ECLI:NL:RBMNE:2021:2802

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
16-659131-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude tijdens faillissement door het starten van een onderneming en het onttrekken van gelden aan de boedel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met zijn partner een onderneming is gestart tijdens hun faillissement. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn partner de inkomsten van deze onderneming niet aan de curator hebben afgedragen, maar hebben gebruikt voor luxe goederen en online gokken. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat zij hebben geweigerd om de vereiste inlichtingen aan de curator te verstrekken. De zaak is behandeld op de terechtzittingen van 15 augustus 2019, 19 april 2021 en 16 juni 2021. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan twee feiten: het onttrekken van gelden aan de boedel en het weigeren van inlichtingen aan de curator. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting en de inspanningen van de verdachte om zijn schulden af te lossen. Uiteindelijk is er een taakstraf van 240 uur opgelegd, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft geen voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, omdat zij van mening is dat de verdachte voldoende de ernst van zijn daden beseft.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-659131-19
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1957] te [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 augustus 2019, 19 april 2021 en 16 juni 2021. Op laatst genoemde datum heeft de rechtbank de zaak inhoudelijk behandeld. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] (parketnummer: 16-659132-19).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S. Kriekaard, advocaat te Arnhem, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 in de periode van 4 februari 2014 tot en met 30 juni 2016 te Arnhem, samen met [medeverdachte] , terwijl zij in staat van faillissement waren verklaard, geld heeft onttrokken aan de boedel;
feit 2 in de periode van 4 februari 2014 tot en met 30 juni 2016 te Arnhem, samen met [medeverdachte] , terwijl zij in staat van faillissement waren verklaard, heeft geweigerd om aan de curator de vereiste inlichtingen te geven.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 betwist dat verdachte zijn inlichtingenplicht tegen-over de curator niet is nagekomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 op tijdstippen in de periode van 4 februari 2014 tot en met 30 juni 2016 in de gemeente Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] , terwijl hij, verdachte, en [medeverdachte] bij vonnis van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 4 februari 2014, in staat van faillissement waren verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van hun schuldeisers, baten niet hebben verantwoord en goederen, te weten
-
een geldbedrag van in totaal 160.809,89 euro en
-
een geldbedrag van in totaal 45.681,55 euro (verkregen door middel van gokken) en
-
geldbedragen van 1753,60 euro en 1266,67 euro
aan de boedel heeft onttrokken, immers hebben verdachte en zijn mededader [medeverdachte] voornoemde geldbedragen
-
ontvangen op de gezamenlijke privé rekening van verdachte en zijn echtgenote [medeverdachte] en/of op de zakelijke rekening van de eenmanszaak [eenmanszaak] en
-
niet gemeld aan de curator en niet afgedragen aan de boedelrekening en
-
uitgegeven aan gokken, luxe goederen, een auto, vakanties (o.a. een TUI-vakantie naar Turkije) en andere privé-uitgaven;
feit 2 op tijdstippen in de periode van 12 januari 2015 tot en met 30 juni 2016 in de gemeente Arnhem, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met [medeverdachte] (zijn echtgenote met wie hij in gemeenschap van goederen was getrouwd), terwijl hij, verdachte, en [medeverdachte] bij vonnis van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 4 februari 2014, in staat van faillissement waren verklaard, en meerdere malen door de curator in het faillissement wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven, immers heeft hij, verdachte, daartoe herhaaldelijk opgeroepen de curator onvolledig geïnformeerd en geweigerd de vereiste inlichtingen te geven met betrekking tot
-
de door hem en [medeverdachte] gestarte onderneming [eenmanszaak] ,
-
hun werkzaamheden voor [eenmanszaak] ,
-
hun inkomsten uit werkzaamheden voor [bedrijf 1] en [bedrijf 2] B.V.,
-
bankrekeningen (waaronder de zakelijke rekeningen van [eenmanszaak] ) en rekeningafschriften,
-
aan opdrachtgevers ( [bedrijf 1] en [bedrijf 2] B.V.) verstuurde facturen en of deze facturen al dan niet betaald waren,
-
nog door hen, verdachten, te betalen facturen,
-
het feit dat verdachte geld uitgaf aan gokken en de daarmee behaalde winst.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 het als degene die in staat van faillissement is verklaard, tijdens het faillissement enig goed aan de boedel onttrekken terwijl hij weet dat hierdoor een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld;
feit 2 in staat van faillissement verklaard en wettelijk verplicht tot het geven van inlichtingen, weigeren de vereiste inlichtingen te geven en opzettelijk onvolledige inlichtingen geven.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twee maanden geheel voorwaardelijk, met een proeftijd twee jaren, en een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht, te vervangen door 120 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Verdachte is in 2016 verhoord, waarna de zaak door het Openbaar Ministerie in 2019 is aangebracht. Vervolgens heeft behandeling van de zaak tot april 2021 stil gelegen. Daarmee is sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn. Al die tijd heeft verdachte met de dreiging van de rechtszaak moeten leven. Verdachte heeft fout gehandeld, maar dat komt ook doordat hij een verkeerde voorstelling van zaken had. Hij heeft geprobeerd om zijn schulden af te lossen. Daarbij zijn fouten gemaakt, maar er zijn regelingen getroffen en schuldeisers worden betaald. Verdachte heeft dus zijn verantwoordelijkheid genomen, zij het te laat. Verdachte heeft zich de afgelopen jaren goed gedragen, zodat een voorwaardelijke gevangenisstraf als waarschuwing niet meer nodig is. Een taakstraf van lange duur maakt de ernst van het verwijt voldoende duidelijk.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte en zijn echtgenote zijn, terwijl zij in staat van faillissement waren verklaard, een eigen onderneming gestart. Uit het dossier blijkt dat de onderneming aanzienlijke inkomsten heeft gegeneerd. Verdachte en zijn echtgenote hebben in plaats van dit geld aan de curator af te dragen, waarmee de curator hun schuldeisers kon betalen, ervoor gekozen om het geld te besteden aan online gokken, vakanties en luxe goederen. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij enkel bezig is geweest met zijn eigen financiële belangen, wetende dat hij daarmee zijn schuldeisers ernstig zou benadelen.
Daarnaast heeft verdacht, in strijd met zijn wettelijke plicht, geweigerd om aan de curator, ondanks herhaald verzoek, de vereiste inlichtingen te geven over zijn werkzaamheden voor -en inkomsten uit hun eigen onderneming. Door het handelen van verdachte is de curator niet goed in staat geweest om het faillissement op een juiste wijze af te wikkelen en is onduidelijk gebleven voor welke bedragen de schuldeisers precies zijn benadeeld. Ook dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 8 maart 2021. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan bij fraude, bij een benadelingsbedrag van € 125.000,00 tot € 250.000,00 uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de 9 en 12 maanden.
Gezien de ernst van de feiten en de hoogte van het fraudebedrag, zou de rechtbank, als de zaak eerder was behandeld, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden hebben opgelegd.
De rechtbank stelt echter vast dat de redelijke termijn in deze zaak aanzienlijk is overschreden. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad bedraagt de redelijke termijn voor berechting een periode van 24 maanden. De termijn waarbinnen de berechting van verdachte heeft plaatsgevonden is aangevangen op 15 september 2016, zijnde de datum waarop verdachte door de politie is gehoord en aan welke handeling hij in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijke vervolging tegen hem zou instellen. Deze termijn eindigt op 30 juni 2021, zijnde de datum van dit vonnis. Deze termijn bedraagt in totaal (op enkele dagen na) bijna 58 maanden. Het voorgaande betekent dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting met 34 maanden. Van feiten of bijzondere omstandigheden die deze overschrijding kunnen rechtvaardigen is niet gebleken. De rechtbank zal dit gegeven in het voordeel van verdachte betrekken bij de straftoemeting door de straf te matigen.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte ook rekening met het feit dat de rechtbank voor feit 2 tot een bewezenverklaring komt van een periode korter dan ten laste is gelegd.
Daarnaast houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte de afgelopen periode zijn verantwoordelijkheid heeft genomen door actief betalingsregelingen met schuldeiseres te treffen en dat hij ter zitting openheid van zaken heeft gegeven. De rechtbank merkt voorts op dat uit het dossier naar voren komt dat de communicatie vanuit de curator richting verdachte ook actiever had gekund.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis wanneer verdachte deze niet of niet naar behoren verricht, passend en geboden. De rechtbank ziet geen reden om daarnaast ook nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen zoals door de officier van justitie is geëist. Uit de houding van verdachter ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat verdachte voldoende de ernst beseft van wat hem wordt verweten. De rechtbank vindt een stok achter de deur daarom niet nodig.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57, 194 en 341 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.W. Verhaagh, voorzitter, mrs. I.C.J.B. Corbeij en N.M. Spelt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 juni 2021.
Mrs. Corbeij en Spelt zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 februari 2014 tot en met 30 juni 2016
in de gemeente Arnhem, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met [medeverdachte] , althans alleen
terwijl hij, verdachte, (en [medeverdachte] ) bij vonnis van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 4 februari 2014, in staat van faillissement was (waren) verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeiser(s),
(een) bate(n) niet heeft verantwoord en/of een of meer goed(eren), te weten
- (een) geldbedrag(en) van in totaal 160.809,89 euro, althans 83.628,17 euro en/of
- een geldbedrag van in totaal 45.681,55 euro (verkregen door middel van gokken) en/of
- geldbedrag(en) van 1753,60 euro en/of 1266,67 euro
althans, een of meer geldbedragen,
aan de boedel heeft onttrokken,
immers heeft verdachte en/of zijn mededader [medeverdachte] voornoemd(e) geldbedrag(en)
- ontvangen op de gezamenlijke privé rekening van verdachte en zijn echtgenote [medeverdachte] en/of op de zakelijke rekening van de eenmanszaak [eenmanszaak] en/of
- niet gemeld aan de curator en niet afgedragen aan de boedelrekening en/of
- uitgegeven aan gokken, luxe goederen, een auto, vakanties (o.a. een TUI-vakantie naar Turkije) en/of andere privé-uitgaven
(art. 341 ahf/ond a ahf/sub 1e Wetboek van Strafrecht (oud)),
(art. 341 ahf/ond a ahf/sub 1e Wetboek van Strafrecht),
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 februari 2014 tot en met 30 juni 2016
in de gemeente Arnhem, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met [medeverdachte] (zijn echtgenote met wie hij in gemeenschap van goederen was getrouwd), althans alleen,
terwijl hij, verdachte, (en [medeverdachte] ) bij vonnis van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 4 februari 2014, in staat van faillissement was (waren) verklaard,
en één of meerdere malen door de curator in het faillissement wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen,
zonder geldige reden opzettelijk niet is verschenen en/of heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en/of opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft gegeven,
immers heeft hij, verdachte, daartoe herhaaldelijk opgeroepen de curator niet, onvolledig en/of onjuist geïnformeerd en/of geweigerd de vereiste inlichtingen te geven met betrekking tot
- de door hem en/of [medeverdachte] gestarte onderneming [eenmanszaak] ,
- zijn/hun werkzaamheden in/voor [eenmanszaak] ,
- zijn/hun inkomsten uit werkzaamheden voor [bedrijf 1] en [bedrijf 2] B.V.
- bankrekeningen (waaronder de zakelijke rekeningen van [eenmanszaak] ) en rekeningafschriften,
- aan opdrachtgevers ( [bedrijf 1] en [bedrijf 2] B.V. verstuurde facturen en of deze facturen al dan niet betaald waren,
- nog door hem/hen, verdachte(n), te betalen facturen,
- het feit dat verdachte en/of [verdachte] geld uitgaf aan gokken en de daarmee behaalde winst(en).
(art. 194 lid 1 Wetboek van Strafrecht (oud), art. 194 lid 1 Wetboek van Strafrecht)