ECLI:NL:RBMNE:2021:2762

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
C/16/521740 / KG ZA 21-269
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op negatieve uitlatingen door gedaagde over de Stichting en haar bestuursleden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting c.s. en [gedaagde]. De Stichting c.s. vorderde een verbod op negatieve uitlatingen door [gedaagde] over de Stichting en haar bestuursleden, alsook een contact- en straatverbod. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de Stichting zwaarder wegen dan die van [gedaagde]. De rechter stelde vast dat [gedaagde] in zijn vlogs ernstige beschuldigingen uitte zonder deze te onderbouwen, wat leidde tot reputatieschade voor de Stichting. De vorderingen van de Stichting c.s. werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij [gedaagde] werd verboden om voor de duur van één jaar negatieve uitlatingen te doen en een dwangsom werd opgelegd voor elke overtreding. De vordering tot contact- en straatverbod werd afgewezen, evenals de vordering om alle berichten van [gedaagde] te verwijderen. In reconventie werd de vordering van [gedaagde] tot opheffing van het toegangsverbod afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/521740 / KG ZA 21-269
Vonnis in kort geding van 30 juni 2021
in de zaak van
1. de stichting
[eiseres sub 1],
2.
[eiser sub 2],
3.
[eiser sub 3],
4.
[eiser sub 4],
5.
[eiser sub 5],
6.
[eiser sub 6],
7.
[eiser sub 7],
8.
[eiser sub 8],
allen gevestigd en wonende te [vestigings-/woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. P.C. Schouten te Breda,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. S.R. van der Boom te Alkmaar.
Eiseres sub 1 wordt hierna de Stichting genoemd. Eisers sub 2 tot en met 6 worden het bestuur en eisers sub 7 en 8 worden de vrijwilligers genoemd. Gezamenlijk worden eisers de Stichting c.s. (in vrouwelijk enkelvoud) genoemd. Gedaagde wordt [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 mei 2021, met 14 producties en een (gedeponeerde) usb-stick met videomateriaal,
  • het herstelexploot van 4 juni 2021 van de Stichting c.s.,
  • de akte houdende correcties en aanvullingen op de dagvaarding van de Stichting c.s.,
  • de nagezonden productie 15 van de Stichting c.s.,
  • de eis in reconventie, tevens overlegging producties van [gedaagde] ,
  • de pleitnota van de Stichting c.s.,
  • de pleitnota van [gedaagde] ,
  • de mondelinge behandeling van maandag 14 juni 2021, waarvan de griffier aantekeningen heeft gehouden.
1.2.
De Stichting c.s. heeft een dag vóór de mondelinge behandeling nog producties 16 tot en met 20 ingediend. De voorzieningenrechter heeft die stukken buiten beschouwing gelaten vanwege strijdigheid met goede procesorde. De stukken zijn namelijk op een zondag ingediend, niet zijnde een werkdag. De voorzieningenrechter en [gedaagde] hebben dus niet tijdig kennis kunnen nemen van die producties voor de zitting van de volgende dag op maandag om 9:00 uur.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat het over

2.1.
De Stichting bestuurt een moskee voor islamitische geloofsgenoten in de wijk [naam wijk] in [plaatsnaam] . Eisers sub 2 tot en met 6 vormen samen het bestuur van de Stichting en eisers sub 7 en 8 zijn als vrijwilligers verbonden aan het bestuur om uitvoering te geven aan de taken van de Stichting.
2.2.
[gedaagde] is al acht jaar bezoeker van de moskee.
2.3.
In 2019 en 2020 heeft [gedaagde] een aantal ‘vlogs’ op zijn YouTube-kanaal (met ca. 12.500 abonnees) onder de naam “ [naam] ” geplaatst over de Stichting c.s. onder de titel ‘
[titel 1] ’. Naar aanleiding van deze vlogs hebben de Stichting c.s. en [gedaagde] diverse gesprekken gevoerd, waarna [gedaagde] zes vlogs heeft verwijderd. Dat laatste kondigde [gedaagde] in zijn vlog van 16 juni 2020 met de titel ‘
[titel 1]’ aan. [gedaagde] zegt daarin dat hij weer achter het bestuur staat.
2.4.
Op 22 september 2020 raken [gedaagde] en zijn neef overstuur tijdens een bestuursoverleg van de Stichting. Uit de overgelegde beelden blijkt dat zij door enkele mannen buiten worden gezet terwijl zij iets schreeuwen. Volgens de Stichting c.s. bedreigt de neef van [gedaagde] op dat moment een voormalige en voorzitter bestuurslid door te zeggen “
Ik geef je één dag. Als je niet vertrekt, maak ik je dood.”, waaraan [gedaagde] toevoegt: “
Het hele bestuur moet weg. Allemaal weg!”.
2.5.
In november 2020 sluit de Stichting c.s. de kantine van de moskee vanwege de door overheid aangekondigde coronamaatregelen. Op 14 november 2020 gaat [gedaagde] met zijn neef toch naar de kantine en maakt de aanwezige beveiligingscamera onklaar.
2.6.
Op 8 januari 2021 presenteert de Stichting c.s. aan de moskeebezoekers haar plannen voor het jaar met een financieel verslag en de begroting. [gedaagde] is daarbij als bezoeker aanwezig.
2.7.
Op 1 januari 2021 hangt de Stichting c.s. de huisregels en stilteborden in de gebedsruimtes van de moskee op. Uit de door de Stichting c.s. overgelegde beelden van de beveiligingscameras blijkt dat [gedaagde] op 31 maart 2021 een aantal borden verwijdert uit de gebedsruimte.
2.8.
Op 31 maart 2021 legt het bestuur van de Stichting aan [gedaagde] een toegangsverbod op voor onbepaalde tijd. De reden voor het opleggen van dit verbod is volgens het bestuur gelegen aan de vele conflicten die [gedaagde] met de vrijwilligers van de Stichting heeft gehad en de drie recente incidenten. Volgens het bestuur van de Stichting heeft [gedaagde] op 22 januari 2021 een bestuurslid in aanwezigheid van de moskeebezoekers beledigd en op 31 maart 2021 onrust veroorzaakt waardoor de voorzitter niet de gelegenheid kreeg zijn toespraak over de huisregels te houden voor de bezoekers en stiekem de stilteborden uit de gebedsruimtes verwijderd.
2.9.
Op 1 april 2021 keert [gedaagde] toch terug naar de moskee. De Stichting c.s. belt de politie en doet aangifte van huisvredebreuk. De officier van justitie seponeert de zaak omdat het bestuur geen verbod voor onbepaalde tijd mocht geven.
2.10.
Vanaf 1 april 2021 plaatst [gedaagde] weer een nieuwe serie vlogs op zijn YouTube-kanaal onder de titels ‘
[titel 2]’ en ‘
[titel 3]’. Tot en met 5 juni 2021 plaatst [gedaagde] 8 vlogs.
2.11.
Een voormalige gemachtigde van [gedaagde] , de heer [A] , vraagt op 12 april 2021 – kort samengevat – het bestuur om de aantijgingen uit de brief van 31 maart 2021 te onderbouwen met onder meer getuigenverklaringen en deze naar hem toe te zenden, bij gebrek waarvan [gedaagde] ervan uitgaat dat er geen grondslag is voor het opgelegd verbod. De gemachtigde vraagt het bestuur vervolgens om het verbod onmiddellijk in te trekken. Bij brief van 22 april 2021 herhaalt de gemachtigde van [gedaagde] dit verzoek.
2.12.
Op 29 april 2021 vult het bestuur van de Stichting het toegangsverbod aan en wijzigt de duur van het verbod tot minimaal één jaar. Daarbij vermeldt het bestuur dat
“Wanneer binnen dat jaar uw gedragnietpositief verandert, alle video’s verwijderd worden en u openbaar een rectificatie doet, zullen wij genoodzaakt zijn om dit toegangsverbod te verlengen.”Volgens de Stichting c.s. is het volgende aanleiding voor het opleggen van het verbod:
“Uw misdragingen en strafbare feiten die hebben geleid door dit opgelegde verbod, zijn:
  • Verstoren van de gebeden door luid te spreken,
  • Niet respecteren van de geldende huisregels
  • Beledigen van bestuursleden
  • Doodsbedreigingen gericht naar leden van het bestuur (22-09-2020)
  • Inbraak in de keuken (14-11-2020)
  • Vernieling van de deur en beveiligingscamera van de keuken (14-11-2020)
  • Verstoren van een toespraak van de voorzitter en hem beletten verder te kunnen spreken (30-03-2021)
  • Heimelijk in de nacht stilteborden van de muur verwijderen en weggooien (31-3-2021)
  • Heimelijk in de nacht huisregels van de muur verwijderen en weggooien (31-3-2021)
  • Publiceren van meer dan 12 video’s op sociale media waarin het bestuur valselijk wordt beschuldigd van o.a. diefstal en corruptie (januari 2020-heden)
  • Persoonlijk (telefonisch) stalken van bestuursleden
  • Op een dreigende toon het vertrek van het bestuur opeisen, anders zou het uit de hand gaan lopen
  • Veroorzaken van een onveilig gevoel bij de gezinnen van bestuursleden door bovengenoemde gedrag en zich tot hun vrouwen te wenden in zijn video (17-04-2021)
  • Zijn aanhangers oproepen via sociale media om massaal naar de moskee te komen om de orde te verstoren
Bovengenoemde misdragingen en strafbare feiten hebben ertoe geleid dat:
-
[eiseres sub 1] schade heeft ondervonden en nog steeds ondervindt in haar naam en reputatie
-
Bestuursleden bij naam door het slijk worden gehaald en daardoor persoonlijke schade ondervinden
-
Wij de veiligheid van onze bezoekers en vrijwilligers niet kunnen garanderen
-
Wij de rust in de gebedsruimte niet kunnen bewaken
-
Bezoekers onze moskee inruilen voor een andere vanwege gebrek aan rust en veiligheid
-
Er vrijwilligers zijn die aangeven een angstig gevoel in de stichting te hebben en vrezen voor hun kinderen wanneer zij op het buitenterrein spelen
-
Er vrijwilligers zijn die aangeven stress en mentale problemen te hebben gekregen wat invloed heeft op hun functioneren
-
Kinderen van bestuursleden van andere kinderen horen dat hun vaders bedreigd worden, wat een behoorlijke impact heeft op hun algemene gesteldheid”
2.13.
Op 3 mei 2021 schrijft de gemachtigde van [gedaagde] opnieuw dat het bestuur onrechtmatig handelt tegenover [gedaagde] door hem een toegangsverbod op te leggen. Daarnaast vraagt hij de Stichting c.s. om hem inzage te geven in de camerabeelden die de Stichting c.s. van [gedaagde] heeft gemaakt en in de financiële stukken van de Stichting, omdat [gedaagde] door diverse belanghebbenden is gevraagd met haar in overleg te treden over het financiële beleid en de verantwoording daarover van/door de Stichting over de afgelopen tien jaren.
2.14.
Op 7 mei 2021 schrijft de advocaat de Stichting c.s. dat het verbod gehandhaafd zal blijven, [gedaagde] geen recht op inzage heeft in de financiële stukken, [gedaagde] geïnformeerd is tijdens de bijeenkomst van 8 januari 2021 over de financiële situatie van de moskee en sommeert [gedaagde] om “
smaad(schrift) en laster en het doen van belastende en negatieve uitlatingen over cliënte(toevoeging rechtbank: de Stichting)
in de (sociale) media te staken en gestaakt te houden”en de vlogs die online zijn te verwijderen.
2.15.
De Stichting c.s. wil met deze procedure (kort samengevat en zakelijk weergegeven) bereiken dat [gedaagde] stopt met het doen van negatieve uitlatingen over de Stichting c.s., alle geplaatste berichten verwijdert, géén contact meer opneemt met de Stichting c.s. en niet in de buurt (binnen een straal van 500 meter) van de moskee of de woningen van de eisers sub 2 tot en met 8 komt. De Stichting c.s. vindt dat de uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig zijn en wil voorkomen dat haar eer en goede naam verder wordt aangetast en wil de persoonlijke levenssfeer van het bestuur en de vrijwilligers beschermen.
2.16.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en heeft een tegenvordering ingesteld. [gedaagde] vordert opheffing dan wel verkorting van de duur van het toegangsverbod, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de Stichting c.s. in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.

3.Wat oordeelt de voorzieningenrechter

In conventie
Spoedeisendheid
3.1.
[gedaagde] heeft in de eerste plaats betwist dat de Stichting c.s. een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen omdat de oudste vlog die [gedaagde] heeft gepubliceerd van 23 juni 2020 is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Stichting c.s. niet bij al haar vorderingen een spoedeisend belang heeft (zoals hierna zal blijken), maar wel met betrekking tot haar vorderingen over de uitlatingen die [gedaagde] doet en het contact- en straatverbod. Gebleken is dat [gedaagde] recentelijke (vanaf 1 april 2021) vrijwel wekelijks een vlog publiceert waarvan de Stichting c.s. het onderwerp is. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] daarmee zal of wil ophouden. De Stichting c.s. wordt daarom ontvankelijk verklaard in haar vorderingen.
Juridisch maatstaf
3.2.
Het gaat in deze zaak om een botsing van fundamentele rechten. Aan de kant van de Stichting c.s. het recht op eerbiediging van de eer en goede naam (artikel 10 Grondwet en artikel 8 EVRM) en aan de kant van [gedaagde] het recht op vrijheid van meningsuiting (artikel 7 Grondwet en artikel 10 EVRM).
3.3.
Toewijzing van (een van) de gevorderde verboden houdt een beperking in van het in artikel 7 Grondwet en artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde recht van [gedaagde] op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijk recht kan alleen worden beperkt als dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien, is sprake als de publicatie een zodanige inbreuk maakt op de eer en goede naam van de Stichting en het recht op eerbiediging van de persoonlijk levenssfeer van het bestuur en de vrijwilligers dat die als onrechtmatig kan worden aangemerkt in de zin van artikel 6:162 BW.
3.4.
Welk recht uiteindelijk zwaarder weegt, hangt af van aan wiens belang in de gegeven omstandigheden meer gewicht toekomt. Bij de weging van beide (in beginsel gelijkwaardige) belangen is onder meer relevant:
  • i) de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die uitlatingen betrekking hebben,
  • ii) de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van de misstand die aan de kaak wordt gesteld,
  • iii) de mate waarin de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal,
  • iv) de totstandkoming en inkleding van de uitlatingen,
  • v) het gezag dat het medium waarop de uitlatingen zijn gepubliceerd geniet en
  • vi) de maatschappelijke positie van de betrokken persoon.
De hiervoor genoemde omstandigheden wegen niet allemaal even zwaar. Welke omstandigheden van toepassing zijn en welk gewicht daaraan moet worden gehecht, hangt af van het concrete geval.
Belangenafweging
3.5.
[gedaagde] stelt een groep donateurs van de Stichting te vertegenwoordigen die hem gevraagd hebben bij de Stichting na te gaan wat er precies met het door hen geschonken geld en goud is gedaan. Gelovigen worden namelijk gehouden tot het doen van donaties aan de moskee, maar die donaties zijn voor de moskee niet vrij van voorwaarden. Zo dient de moskee (in dit geval de Stichting) duidelijk kenbaar te maken wat benodigd is, ofwel waar het geld naar toe gaat. De Stichting heeft dus volgens [gedaagde] een verplichting om verantwoording af te leggen aan de moskeebezoekers die – veelal – aanzienleijke donaties hebben verricht aan de Stichting. [gedaagde] stelt daarover de Stichting te hebben benaderd, maar die geeft geen gehoor aan zijn bezorgdheid en die van de moskeebezoekers. Dit vormde voor hem aanleiding om vlogs te maken over de wijze waarop de Stichting de moskee beheert. Die bezorgdheid en kritische houding van [gedaagde] heeft er niet toe geleid dat de Stichting met hem het dialoog is aangegaan, maar aan hem is daardoor juist een toegangsverbod opgelegd. [gedaagde] heeft daarom opnieuw vlogs op YouTube gepubliceerd en daarbij namens de bezorgde moskeebezoekers het bestuur van de Stichting opgedragen om nu eens te laten weten wat de Stichting met het geschonken geld en goud van afgelopen 10 jaar heeft gedaan. Daarover krijgt hij geen antwoord. Verder stelt [gedaagde] dat zijn uitlatingen niet onnodig beschuldigend zijn omdat een grote groep donateus achter hem staat die zich afvraagt wat er met die donaties is gebeurd. Een onderzoek naar wat er met die donaties is gebeurd, is volgens [gedaagde] ook een nieuwswaardige gebeurtenis; hij wil hiermee (financiele) misstanden aan de kaak stellen. De uitingen vinden ook steun in het feitenmateriaal volgens [gedaagde] . Hij doet immers verslag van de talloze beozrgde donateurs/moskeebzoekers, die stelsemlatig verklaren dat bij hen de indruk is gewekt dat de Stichting op onzorgvuldige wijze is omgegaan met het door hen voorwaardelijk geschonken geld en goud. Zijn uitingen zijn nodig om een maatschappelijk debat, in het belang van de samenleving, op gang te brengen, aldus [gedaagde] . Er is volgens [gedaagde] daarom ook geen sprake van lichtvaardige verdenkingen omdat zijn vlogs gebaseerd zijn op de meldingen van moskeebezoekers.
3.6.
De Stichting c.s. stelt dat de beschuldigingen van corruptie, financieel wanbeheer die [gedaagde] in zijn vlogs uit, onvoldoende feitelijke basis hebben en zijn zelfs aantoonbaar onjuist. De publicaties zorgen ervoor dat de Stichting c.s. in een negatief daglicht komt te staan, waardoor haar reputatie (en die van de bestuursleden) wordt beschadigd en dat zij gevaar loopt op represailles uit de islamtisiche gemeenschap door de hardheid van de stellingen die [gedaagde] ineeemt zoals het bestur “
levensgevaarlijk” noemen en te stellen “
[.]”. [gedaagde] pleegt ook laster volgens de Stichting c.s. [gedaagde] stelt in zijn vlogs namelijk dat hij uit de moskee wordt geweerd vanwege zijn kritische houding. Hij doet alsof hij iets ontdekt heeft dat niet in de haak is, maar dat is niet waar. [gedaagde] weet dat hij het toegangsverbod heeft gekregen omdat hij regelematig de stilte in de gebedsruimte heeft verstoord, vernielingen heeft aangeircht en de huisregels en stilteborden van de muur heeft weggenomen. Dit alles levert ontoelaatbare inbreuken op de persoonlijke levenssfeer van de Stichting maar ook van de bestuursleden en de twee vrijwilligers. Verder stelt de Stichting c.s. dat [gedaagde] zijn aanvallen op de bestuursleden heeft geintensiveert nadat hij vanwege zijn wangedrag een toegangsverbod heeft gekregen.
Volgens de Stichting c.s. hitst [gedaagde] mensen tegen het bestuur op. Hij leidt de aandacht af van zijn eigen stuitende gedrag (anderen hinderen bij het bidden door geschreeuw, dingen vernielen, stillebordjes stiekem weghalen) in de moskee. Hij doet alsof hij een klokkenluider is, maar dat is niet het geval. [gedaagde] creeërt met zijn valse beschuldigeingen ook veel gevaar voor de veiligheid van de moskeebestuurders, door te zeggen dat het bestuur gewelddadig is. Dit terwijl de enige personen waarvan vast staat dat zij agressieve uitlatingen doen zijn, [gedaagde] , zijn neef en zijn volgers. De volgers van [gedaagde] uiten bedreigingen op sociale media zoals: “
[.] .”. De gemene delen in de onrechtmatige uitingen van [gedaagde] is volgens de Stichting c.s. dat hij de Stichting c.s. onterecht vals en tendentieus beschudligd van het wegmaken van geld, van het creëren van choas en het plegen van gruweldaden, ook in strafrechtelijke zin. [gedaagde] roept al sinds vorige jaar dat hij ‘
bewijs heeft’, maar legt niets over waaruit blijkt dat de Stichting zich schuldig maakt aan financiële malversaties of het wegmaken van geld van donateurs. [gedaagde] handelt onrechtmatig tegenover de Stichting c.s. door de volgs op internet te plaatsen en daar onware, grieven en lasterlijke uitlatingen te doen. De Stichting c.s. heeft daarom belang bij haar vorderingen, aldus nog steeds de Stichting c.s.
3.7.
Het belang van [gedaagde] is er in gelegen dat hij zich in het openbaar kritisch, informerend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over zijn ervaringen met de Stichting c.s. Het belang van de Stichting c.s. is erin gelegen dat zij niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan verdachtmakingen en/of voor haar ongewenste publiciteit omtrent (kort gezegd) de wijze waarop zij zich in het economische verkeer manifesteert.
3.8.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de belangen van de Stichting c.s. in dit geval zwaarder wegen dan het belang van [gedaagde] . Het volgende is daartoe redengevend.
3.9.
Gebleken is dat [gedaagde] in zijn vlogs ernstige en zware beschuldigingen maakt aan het adres van de Stichting c.s. Dit wordt door hem ook niet betwist. Hij gebruikt in de titels van zijn vlogs het woord ‘corrupt’, terwijl ter zitting bleek dat hij niet weet wat dit woord betekent en de negatieve waarde daarvan kent. Verder beschuldigt [gedaagde] de Stichting c.s. (onder meer) van verduistering van het geld en goud (ene keer € 50.000,00 en andere keer 1 miljoen euro), het verrichten van gruweldaden, stelt dat de bestuurders van de Stichting levensgevaarlijk zijn en dat hij bewijs van alles heeft. De voorzieningenrechter overweegt dat [gedaagde] openbaar kritisch mag zijn en zijn mening mag uiten, maar beschuldigingen van deze aard moeten wél gefundeerd zijn. Dat is waar het in deze zaak aan schort. [gedaagde] heeft van geen enkele van zijn uitlatingen ook maar begin van bewijs geleverd. Daardoor kan de voorzieningenrechter niet anders dan aannemen dat de uitingen van [gedaagde] niet op waarheid zijn gebaseerd. Dat [gedaagde] stelt een groep donateurs achter zich te hebben die een en ander kunnen staven, maakt dit niet anders. Die betreffende donateurs hebben in deze procedure géén verklaringen afgelegd waaruit hun standpunt blijkt. [gedaagde] heeft slechts getekende algemeen geformuleerde volmachten overgelegd die verder niets zeggen over de uitlatingen die [gedaagde] doet. Bovendien zijn die volmachten door de Stichting c.s. gemotiveerd betwist. Ook is niet gebleken dat [gedaagde] en/of de groep donateurs die hem opdracht hebben gegeven namens hen met de Stichting c.s. in overleg te treden, een serieuze poging hebben gedaan om op constructieve wijze dat gesprek over de donaties en de bestemming daarvan aan te gaan.
3.10.
Nu niet aannemelijk is geworden dat de beweringen van [gedaagde] in enige mate steun vinden in de feiten, kan ook niet worden gezegd dat [gedaagde] misstanden aan de kaak stelt om een maatschappelijk debat op gang te brengen of dat het algemeen belang ermee wordt gediend. Er is, met andere woorden, sprake van lichtvaaridge verdachtmakingen die de eer en de goede naam en/of persoonlijke levenssfeer van de Stichting c.s. kan schaden.
3.11.
De voorzieningenrechter overweegt verder dat volgens [gedaagde] hij een belangrijke maatschappelijke positie bekleed omdat hij bekend staat in de wijk vanwege zijn positieve bijdrage in het bestrijden van overlast en criminaliteit in de [naam buurt] . Van zo iemand mag worden verwacht dat hij zorvuldig is met zijn uitlatingen, omdat men die eerder voor waar aanneemt.
3.12.
Ten slotte overweegt de voorzieningenrechter dat de Stichting als privaatrechtelijke rechtspersoon in de zin van de het Burgerlijk Wetboek (BW) niet zonder meer verplicht is aan [gedaagde] verantwoording af te leggen over haar financiën. Als [gedaagde] het bestuur van de Stichting wil doen ontslaan en hij als belanghebbende kan worden aangemerkt en over voldoende bewijs beschikt, staat hem de weg van artikel 2:298 BW open. Het plaatsen van vlogs op internet is niet de geëigende weg daartoe.
3.13.
De conclusie van het bovenstaande is dat de uitspraken van [gedaagde] in de gegeven omstandigheden onrechtmatig zijn tegenover de Stichting c.s.
Wat betekent dit voor de vorderingen van de Stichting c.s.?
3.14.
De Stichting c.s. vordert in haar dagvaardering onder I:
“Gedaagde te verbieden om voor de duur van twee jaar onder eigen naam, een andere naam, anoniem of via anderen geen beschuldigende uitlatingen te doen, berichten te publiceren, dan wel vlogs op internet te plaatsen, via tekst in het algemeen en/of foto’s, video’s, geluidsfragmenten, podcasten of op welke wijze dan ook te verspreiden of berichten van andere verder te verspreiden via sociale media, waarin eiseres en eisers, worden beschudligd van corruptie en/of verduistering en/of financieel wanbeleid, danwel berichten over het toegangsverbod van gedaagde in de moskee waarin geen melding wordt gemaakt van het feit dat gedaagde dit toegangsverbod is opgelegd vanwege zijn eigen wangedrag in die moskee,
3.15.
De formulering van deze vordering is niet heel duidelijk en bevat ook een dubbele ontkenning. De voorzieningenrechter begrijpt dat de dubbele ontkenning per abuis is gedaan en dat de Stichting c.s. bedoelt om [gedaagde] te verbieden beschuldigende uitlatingen te doen. Daarnaast lijkt de vordering te bestaan uit een primaire en een subsidiaire vordering. Het gedeelte vanaf het woord ‘danwel’ in de zesde zin (van boven) leest de voorzieningenrechter als een subsidiaire vordering. Dat betekent dat de vordering zal worden toegewezen tot die zin, zij het dat de duur van de gevraagde voorziening wordt beperkt tot één jaar. De voorzieningenrechter acht de gevraagde termijn van twee jaar onredelijk.
Overige vorderingen van de Stichting c.s.
3.16.
De Stichting c.s. vordert nog om [gedaagde] te verbieden met haar contact op te nemen. De voorzieningenrechter wijst deze vordering als onvoldoende onderbouwd af. De vordering is te algemeen en ruim geformuleerd. Bovendien is niet gebleken dat [gedaagde] op onrechmatige wijze met de Stichting c.s. contact heeft gezocht. Volgens de Stichting c.s. zou [gedaagde] de bestuursleden veelvuldig bellen, maar een onderbouwing daarvan ontbreekt.
3.17.
De Stichting c.s. vordert ook dat het [gedaagde] verboden wordt om zich binnen een straal van 500 meter vanaf de moskee en de woningen van het bestuur en de vrijwilligers te begeven. Ook deze vordering komt niet voor toewijzin in aanmerking. Een straatverbod, zoals de Stichting c.s. dat vordert, vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen. Die feiten en omstandigheden zijn hier niet gesteld. Niet gebleken is ook dat [gedaagde] zich op onrechtmatige wijze in de (buurt) van de woningen van de betuursleden en/of de vrijwilligers heeft begeven. Ook heeft de Stichting c.s. geen gegevens, zoals adresgegevens en/of een kaart verstrekt, zodat de voorzieningenrechter zich geen voorstelling kan maken van de de omvang en de impact van het verbod.
Ten aanzien van de moskee geldt dat niet gebleken is dat dit verbod, naast het reeds opgelegde toegangsverbod noodzakelijk is. Het toegangsverbod blijft, zoals hierna zal blijken, immers gehandaafd.
3.18.
De Stichting c.s. vordert nog om [gedaagde] te gebieden elk bericht en bestand dat hij op internet over de Stichting c.s. heeft geplaatst te verwijderen. Deze vordering kan evenmin worden toegewezen. Ook deze vordering is te ruim geformuleerd. Voorzover deze vordering ziet op de reeds door [gedaagde] gepubliceerde vlogs, heeft de Stichting c.s. niet gesteld wat haar spoedeisend belang daarbij is. Sommige van die vlogs staan namelijk al een jaar online. Voor de recente vlogs geldt dat het op de weg van de Stichting c.s. had gelegen voldoende te onderbouwen welke vlog om welke reden precies verwijderd dient te worden. [gedaagde] laat zich immers niet in al zijn vlogs (even) negatief uit over de Stichting c.s. en soms zelfs in positieve zin.
3.19.
Ten slotte wordt het gevorderde voorschot op de schadevergoeding eveneens afgewezen wegens gebrek aan enig spoedeisend belang. Daarnaast ontbreekt iedere onderbouwing van de gevorderde materiële en/of immaterële schade.
3.20.
Verder zal de voorzieningenrechter de verzochte machtiging om de veroordelingen in dit vonnis zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie te effectueren afwijzen, nu de de Stichting c.s. daarbij geen belang heeft. Deze machtiging voor zover de voorzieningenrechter daartoe bevoegd zou zijn, wordt reeds verschaft door onderstaande beslissing van de voorzieningenrechter. Bovendien is niet gesteld in welke zin bijstand van de politie nodig zal zijn bij handhaving van het verbod om bepaalde beschuldigende uitlatingen te doen.
3.21.
De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
3.22.
Aan de subsidiaire vorderingen van de Stichting c.s. komt de voorzieningenrechter niet toe en zullen onbesproken blijven.
Proceskosten worden gecompenseerd
3.23.
In het feit dat partijen beide over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In reconventie
3.24.
[gedaagde] vordert om het door de Stichting c.s. opgelegd toegangsverbod op te heffen dan wel te beperken in duur. De Stichting c.s. stelt zich op het standpunt dat zij als eigenaar van de moskee gerechtigd is eenieder een toegangsverbod op te leggen. In het geval van [gedaagde] is dat volgens de Stichting c.s. – kort gezegd – ook terecht en moet gehandhaafd blijven zodat de rust in de moskee wederkeert.
3.25.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de Stichting geheel en uitsluitend door het burgerlijk recht en haar eigen statuten beheerst wordt. De Stichting is geen kerkgenootschap in de zin van artikel 2:2 BW.
3.26.
Uitgangspunt is dat het de eigenaar van een zaak met uitsluiting van eenieder vrijstaat van de zaak gebruik te maken. De wet stelt daaraan de beperking dat het gebruik niet in strijd mag komen met rechten van anderen en de wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht (artikel 5:1 lid 2 BW). Als beheerder van moskee is de Stichting degene die bepaalt wie er in het moskeegebouw mag komen en wie niet, en eventueel onder welke voorwaarden er bezoek mag plaatsvinden. Degene die in strijd met de uitdrukkelijke wil van de Stichting zich in het moskeegebouw bevindt, handelt daarmee onrechtmatig en in strijd met het subjectief recht van de beheerder. De Stichting is daarom in beginsel gerechtigd aan eenieder een toegangsverbod op te leggen.
3.27.
[gedaagde] stelt dat de Stichting c.s. misbruik maakt van haar bevoegdheid. Het bestuur heeft hem een toegangsverbod opgelegd, terwijl zij weet dat hij een bezoeker van de moskee is en daar in stilte wil kunnen bidden en bezinnen. Hiermee wordt zijn fundamenteel recht om zijn geloof te belijden beperkt of helemaal uitgesloten. Verder stelt [gedaagde] dat de Stichting c.s. geen bewijs van haar aantijgingen heeft overgelegd en daarmee niet aangetoond dat zij het verbod mocht opleggen. Ook de kritische houding van [gedaagde] op het financieel beleid van de Stichting c.s. is niet voldoende voor een toegangsverbod. Het toegangsverbod is bovendien gegeven zonder hoor en wederhoor toe te passen en rauwelijks opgelegd; hij is niet eerst gewaarschuwd. De Stichting c.s. had ook voor een minder bezwaarlijke weg kunnen kiezen en in gesprek met hem moeten gaan. Het toegangsverbod voldoet volgens [gedaagde] ook niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
3.28.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De directe aanleiding voor het opleggen van het toegangsverbod is geweest dat [gedaagde] de voorzitter op 31 maart 2021 heeft gehinderd diens toespraak met betrekking tot de huisregels van de moskee te houden en heeft die huisregels en de stilteborden zelfs weggehaald. Daarmee heeft [gedaagde] het gezag van de Stichting ondermijnd en de regels die de Stichting als beheerder van de moskee oplegt niet gerespecteerd. Verder maken partijen over en weer elkaar verwijten, waarvan niet vast staat wie er gelijk heeft. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hoeft in deze procedure ook niet vast te staan of [gedaagde] alle de door de Stichting c.s. beweerde ‘
misdragingen en strafbare feiten’ heeft begaan. Vast staat namelijk dat tussen partijen sprake is van een conflict met betrekking tot het beheer van de moskee die kennelijk (grotendeels) wordt gefinancierd met de donaties van de bezoekers. In combinatie met de andere gedragingen van [gedaagde] in de moskee heeft de Stichting c.s. het wenselijk geacht [gedaagde] tijdelijk de toegang tot de moskee te ontzeggen. Deze conflictsituatie rechtvaardigt naar het oordeel van de voorzieningenrechter het opgelegde toegangsverbod. Anders dan [gedaagde] stelt is het verbod wél beperkt in duur en is niet voor onbepaalde tijd (zie r.o. 2.12). Ook wordt [gedaagde] niet beperkt in het belijden van zijn geloof. De Stichting c.s. heeft immers gesteld dat er nog zeker zes andere moskeeën zijn waar [gedaagde] naar toe kan gaan om te bidden en te bezinnen.
3.29.
De vordering van [gedaagde] wordt dus afgewezen. De voorzieningenrechter overweegt ten overvloede, zoals hij ook ter zitting aan partijen in overweging heeft gegeven, dat in huidige conflictsituatie het juist goed is om een time-out te nemen. Partijen kunnen nadien, al dan niet onder begeleiding van geschikte bemiddelaars, met elkaar om tafel gaan zitten om het dieperliggende probleem, de bezorgdheid van [gedaagde] en de andere moskeebezoekers met betrekking tot de donaties die zij hebben gedaan weg te nemen.
3.30.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Stichting c.s. worden begroot op € 508,00 (factor 0,5 x tarief € 1.016,00) aan salaris advocaat.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
4.1.
verbiedt [gedaagde] om voor de duur van één jaar onder eigen naam, een andere naam, anoniem of via anderen berichten te publiceren, dan wel vlogs op internet te plaatsen, via tekst in het algemeen en/of foto’s, video’s, geluidsfragmenten, podcasten of op welke wijze dan ook te verspreiden of berichten van anderen verder te verspreiden via sociale media, waarin de Stichting c.s. wordt beschuldigd van corruptie en/of verduistering en/of financieel wanbeleid,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan de Stichting c.s. een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere keer dat hij niet aan de in 4.1. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
4.6.
wijst de vorderingen af,
4.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de Stichting c.s. tot op heden begroot op € 508,00,
4.8.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J. van Maanen en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2021. [1]

Voetnoten

1.type: AS/4879