ECLI:NL:RBMNE:2021:2805

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
16/228592-18 en 13/127158-19 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van woningoverval met geweld en bedreiging, en winkeldiefstal

Op 30 juni 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een woningoverval en winkeldiefstal. De overval vond plaats op 11 november 2018 in Almere, waarbij het slachtoffer, de oom van de verdachte, werd mishandeld en bedreigd met een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar mededaders een plan hadden opgezet om de woning van de oom te overvallen. Tijdens de overval is het slachtoffer ernstig bedreigd en mishandeld, en zijn er waardevolle goederen, waaronder een trouwring en een mobiele telefoon, gestolen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is er een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen, die bestaat uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en haar persoonlijke omstandigheden, waaronder haar jonge leeftijd en eerdere veroordelingen voor winkeldiefstal.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/228592-18 en 13/127158-19 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 mei 2019, 22 januari 2020, 1 juni 2021 en 16 juni 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en haar raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, advocaat te Amsterdam, alsmede [A] van Slachtofferhulp Nederland namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/228592-18:
(hierna:
feit 1)
primair:
in de nacht van 11 november 2018 in Almere, in vereniging met anderen, in een woning, met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , goederen heeft gestolen;
en/of
in de nacht van 11 november 2018 in Almere, in vereniging met anderen, in een woning, heeft gepoogd door geweld en/of bedreiging met geweld die [slachtoffer] te dwingen tot het afgeven van goederen;
subsidiair:
in de nacht van op 11 november 2018 in Almere behulpzaam is geweest aan diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , in een woning, gepleegd in vereniging met anderen;
en/of
in de nacht van 11 november 2018 in Almere behulpzaam is geweest aan een poging tot dwingen het afgeven van goederen van [slachtoffer] , in een woning, gepleegd in vereniging met anderen;
parketnummer 13/127158-19:
(hierna:
feit 2)
op 26 mei 2019 in Amsterdam, samen met een ander, goederen heeft gestolen van Albert Heijn.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/228592-18 en 13/127158-19 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 en 2.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 subsidiair, eerste en tweede alternatief, en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is geweest van medeplegen. Uit de stukken in het dossier blijkt niet dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Bovendien had verdachte geen actieve rol. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen sprake is geweest van medeplichtigheid. Verdachte had geen opzet op het gronddelict. Daarnaast heeft verdachte geen actieve bijdrage geleverd aan de overval.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 primair eerste en tweede alternatief [1]
[slachtoffer]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 11 november 2018 bevond ik mij in mijn woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Ik bevond mij hier samen met mijn nichtje genaamd [woonplaats] (fon) en een vriendin van mijn nichtje genaamd [medeverdachte 1] (fon). [2]
Omstreeks 02.20 uur hoorde ik geluiden vanaf het balkon van mijn woning. Ik zag door de balkondeur, die een stukje open stond, een persoon staan in de deuropening van het balkon. Ik zag dat de persoon door deze deur naar binnenkwam.
Nadat verdachte 1 ongeveer één meter van de deur af, binnen, stond zag ik dat er nog een persoon via de zelfde deur naar binnen kwam. Ik kan de persoon als volgt omschrijven: [3]
- Droeg in zijn rechterhand een zwart vuurwapen.
Ik zag vervolgens dat verdachte 2 het wapen voor zich hield, ik zag dat hij met zijn beide handen een handeling verrichte die mij bekend is als het doorladen van een wapen. Als reactie ben ik snel omgedraaid en weggedoken in de bank. Vervolgens voelde ik dat er iemand op mijn rug sprong. Ik voelde de knieën van iemand hard in mijn rug. Vervolgens voelde ik een hard voorwerp in mijn nek gedrukt. Ik vermoed dat dit het vuurwapen was omdat het voelde als een kouder hard voorwerp. Ik voelde dat de persoon mij stevig vast hield met zijn andere hand. Ik hoorde dat de man, die op mij zat, zeggen: “Waar is het geld.” ik antwoorden hierop dat ik geen geld in huis heb. Ik voelde direct hierna een harde klap op mijn achterhoofd. Ik denk met het voorwerp wat hij vasthield omdat het onmogelijk lijkt dat je met een vuist zo hard kan slaan. Het voelde ook als een hard voorwerp. Ik voelde direct een bonkende pijn op mijn achterhoofd. Ik hoorde hem zeggen: “Mimang, waar is je geld” Ik hoorde hem vervolgens zeggen: “Wil je dood? Dit is je laatste kans, waar is je geld.” Ik voelde vervolgens een harde klap op ze zijkant van mijn linker oog. Ik voelde dat ook dit met een hard voorwerp was. Ik voelde direct een diepe pijn aan mijn oog. Ik had het idee dat ik ook direct wazig zag met mijn linkeroog. Ik hoorde hem vervolgens zeggen: “Als je niet wil dat ik je kinderen iets aan doe dan zeg je waar het geld is.” Tijdens de conversatie met de man op mijn rug hoorde ik op de achtergrond een hoop lawaai van gerommel. Het klonk alsof de kasten in mijn woning leeggehaald werden en de inhoud op de grond werd gegooid. Ik voelde, toen de persoon op mijn rug zat, dat iemand de ring van mijn linker ringvinger afhaalde. Dit is mijn trouwring.
Ik zag drie personen wegrennen in de richting van de Wessel Ilckenstraat. Ik zag dat twee van de drie personen dezelfde waren als de twee in mijn woning. [4]
Ik zag dat er niemand meer aanwezig was in de woning. Ook [verdachte] en [medeverdachte 1] zag ik niet meer.
Ik ben gaan kijken op de beelden en zag dat er vier personen in mijn woning zijn geweest. Op de beelden is te zien dat als alle personen de woning verlaten, ook [verdachte] de woning verlaat. Ik zag op de beelden dat zij al haar spullen ook bij zich draagt op het moment dat ze de woning verlaat. Vervolgens zag ik dat zij wegrende in de richting van Wim Kanplein.
Ik ben vervolgens in mijn woning gaan kijken welke spullen er niet meer lagen. Ik zag dat alle kasten in de woning overhoop gehaald waren. Ik zag dat de telefoon die ik eerder vast had niet meer in de woning lag. Dit betreft een Samsung. [5]
[slachtoffer]is als aangever gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
A: De volgende goederen zijn tijdens de overval weggenomen.
- Samsung
- Trouwring
- Envelop met daarin €1700 euro
- Poloroid camera [6]
[verdachte] haar moeder belde mij eerst en gaf de telefoon toen aan [verdachte] . [verdachte] vertelde dat ze die mensen die binnen zijn geweest niet kent, die meisjes die betrokken zijn kende ze wel. Ze vertelde dat het een vooropzet plan was en dat ze het in [woonplaats] hadden bedacht. [7]
Verdachteheeft ter terechtzitting van 22 januari 2020 onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
U, voorzitter, houdt mij voor dat uit de camerabeelden valt op te maken dat ik foto’s heb gemaakt van het huis. Dit klopt. Dit was om medeverdachte [medeverdachte 2] te laten zien om welk huis het ging.
Het klopt dat er afspraken zijn gemaakt over het openen van de balkondeur.
U, voorzitter, houdt mij voor dat ik heb verklaard dat ik op enig moment mijn oplader ging halen bij de auto van medeverdachte [medeverdachte 2] en dat achter de auto van [medeverdachte 2] een andere auto stond met daarin twee mensen. Dit klopt. Ik heb daar medeverdachte [medeverdachte 3] zien zitten met een andere man in die auto.
Ik heb de avond van de overval persoonlijk contact gehad met medeverdachte [medeverdachte 3] . Dit was in Almere met de auto.
Tijdens het appgesprek met [medeverdachte 2] hebben we het gehad over het wissen van de foto’s van de woning van mijn oom die ik eerder had genomen op het balkon.
Het klopt dat het een van tevoren geplande overval betrof. Het is vooraf besproken in de auto met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Op zondag 11 november heb ik, verbalisant, onder [medeverdachte 2] een iPhone telefoon in beslag genomen. Hierop zag ik, verbalisant, dat de telefoon van de vergrendeling afging en dat er een WhatsAppgesprek open stond tussen haar en [verdachte]
(de rechtbank begrijpt: [verdachte] ).
De inhoud van dit WhatsAppgesprek gaat als volgt:
07:42 uur
Ey k ben misselijk omg
Delete dje fotos ook he
07:45 uur
Ja al gedaan
Ja ik ook
Wil echt weg man
Van hier [8]
07:52 uur
Heb me nog nooit zo onrustig gevoelt
07:53 uur
S je geweten mijn kind
07:54 uur
Ahahah nou vreselijk hoor
07:54 uur
Drm moet je ijs koud zijn als je zulke dingen wilt doen
07:54 uur
Ja kijk I heb geen eens medelijden he
Ik ben bang om gepakt te worden
Dat wil ik gewoon niet
Maar ik zou het zo weer don
07:55
Hahhaahhaahahha nee dat gebeurt niet
07:55 uur
Doen
07:55 uur
Whahahahhahahaahhaah
07:55 uur
HAHAAHA
07:55 uur
Ben yusu (betekenis in straattaal: “Ben serieus)
Wil ook jumpen in osso met pippa (straattaal pippa/pipa is “pistool”).
07:55 uur
Drm moetje ijs koud zijn en als je zulke dingen wilt doen
07:55 uur
Ohh lord save your soul
07:56 uur
HAHAHAHAA AAI
ERG HE
Maar wil echt
07:56 uur
Hhahahahahaha k ga stuk
07:57 uur
Heb je [medeverdachte 3] gevraagd wie t was
07:57 uur
Neee helemaal nket meer aangedavhy
nadat je me zei er zijn menseee
K vraag m als hij wakker s [9]
Bewijsoverwegingen feit 1 primair eerste en tweede alternatief
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Aangever is de oom van verdachte. Verdachte heeft samen met de mededaders het plan opgevat om haar oom te overvallen in zijn woning. Verdachte heeft daartoe met aangever afgesproken om het betreffende weekend langs te komen en in de avond van 10 november 2018 staat zij met medeverdachte [medeverdachte 1] voor de deur. Nadat aangever hen heeft binnengelaten, heeft verdachte op enig moment foto’s gemaakt van de buitenkant van de woning zodat de medeverdachten de woning zouden kunnen herkennen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft op enig moment de balkondeur opengezet zodat de medeverdachten de woning konden betreden. Dit was onderdeel van het plan. Verdachte heeft die avond contact gehad met de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] kort voor de overval. Tijdens de overval was verdachte aanwezig in de woning. Vervolgens heeft verdachte haar spullen gepakt en de woning ongeveer gelijktijdig met de overvallers verlaten.
Op grond van het voorgaande oordeelt rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Met name door de directe familiaire relatie met aangever is de rechtbank van oordeel dat verdachte een essentiële rol heeft gehad bij de uitvoering van de overval. Via haar zijn de overvallers bij haar oom uitgekomen. Daarnaast heeft verdachte voorafgaand aan de overval een concrete en ook substantiële bijdrage geleverd, door foto’s van de woning van aangever te sturen en contact te onderhouden met de mededaders. Verder heeft zij tijdens de overval het spelletje meegespeeld en is ze vervolgens ongeveer gelijktijdig met de andere overvallers weggegaan. Zij heeft daarmee ook een bijdrage geleverd ten tijde van de overval zelf. Dit alles, in samenhang bezien, maakt dat de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen acht.
Dwang
Verdachte heeft verklaard dat zij door een aantal medeverdachten is gedwongen om mee te werken aan de overval. De rechtbank acht dit deel van haar verklaring ongeloofwaardig. Zij wijst daarbij onder meer op de inhoud van het gesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] via WhatsApp kort na de overval, waaruit duidelijk een ander beeld naar voren komt en van enige dwang geen enkele sprake lijkt. Veeleer lijkt er sprake te zijn van berekening. Daar komt bij dat verdachte zich op haar zwijgrecht heeft beroepen op kritische vragen ter concretisering van haar stelling en in zoverre verhinderd heeft dat dit door haar geschetste scenario nader onderzocht kon worden. Ten slotte vindt de rechtbank geen steun voor haar stelling in het dossier.
Bewijsmiddelen feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 26 mei 2019, genummerd PL1300-2019108683-5, opgenomen op pagina 6 e.v. (digitale paginanummering) in het dossier met registratienummer PL1300-2019108683;
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal d.d. 26 mei 2019, opgemaakt door [verbalisant 2] , genummerd 2019108683, opgenomen op pagina 2 e.v. (digitale paginanummering) in voornoemd dossier.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair eerste en tweede alternatief
zij op 11 november 2018 te [woonplaats] , omstreeks 02.20 uur, in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met anderen, een trouwring en een mobiele telefoon (merk Samsung) en enig geldbedrag en een fotocamera (polaroid), die geheel of ten dele aan toebehoorden aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of haar mededader(s):
- zich naar de woning van genoemde [slachtoffer] hebben begeven en
- vervolgens een (op een echt gelijkend) vuurwapen heeft getoond en vervolgens heeft doorgeladen en
- vervolgens op de rug van die [slachtoffer] is gesprongen en
- vervolgens daarbij een (op een echt gelijkend) vuurwapen in de nek van die [slachtoffer] heeft gedrukt en
- vervolgens daarbij heeft gezegd: “Mimang, waar is je geld?” en “Wil je dood? Dit is je laatste kans, waar is je geld?” en “Als je niet wil dat ik je kinderen iets aan doe dan zeg je waar het geld is” en
- daarbij meermalen die [slachtoffer] met een (op een echt gelijkend) vuurwapen op het hoofd heeft geslagen en
- de woning hebben doorzocht en
- de trouwring van de vinger van die [slachtoffer] heeft afgehaald;
en
zij op 11 november 2018 te [woonplaats] , omstreeks 02.20 uur, in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde
- zich naar de woning van genoemde [slachtoffer] heeft begeven en
- vervolgens een (op een echt gelijkend) vuurwapen heeft getoond en vervolgens heeft doorgeladen en
- vervolgens op de rug van die [slachtoffer] is gesprongen en
- vervolgens daarbij een (op een echt gelijkend) vuurwapen in de nek van die [slachtoffer] heeft gedrukt en
- vervolgens daarbij heeft gezegd: “Mimang, waar is je geld?” en “Wil je dood? Dit is je laatste kans, waar is je geld?” en “Als je niet wil dat ik je kinderen iets aan doe dan zeg je waar het geld is” en
- daarbij meermalen die [slachtoffer] met een (op een echt gelijkend) vuurwapen op het hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
feit 2
zij op 26 mei 2019 te Amsterdam in een winkelbedrijf, tezamen en in vereniging met een ander, levensmiddelen met een verkoopwaarde ongeveer 21 euro, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader toebehoorden, te weten aan Albert Heijn (filiaal [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair eerste en tweede alternatief
de voortgezette handeling van:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2
diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht en verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. Het veroordelend vonnis vormt daartoe op grond van artikel 75 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering een zelfstandige grond voor voorlopige hechtenis. Daarnaast komt een veroordeelde verdachte niet zonder meer het recht toe zijn berechting in vrijheid af te wachten en dient er ten aanzien van het al dan niet laten voortduren van de schorsing van de voorlopige hechtenis een andere afweging te worden gemaakt. Het uitgangspunt is daarbij dat de voorlopige hechtenis niet wordt geschorst, tenzij er is gebleken van zwaarwichtige persoonlijke omstandigheden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verzocht wordt om het jeugdstrafrecht toe te passen en te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, eventueel gecombineerd met een werkstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met anderen een overval op nota bene haar eigen oom beraamd en mede uitgevoerd. Hierbij zijn meerdere personen de woning binnengedrongen, is haar oom mishandeld en bedreigd met een vuurwapen en is er gedreigd met geweld tegen zijn twee jonge kinderen die op dat moment in de woning lagen te slapen. Verdachte en haar mededaders hebben hiermee een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Hierbij rekent de rechtbank het verdachte in het bijzonder aan dat het om haar eigen oom gaat. Zij heeft de familierelatie en het daaruit voortvloeiende vertrouwen bij haar oom grof misbruikt en ingezet om in haar eigen materiele behoeften te voorzien. Zij heeft daarbij geen enkel oog gehad voor de gevolgen die deze overval voor haar oom, zijn vrouw en hun kinderen hebben gehad. Uit de verklaring van haar oom ter zitting is gebleken dat deze overval nog dagelijks hun leven beïnvloedt en dat het een grote impact heeft gehad op het gezin. Daar komt bij dat dergelijke feiten ook voor gevoelens van onveiligheid in het algemeen zorgen. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Hoewel hier niet het zwaartepunt van deze strafzaak ligt, is dit een vervelend feit dat niet alleen het slachtoffer, maar ook de maatschappij schade en overlast bezorgt.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft bij haar beslissing acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 22 maart 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder op 17 september 2018 is veroordeeld voor een winkeldiefstal.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een rapport van Reclassering Nederland van 7 februari 2019, opgemaakt door C.S. Pruis, reclasseringswerker. Uit dit rapport volgt dat er sprake was van een zorgelijke situatie van een jongedame die makkelijk te beïnvloeden lijkt en die in de periode voorafgaand aan het delict een instabiele leefsituatie had. Ter zitting is duidelijk geworden dat de leefsituatie inmiddels is verbeterd. Verdachte staat nu onder behandeling van Inforsa en heeft een zelfstandige woning.
Het risico op recidive wordt door Reclassering Nederland ingeschat als gemiddeld. Geadviseerd wordt om het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte is jong en maakt een jonge indruk. Ze is makkelijk beïnvloedbaar en lijkt onvoldoende in staat te zijn geweest te overzien wat haar gedrag en keuzes voor gevolgen konden hebben.
De reclassering adviseert de rechtbank om verdachte een (deels) voorwaardelijk straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij reclassering;
  • ambulante behandeling;
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • volgen van onderwijs (jeugdstrafrecht);
  • meewerken aan schuldhulpverlening.
Op te leggen straf
Verdachte was ten tijde van het onder 1 primair eerste en tweede alternatief bewezenverklaarde 19 jaar oud. Het uitgangspunt is dan dat het volwassenenstrafrecht aan de orde is. De rechtbank heeft bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar echter de mogelijkheid om het jeugdstrafrecht toe te passen. Dat kan de rechtbank doen wanneer de persoon van de verdachte zelf of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, daar aanleiding voor geven.
De rechtbank ziet aanleiding om recht te doen overeenkomstig de bijzondere bepalingen voor jeugdige personen (overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh van het Wetboek van Strafrecht). Daarbij is gelet op de persoon van verdachte zoals hierboven is uiteengezet.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een woningoverval uit van een jeugddetentie vanaf 6 maanden.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van met name het onder 1 primair eerste en tweede alternatief bewezenverklaarde de oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigt. De rechtbank houdt er in strafverzwarende zin rekening mee dat het feit gepleegd is in vereniging en tijdens de nachtelijke uren. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin voorts
rekening met het georganiseerde karakter van de groep daders, dat er fysiek geweld is gebruikt tegen het slachtoffer en dat het slachtoffer – nota bene de oom van verdachte - is bedreigd met een wapen.
De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met het tijdsverloop.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is. Daarbij merkt de rechtbank op dat zij, hoewel zij verdachte een grotere rol toedicht dan de officier van justitie, tot een zelfde strafoplegging komt. Dit heeft te maken met de weging van bovengenoemde factoren, waarbij ook het tijdsverloop in strafmatigende zin een rol speelt. De rechtbank zal daarbij als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijke gedeelte van de jeugddetentie de meldplicht en het reclasseringstoezicht opleggen zodat verdachte na haar detentie ondersteund kan worden in het op orde brengen van haar leven.
Voorlopige hechtenis
De ernstige bezwaren en gronden, die tot het verlenen van het bevel tot voorlopige hechtenis hebben geleid, zijn ook nu nog aanwezig. Verdachte heeft zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis gehouden aan de schorsingsvoorwaarden. Een hernieuwde afweging van de belangen van de maatschappij en verdachte leidt niet tot de conclusie dat de belangen van de maatschappij bij de detentie van verdachte op dit moment zwaarder moeten wegen dan de belangen van verdachte waardoor tot opheffing zou moeten worden overgegaan. De rechtbank acht opheffing van de schorsing derhalve thans niet opportuun en zal de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis afwijzen. Daarbij weegt de rechtbank voorts nog de leeftijd van verdachte ten tijde van het delict mee en ook dat verdachte grotendeels verantwoordelijkheid voor haar daden heeft genomen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.006,83. Dit bedrag bestaat uit € 6,83 materiële schade en € 3.000,-- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Subsidiair heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De materiële schade, bestaande uit een bedrag van € 6,83 is niet betwist en deugdelijk onderbouwd.
Immateriële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, acht de rechtbank een bedrag van
€ 3.000,-- billijk.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 3.006,83 toewijzen en verdachte veroordelen tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 november 2018. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op nihil.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met haar mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 56, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd zich bij Reclassering Nederland zal melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- wijst af de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.006,83;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 3.006,83 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2018 tot de dag van de volledige betaling, waarbij gijzeling in verband met de jeugdige leeftijd van verdachte achterwege zal blijven;
- bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij en/of (een van) haar mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, mrs. W.S. Ludwig en
V.C. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 juni 2021.
Mrs. Beljaars en Nahumury zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/228592-18:
zij op of omstreeks 11 november 2018 te [woonplaats] , omstreeks 02.20 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een trouwring en/of een mobiele telefoon (merk Samsung) en/of enig(e) geldbedrag(en) en/of een fotocamera (polaroid), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of haar mededader(s):
- zich naar de woning van genoemde [slachtoffer] heeft/hebben begeven en/of
- ( vervolgens) een (op een echt gelijkend) vuurwapen heeft/hebben getoond en/of (vervolgens) heeft/hebben doorgeladen en/of
- ( vervolgens) (daarbij) op de rug van die [slachtoffer] is/zijn gesprongen en/of
- ( vervolgens) (daarbij) een (op een echt gelijkend) vuurwapen, althans een hard voorwerp in de nek van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt en/of
- ( vervolgens) (daarbij) meermalen, althans eenmaal op dwingende toon heeft/hebben gezegd: "Mimang, waar is je/het geld?" en/of "Wil je dood? Dit is je laatste kans, waar is je geld?" en/of "Als je niet wil dat ik je kinderen iets aan doe dan zeg je waar het geld is" en/of
- ( vervolgens) (daarbij) meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] met een (op een echt gelijkend) vuurwapen, althans een hard voorwerp op het hoofd en/of het gezicht heeft/hebben geslagen en/of
- ( vervolgens) de woning heeft/hebben doorzocht en/of
- ( vervolgens) de trouwring van de vinger van die [slachtoffer] heeft/hebben afgehaald;
EN/OF
zij op of omstreeks 11 november 2018 te [woonplaats] , omstreeks 02.20 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van enig(e) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] 4 toebehoorde
- ( vervolgens) zich naar de woning van genoemde [slachtoffer] heeft/hebben begeven en/of
- ( vervolgens) een (op een echt gelijkend) vuurwapen heeft/hebben getoond en/of (vervolgens) heeft/hebben doorgeladen en/of
- ( vervolgens) (daarbij) op de rug van die [slachtoffer] is/zijn gesprongen en/of
- ( vervolgens) (daarbij) een (op een echt gelijkend) vuurwapen, althans een hard voorwerp in de nek van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt en/of
- ( vervolgens) (daarbij) meermalen, althans eenmaal op dwingende toon heeft/hebben gezegd: "Mimang, waar is je/het geld?" en/of "Wil je dood? Dit is je laatste kans, waar is je geld?" en/of "Als je niet wil dat ik je kinderen iets aan doe dan zeg je waar het geld is" en/of
- ( vervolgens) (daarbij) meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] met een (op een echt gelijkend) vuurwapen, althans een hard voorwerp op het hoofd en/of het gezicht heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer andere perso(o)n(en) op of omstreeks 11 november 2018 te [woonplaats] , omstreeks 02.20 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een trouwring en/of een mobiele telefoon (merk Samsung) en/of enig(e) geldbedrag(en) en/of een fotocamera (polaroid), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichelf en/of andere deelnemers aan dat
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of zijn/hun mededader(s):
- zich naar de woning van genoemde [slachtoffer] heeft/hebben begeven en/of
- ( vervolgens) een (op een echt gelijkend) vuurwapen heeft/hebben getoond en/of (vervolgens) heeft/hebben doorgeladen en/of
- ( vervolgens) (daarbij) op de rug van die [slachtoffer] is/zijn gesprongen en/of
- ( vervolgens) (daarbij) een (op een echt gelijkend) vuurwapen, althans een hard voorwerp in de nek van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt en/of
- ( vervolgens) (daarbij) meermalen, althans eenmaal op dwingende toon heeft/hebben gezegd: "Mimang, waar is je/het geld?" en/of "Wil je dood? Dit is je laatste kans, waar is je geld?" en/of "Als je niet wil dat ik je kinderen iets aan doe dan zeg je waar het geld is" en/of
- ( vervolgens) (daarbij) meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] met een (op een echt gelijkend) vuurwapen, althans een hard voorwerp op het hoofd en/of het gezicht heeft/hebben geslagen en/of
- ( vervolgens) de woning heeft/hebben doorzocht en/of
- ( vervolgens) de trouwring van de vinger van die [slachtoffer] heeft/hebben afgehaald;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 11 november 2018 te Almere opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- een of meer foto's van de binnenkant en/of de buitenkant van de woning te maken en/of (vervolgens) aan die [medeverdachte 2] en/of andere perso(o)n(en) te verzenden en/of
- zich gedurende het gepleegde geweld en/of daarna voor te doen als slachtoffer;
EN/OF
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer andere perso(o)n(en) of omstreeks 11 november 2018 te Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van enig(e) geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of zijn/hun mededader(s):
- een (op een echt gelijkend) vuurwapen heeft/hebben getoond en/of (vervolgens) heeft/hebben doorgeladen en/of
- ( vervolgens) (daarbij) op de rug van die [slachtoffer] is/zijn gesprongen en/of
- ( vervolgens) (daarbij) een (op een echt gelijkend) vuurwapen, althans een hard voorwerp in de nek van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt en/of
- ( vervolgens) (daarbij) meermalen, althans eenmaal op dwingende toon heeft/hebben gezegd: "Mimang, waar is je/het geld?" en/of "Wil je dood? Dit is je laatste kans, waar is je geld?" en/of "Als je niet wil dat ik je kinderen iets aan doe dan zeg je waar het geld is" en/of
- ( vervolgens) (daarbij) meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] met een (op een echt gelijkend) vuurwapen, althans een hard voorwerp op het hoofd en/of het gezicht heeft/hebben geslagen, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 11 november 2018 te Almere opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- een of meer foto's van de binnenkant en/of de buitenkant van de woning te maken en/of (vervolgens) aan die [medeverdachte 2] en/of andere perso(o)n(en) te verzenden en/of
- zich gedurende het gepleegde geweld en/of daarna voor te doen als slachtoffer,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
13-127158-19
zij op of omstreeks 26 mei 2019 te Amsterdam in/uit een winkel(bedrijf) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, levensmiddelen (met een (verkoop)waarde ongeveer 21 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan Albert Heijn (filiaal [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 maart 2019, genummerd MD2R018188, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 23, 100 tot en met 178, 200 tot en met 251, 301 tot en met 354, 401 tot en met 451, 500 tot en met 515, 1000 tot en met 1290 en 2000 tot en met 2004. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1003.
3.Pagina 1004.
4.Pagina 1005.
5.Pagina 1006.
6.Pagina 1061.
7.Pagina 1062.
8.Pagina 1058.
9.Pagina 1059.