ECLI:NL:RBMNE:2021:2799

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
UTR 21/1088
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht verklaring van rijongeschiktheid voor rijbewijs C/CE op basis van gezichtsveldseisen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een gezondheidsverklaring had ingediend voor de verlenging van zijn groot rijbewijs, en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Eiser was eerder geschikt verklaard voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën A/B/BE/T, maar werd ongeschikt verklaard voor de categorieën C/CE op basis van een binoculair gezichtsveld dat minder dan 160 graden was. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het CBR handhaafde zijn standpunt in het bestreden besluit. Tijdens de zitting op 1 juni 2021 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat er geen verandering in zijn gezondheid was en dat hij bereid was een rijvaardigheidstest af te leggen.

De rechtbank oordeelde dat het CBR terecht had geoordeeld dat eiser niet voldeed aan de eisen van de Regeling eisen geschiktheid 2000, die een minimumnorm van 160 graden voor het horizontale gezichtsveld voorschrijft. De rechtbank benadrukte dat de regelgeving geen ruimte biedt voor uitzonderingen op basis van persoonlijke omstandigheden en dat het algemene belang van verkeersveiligheid zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van de aanvrager. Eiser's argument dat hij in 2014 wel geschikt was verklaard, werd verworpen, omdat de rechtbank oordeelde dat een eerder gemaakte fout niet herhaald hoeft te worden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1088

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.G.S. Pennino),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: mr. Y. Wolvekamp).

Procesverloop

Bij besluit van 2 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser geschikt geacht voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën A/B/BE/T voor een termijn tot en met 2 november 2025 en eiser ongeschikt geacht voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën C/CE.
Bij besluit van 28 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype for Business beeldverbinding, waaraan de gemachtigde van eiser en eiser telefonisch deelnamen, plaatsgevonden op 1 juni 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft een gezondheidsverklaring ingediend om zijn groot rijbewijs te verlengen. Op grond van deze verklaring, waarbij eiser heeft aangegeven diabetes mellitus te hebben, heeft verweerder gevraagd om toezending van medische informatie en is eiser verwezen voor een keuring bij onder meer een oogarts. Op basis van de verkregen informatie, waaronder die van oogarts [A] van 27 oktober 2020, heeft verweerder vastgesteld dat sprake is van diabetes mellitus, een progressieve oogaandoening en een binoculair gezichtsvelddefect binnen een straal van 30 graden vanuit het centrum. Verweerder heeft eiser in het primaire besluit ongeschikt verklaard voor een rijbewijs voor een vrachtauto of zware camper en voor een aanhanger achter vrachtauto, of trekker met oplegger (rijbewijs C/CE).
Bestreden besluit
2. Het standpunt dat bij eiser sprake is van een binoculair gezichtsvelddefect binnen een straal van 30 graden vanuit het centrum, heeft verweerder in het bestreden besluit laten vallen. Uit het tegenrapport van 15 december 2020 (het binoculaire Goldman gezichtsveldonderzoek), dat eiser in bezwaar heeft overgelegd, in combinatie met de toelichting op dit rapport van 19 januari 2021 van oogarts [B] , volgt namelijk dat geen sprake is van gezichtsvelddefecten binnen een straal van 30 graden. Uit het rapport volgt echter ook dat eiser niet voldoet aan de eisen ten aanzien van het horizontale gezichtsveld, dat is namelijk minder dan 160 graden. Daarom heeft verweerder ook in het bestreden besluit eiser ongeschikt verklaard voor een rijbewijs C/CE. Volgens verweerder volgt uit het eerdere rapport van oogarts [C] van 30 december 2014 dat het horizontale gezichtsveld van eiser op dat moment al niet voldeed aan de eisen van de Regeling eisen geschiktheid 2000 (Regeling). Verweerder stelt tot slot dat voor zover in 2014 sprake zou zijn van een onjuist besluit, hij niet kan worden verplicht om een eerder gemaakte fout te herhalen.
Gronden van beroep
3. Eiser is het er niet mee eens. Uit de testuitslagen van 2014 blijkt dat zijn horizontale gezichtsveld ook minder van 160 graden was. Niet valt in te zien waarom de verklaring van geschiktheid in 2014 wel is verleend en nu niet wordt verleend. Verweerder heeft geen onderbouwing gegeven voor het standpunt dat hij eerder gemaakte fouten niet hoeft te herhalen. Verweerder kan niet alleen op de grond dat sprake is van een progressieve oogaandoening aantonen dat eiser niet een voertuig van de categorie C/CE zou kunnen besturen. Daarnaast heeft verweerder de persoonlijke omstandigheden van eiser onvoldoende betrokken. Er is geen sprake van een verandering in de gezondheid. Eiser rijdt alleen binnen Nederland, heeft nooit problemen ondervonden met zijn zicht en is nooit betrokken geweest bij een ongeval tijdens het besturen van een vrachtwagen. Verder stelt eiser dat hij bereid is om een rijvaardigheidstest af te leggen om te laten zien dat hij beschikt over voldoende rijvaardigheid voor het besturen van een vrachtwagen.
Verweerschrift
4. In het verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser in 2014 wel voldeed aan de eisen van de Regeling eisen rijgeschiktheid 2000 (Regeling), waardoor eiser destijds terecht rijgeschikt is verklaard voor het rijbewijs voor de categorieën C/CE. Verder benadrukt verweerder dat de progressieve oogaandoening en diabetes mellitus in het bestreden besluit is opgenomen in verband met de geschiktheidstermijn van vijf jaar voor de rijbewijzen van groep 1. De persoonlijke belangen van eiser kunnen het besluit van verweerder niet anders maken. De regelgever heeft immers overwogen dat het algemene belang van de verkeersveiligheid zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van een aanvrager van een verklaring van geschiktheid bij de registratie hiervan. Ook stelt verweerder dat het afnemen van een rijstest niet kan bijdragen aan een juiste oordeelsvorming.
Oordeel van de rechtbank
5. Uit paragraaf 3.3., onder b, van de Bijlage behorende bij de Regeling volgt onder andere dat het binoculaire horizontale gezichtsveld minimaal 160 graden moet zijn om lichamelijk geschikt te worden geacht voor het besturen van motorrijtuigen van groep 2 (waarin onder andere de categorieën C/CE vallen). Als de betrokkene voldoet aan de eisen van de Bijlage behorende bij de Regeling, registreert verweerder een verklaring van geschiktheid in het rijbewijzenregister op grond van artikel 103, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen
.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser terecht rijongeschikt heeft verklaard voor een rijbewijs C/CE. Niet in geschil is dat het binoculaire horizontale gezichtsveld van eiser minder dan 160 graden is, waardoor niet is voldaan aan de genoemde eis van de Bijlage behorende bij de Regeling. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 februari 2019 [1] volgt dat de norm van de horizontale gezichtsveld een minimumnorm is, die in de Regeling is opgenomen en is gebaseerd op een Europese Richtlijn. Daar is geen uitzondering op mogelijk omdat het niet aan een nationale rechter is om te oordelen over een bepaling uit een Europese Richtlijn. [2] Aangezien de Regeling geen ruimte laat om rekening te houden met individuele gevallen, had verweerder in de door eiser aangevoerde belangen geen mogelijkheid om hem rijgeschikt te verklaren. De rechtbank volgt het ter zitting aangevoerde standpunt van eiser niet dat verweerder een nieuw alomvattend onderzoek zou moeten doen. Tijdens de bezwaarprocedure heeft er al een tegenonderzoek plaatsgevonden. Indien eiser het daar niet mee eens was, had het op zijn weg gelegen om een nader onderzoek te laten verrichten. Verder overweegt de rechtbank dat uit de brief van 30 december 2014 van oogarts [C] blijkt dat het binoculaire horizontale gezichtsveld van eiser minder dan 160 graden beslaat. Daaruit volgt dat verweerder in 2014 ten onrechte een verklaring van geschiktheid heeft afgegeven. Deze omstandigheid maakt echter niet dat verweerder in strijd met het Reglement de gevraagde verklaring van geschiktheid dient in te schrijven in het rijbewijzenregister. Verweerder heeft namelijk terecht overwogen dat een eerder gemaakte fout niet herhaald hoeft te worden. Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. [3] Ter zitting heeft eiser ook persoonlijke omstandigheden aangevoerd die zien op diabetes mellitus. Verweerder heeft het bestreden besluit echter gebaseerd op paragraaf 3.3. van de Bijlage bij de Regeling, die gaat over gezichtsvelden, en niet op paragraaf 5.2. van de Bijlage bij de Regeling, die gaat over diabetes mellitus. Deze omstandigheden kon verweerder dus ook niet betrekken bij zijn bestreden besluit.
7. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder eiser terecht ongeschikt heeft verklaard voor de rijbewijs categorieën C/CE. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd
om deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.ECLI:NL:RVS:2019:600. Te raadplegen op www.rechtspraak.nl.
2.Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1369).