagd of haar cliënte bereid was als getuige te verklaren bij de rechter-commissaris. Hierop heeft de raadsvrouw van medeverdachte [medeverdachte 1] laten weten dat de medeverdachte zich zal gaan beroepen op haar verschoningsrecht. Dit heeft de rechter-commissaris ertoe gebracht geen uitvoering te geven aan de verwijzing van de rechtbank.
Ter terechtzitting van 1 juni 2021 heeft de verdediging medeverdachte [medeverdachte 1] als getuige ondervraagd. Zij heeft zich hierbij op nagenoeg alle vragen beroepen op haar verschoningsrecht.
Gelet op het voorgaande heeft de verdediging medeverdachte/getuige [medeverdachte 1] niet effectief kunnen ondervragen over haar voor verdachte belastende verklaring. Dit roept de vraag op of deze beperking in het ondervragingsrecht van de verdediging ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte 1] in de onderhavige zaak een ontoelaatbare beperking van de verdedigingsrechten oplevert, ten gevolge waarvan geen sprake meer zou zijn van een eerlijk proces wanneer de rechtbank deze verklaring voor het bewijs zou bezigen.
In gevallen waarin de verdediging niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om het ondervragingsrecht uit te oefenen dient de rechtbank te beoordelen of het proces als geheel eerlijk is verlopen. Van belang hierbij zijn (i) de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend met betrekking tot een getuige van wie de verklaring voor het bewijs wordt gebruikt, (ii) het gewicht van de verklaring van de getuige, binnen het geheel van de resultaten van het strafvorderlijke onderzoek, voor de bewezenverklaring van het feit, en (iii) het bestaan van compenserende factoren, waaronder ook procedurele waarborgen, die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid. Deze beoordelingsfactoren moeten daarbij in onderling verband worden beschouwd. Naarmate het gewicht van de verklaring groter is, is het – wil de verklaring voor het bewijs kunnen worden gebruikt – des te meer van belang dat een goede reden bestaat voor het niet bieden van een ondervragingsgelegenheid en dat compenserende factoren bestaan.
De verdediging heeft het ondervragingsrecht niet effectief kunnen uitoefenen doordat de getuige zich op haar verschoningsrecht heeft beroepen.
De volgende vraag die beantwoord dient te worden, is of de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] als ‘
sole or decisive’bewijs dient te worden beschouwd. Voor de beoordeling hiervan is van doorslaggevend belang in hoeverre de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] steun vindt in andere bewijsmiddelen. Daarbij dient dat steunbewijs betrekking te hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist. Of dat steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van het steunbewijs in het licht van de bewijsvoering als geheel. De rechtbank overweegt dat de verklaring van [medeverdachte 1] op belangrijke punten door meerdere bewijsmiddelen wordt ondersteund. De rechtbank wijst daarbij op de verklaring van aangever, de telecomgegevens, de WhatsApp-berichten tussen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , het tapgesprek tussen verdachte en zijn neef, de camerabeelden en de aangetroffen jas van verdachte.
Ten aanzien van eventuele compenserende factoren overweegt de rechtbank dat de verdediging onder meer in de gelegenheid is gesteld om aangever en zijn vrouw te horen bij de rechter-commissaris, waarbij de gestelde vragen wel zijn beantwoord.
Het voorgaande in samenhang bezien maakt dat de rechtbank van oordeel is dat, hoewel de verdediging medeverdachte [medeverdachte 1] niet effectief heeft kunnen ondervragen, dit niet leidt tot de conclusie dat door het gebruik van die verklaring er geen sprake is van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM. De verklaring van [medeverdachte 1] mag in beginsel dan ook voor het bewijs worden gebruikt. Het verweer wordt verworpen.
Betrouwbaarheid
Uit het voorgaande volgt reeds dat de rechtbank, anders dan de verdediging, de verklaring van [medeverdachte 1] betrouwbaar acht. Hoewel de verklaring van [medeverdachte 1] op onderdelen wisselend en niet consistent is, is de verklaring op het punt van de betrokkenheid van verdachte in de kern overtuigend nu deze op essentiële onderdelen wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank acht daartoe ook hier van belang de telecomgegevens, de WhatsApp-berichten tussen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , het tapgesprek tussen verdachte en zijn neef, de camerabeelden en de aangetroffen jas van verdachte van belang. Daar komt bij dat verdachte ten aanzien van zijn reisbewegingen zoals die blijken uit de stukken geen aannemelijke en verifieerbare verklaring heeft afgelegd. Ook dit verweer wordt verworpen.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde af dat er meerdere personen de woning van aangever zijn binnengedrongen en dat verdachte één van die personen is geweest. Aangever is vervolgens bedreigd en mishandeld. Tegelijkertijd zijn alle kasten in de woning overhoop gehaald en hebben de daders enkele goederen en een geldbedrag weggenomen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte ook spullen overhoop heeft gehaald en de kamers heeft doorzocht. Op grond hiervan oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
eerste en tweede alternatief
hij op 11 november 2018 te [woonplaats] , omstreeks 02.20 uur, in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde
- zich naar de woning van genoemde [slachtoffer] hebben begeven en
- vervolgens een (op een echt gelijkend) vuurwapen heeft getoond en vervolgens heeft doorgeladen en
- vervolgens op de rug van die [slachtoffer] is gesprongen en
- vervolgens daarbij een (op een echt gelijkend) vuurwapen in de nek van die [slachtoffer] heeft gedrukt en
- vervolgens daarbij heeft gezegd: “Mimang, waar is je geld?” en “Wil je dood? Dit is je laatste kans, waar is je geld?” en “Als je niet wil dat ik je kinderen iets aan doe dan zeg je waar het geld is” en
- daarbij meermalen die [slachtoffer] met een (op een echt gelijkend) vuurwapen op het hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
hij op 11 november 2018 te [woonplaats] , omstreeks 02.20 uur, in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met anderen een trouwring en een mobiele telefoon (merk Samsung) en enig geldbedrag en een fotocamera (polaroid), die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- zich naar de woning van genoemde [slachtoffer] hebben begeven en
- vervolgens een (op een echt gelijkend) vuurwapen heeft getoond en vervolgens heeft doorgeladen en
- vervolgens op de rug van die [slachtoffer] is gesprongen en
- vervolgens daarbij een (op een echt gelijkend) vuurwapen in de nek van die [slachtoffer] heeft gedrukt en
- vervolgens daarbij heeft gezegd: “Mimang, waar is je geld?” en “Wil je dood? Dit is je laatste kans, waar is je geld?” en “Als je niet wil dat ik je kinderen iets aan doe dan zeg je waar het geld is” en
- daarbij meermalen die [slachtoffer] met een (op een echt gelijkend) vuurwapen op het hoofd heeft geslagen en
- de woning hebben doorzocht en
- de trouwring van de vinger van die [slachtoffer] heeft afgehaald.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
eerste en tweede alternatief
de voortgezette handeling van:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 jaren.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. Het veroordelend vonnis vormt daartoe op grond van artikel 75 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering een zelfstandige grond voor voorlopige hechtenis. Daarnaast komt een veroordeelde verdachte niet zonder meer het recht toe zijn berechting in vrijheid af te wachten en dient er ten aanzien van het al dan niet laten voortduren van de schorsing van de voorlopige hechtenis een andere afweging te worden gemaakt. Het uitgangspunt is daarbij dat de voorlopige hechtenis niet wordt geschorst, tenzij er is gebleken van zwaarwichtige persoonlijke omstandigheden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die langer is dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Indien er meer vergelding dient plaats te vinden dan kan dat in de vorm van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman heeft voorts verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen dan wel de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woningoverval die midden in de nacht heeft plaatsgevonden. Hierbij zijn meerdere personen de woning binnengedrongen, is het slachtoffer mishandeld en bedreigd met een vuurwapen en is er gedreigd met geweld tegen de twee jonge kinderen van slachtoffer die op dat moment in de woning lagen te slapen. Verdachte en zijn mededaders hebben hiermee een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Door aldus te handelen hebben zij aangetoond geen enkel respect voor andermans eigendommen te hebben. Verdachte had kennelijk enkel oog voor financieel gewin en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer en zijn gezin. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van een dergelijke feit hier nog lang de (psychische) gevolgen van kunnen ondervinden. Ook zorgt een dergelijk feit voor gevoelens van onveiligheid in de directe omgeving en in de maatschappij als geheel. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft bij haar beslissing acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 25 november 2020 waaruit blijkt dat verdachte op 30 oktober 2020 is veroordeeld voor een vermogensdelict.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een rapport van Reclassering Nederland van 27 februari 2019, opgemaakt door H. Luites, reclasseringswerker. Uit het rapport van de reclassering volgt dat het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Zinvolle dagbesteding alsmede afstand nemen van een mogelijk negatief netwerk worden van groot belang geacht om problemen in de toekomst te voorkomen. Er wordt getwijfeld of verdachte zelfstandig in staat is juiste beslissingen te nemen. De reclassering adviseert om verdachte bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Op dit moment zijn er geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
Op te leggen straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een woningoverval (met licht geweld/bedreiging) uit van gevangenisstraf van 3 jaren.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het bewezenverklaarde de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank houdt er in strafverzwarende zin rekening mee dat het feit gepleegd is in vereniging en tijdens de nachtelijke uren. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin voorts rekening met het georganiseerde karakter van de groep daders, dat er fysiek geweld is gebruikt tegen het slachtoffer en dat het slachtoffer is bedreigd met een vuurwapen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 4 jaren passend en geboden is.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank acht de ernstige bezwaren en de eerder aangenomen gronden voor de voorlopige hechtenis nog altijd aanwezig. Dit was ook het geval op 22 januari 2020. Een afweging van de belangen van de maatschappij tegenover die van verdachte leidde er, bij die stand van het strafproces, op laatstgenoemde datum (zonder zicht op een inhoudelijke behandeldatum) toe dat de voorlopige hechtenis kon worden geschorst, omdat de doeleinden van de voorlopige hechtenis tot aan de inhoudelijke behandeling door het stellen van voorwaarden aan een schorsing voldoende konden worden gewaarborgd. Er is nu sprake van een nieuwe situatie. Een hernieuwde afweging van de belangen van de maatschappij en verdachte leidt tot de conclusie dat de belangen van de maatschappij bij de detentie van verdachte nu zwaarder moeten wegen. De rechtbank weegt hierbij mee dat de betrokkenheid van verdachte bij de overval met dit vonnis bewezen is verklaard en dat verdachte daarvoor geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen. Het is maatschappelijk gezien onaanvaardbaar dat een verdachte die ter zake een feit als het onderhavige veroordeeld wordt een eventueel hoger beroep in vrijheid mag afwachten terwijl er geen zwaarwegende, zijn persoon betreffende, omstandigheden zijn die zwaarder moeten wegen dan het maatschappelijk belang bij continuering van de voorlopige hechtenis. De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.006,83. Dit bedrag bestaat uit € 6,83 materiële schade en € 3.000,-- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De materiële schade, bestaande uit een bedrag van
€ 6,83 is niet betwist en deugdelijk onderbouwd.
Immateriële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, acht de rechtbank een bedrag van € 3.000,-- billijk.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 3.006,83 toewijzen en verdachte veroordelen tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 november 2018. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op nihil.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn/haar mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 56, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 (vier) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.006,83;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 3.006,83 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 40 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, mrs. W.S. Ludwig en
V.C. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 juni 2021.
Mrs. Beljaars en Nahumury zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 november 2018 te [woonplaats] , omstreeks 02.20 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van enig(e) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde
- zich naar de woning van genoemde [slachtoffer] heeft/hebben begeven en/of
- ( vervolgens) een (op een echt gelijkend) vuurwapen heeft/hebben getoond en/of (vervolgens) heeft/hebben doorgeladen en/of
- ( vervolgens) (daarbij) op de rug van die [slachtoffer] is/zijn gesprongen en/of
- ( vervolgens) (daarbij) een (op een echt gelijkend) vuurwapen, althans een hard voorwerp in de nek van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt en/of
- ( vervolgens) (daarbij) meermalen, althans eenmaal op dwingende toon heeft/hebben gezegd: "Mimang, waar is je/het geld?" en/of "Wil je dood? Dit is je laatste kans, waar is je geld?" en/of "Als je niet wil dat ik je kinderen iets aan doe dan zeg je waar het geld is" en/of
- ( vervolgens) (daarbij) meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] met een (op een echt gelijkend) vuurwapen, althans een hard voorwerp op het hoofd en/of het gezicht heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
EN/OF
hij op of omstreeks 11 november 2018 te [woonplaats] , omstreeks 02.20 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een trouwring en/of een mobiele telefoon (merk Samsung) en/of enig(e) geldbedrag(en) en/of een fotocamera (polaroid), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- zich naar de woning van genoemde [slachtoffer] heeft/hebben begeven en/of
- ( vervolgens) een (op een echt gelijkend) vuurwapen heeft/hebben getoond en/of (vervolgens) heeft/hebben doorgeladen en/of
- ( vervolgens) (daarbij) op de rug van die [slachtoffer] is/zijn gesprongen en/of
- ( vervolgens) (daarbij) een (op een echt gelijkend) vuurwapen, althans een hard voorwerp in de nek van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt en/of
- ( vervolgens) (daarbij) meermalen, althans eenmaal op dwingende toon heeft/hebben gezegd: "Mimang, waar is je/het geld?" en/of "Wil je dood? Dit is je laatste kans, waar is je geld?" en/of "Als je niet wil dat ik je kinderen iets aan doe dan zeg je waar het geld is" en/of
- ( vervolgens) (daarbij) meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] met een (op een echt gelijkend) vuurwapen, althans een hard voorwerp op het hoofd en/of het gezicht heeft/hebben geslagen en/of
- ( vervolgens) de woning heeft/hebben doorzocht en/of
- ( vervolgens) de trouwring van de vinger van die [slachtoffer] heeft/hebben afgehaald.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 maart 2019, genummerd MD2R018188, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 23, 100 tot en met 178, 200 tot en met 251, 301 tot en met 354, 401 tot en met 451, 500 tot en met 515, 1000 tot en met 1290 en 2000 tot en met 2004. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1003.
3.Pagina 1004.
4.Pagina 1005.
5.Pagina 1006.
6.Pagina 1061.
7.Pagina 1062.
8.Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 januari 2020 in de strafzaak tegen medeverdachte
9.Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 januari 2020 in de strafzaak tegen medeverdachte
10.Pagina 123.
11.Pagina 1058.
12.Pagina 1059.
13.Pagina 1188.
14.Pagina 1189.
15.Pagina 1179.
16.Pagina 1182.
17.Pagina 1183.
18.Pagina 1184.
19.Pagina 1252.
20.Pagina 1254.
21.Pagina 431.