ECLI:NL:RBMNE:2021:2764

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
UTR - 21 _ 769
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van beroep in bestuursrechtelijke huurtoeslagzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 juni 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het beroep van eiseres tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de definitieve berekening van haar huurtoeslag over het jaar 2019, vastgesteld op € 1.159,-. Het bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 9 december 2020, waarna eiseres op 12 februari 2021 beroep instelde. De rechtbank beoordeelde of het beroep tijdig was ingediend, conform de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat het beroepschrift te laat was ingediend, aangezien dit uiterlijk op 20 januari 2021 ontvangen had moeten zijn. Eiseres voerde aan dat zij door haar chronische ziekte en ziekenhuisbehandeling niet in staat was om tijdig beroep in te stellen. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling en dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, en de rechtbank kwam niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/769
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres,

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. H.A. Siertsema).

Procesverloop

In het besluit van 2 oktober 2020 (primair besluit) heeft verweerder de huurtoeslag van eiseres over het jaar 2019 definitief berekend en vastgesteld op € 1.159,-.
In het besluit van 9 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2021 via Skype. Eiseres is verschenen, samen met haar moeder [moeder]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank beoordeelt ambtshalve of het beroep van eiseres tijdig is ingediend.
3. In een zaak die valt onder Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), zoals deze zaak, moet een beroepschrift worden ingediend binnen zes weken na de datum waarop dat besluit is genomen of - als het besluit pas later bekend is gemaakt - binnen zes weken na de datum van bekendmaking (artikel 36 van de Awir). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
4. In dit geval is het bestreden besluit bekendgemaakt op 9 december 2020. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 20 januari 2021 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. Eiseres heeft op 12 februari 2021 beroep ingesteld via de website van de rechtspraak. Dit betekent dat de rechtbank het beroepschrift op die datum heeft ontvangen en dat de uitzondering van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb zich niet voordoet. Het beroepschrift is te laat ingediend. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen.
5. Er kan echter een geldige reden zijn waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen.
6. Eiseres heeft in haar beroepschrift verklaard dat zij chronisch ziek is en de afgelopen maanden voor behandeling in het ziekenhuis is geweest, waardoor zij niet op tijd beroep heeft kunnen instellen.
7. In wat eiseres naar voren heeft gebracht ziet de rechtbank geen aanleiding om de termijnoverschrijding op grond van artikel 6:11 van de Awb verschoonbaar te achten. Eiseres heeft geen stukken overgelegd, waaruit blijkt dat zij wegens haar gezondheidssituatie niet in staat was om tijdig beroep in te stellen. Daarnaast heeft eiseres ook geen derde ingeschakeld om haar belangen waar te nemen. Concluderend heeft eiseres onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij geen enkele mogelijkheid had om het beroepschrift tijdig bij de rechtbank in te dienen.
8. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
10. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2021 door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier.
Griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.