ECLI:NL:RBMNE:2021:2756

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
20/3902
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens te late indiening

Deze uitspraak betreft het verzet van de opposant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn beroep door de rechtbank op 14 januari 2021. De opposant had beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat op 17 augustus 2020 was genomen. De rechtbank had in januari 2021 geoordeeld dat het beroepschrift te laat was ingediend en dat er geen geldige reden was voor deze termijnoverschrijding. De opposant ging in verzet tegen deze uitspraak, maar verscheen niet zelf op de zitting van 20 mei 2021; zijn gemachtigden waren wel aanwezig. De verweerder was afwezig, maar had dit telefonisch gemeld.

De rechtbank heeft in deze uitspraak de omstandigheden van de opposant, waaronder zijn medische situatie en verblijf in Vietnam, in overweging genomen. Echter, de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden niet leidden tot een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank benadrukte dat, volgens de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, van een persoon die door medische omstandigheden niet in staat is om tijdig beroep in te stellen, verwacht mag worden dat hij iemand inschakelt om zijn belangen te behartigen. In dit geval was de heer [A] verantwoordelijk voor de post van de opposant en had hij het besluit ontvangen, maar het niet kunnen bereiken van de opposant om te overleggen over het instellen van beroep viel voor risico van de opposant.

De rechtbank concludeerde dat er geen twijfel was over de uitkomst van de zaak en dat de eerdere uitspraak zonder zitting kon worden gehandhaafd. Het verzet werd ongegrond verklaard, en de rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 18 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3902-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2021 op het verzet van

[opposant], te [woonplaats], opposant,

(gemachtigden: mr. E.D. van Tellingen en A. [A]).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) van 17 augustus 2020.
In de uitspraak van 14 januari 2021 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan. De zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2021. Opposant is niet verschenen, zijn gemachtigden wel. Verweerder is met telefonisch bericht van verhindering niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 14 januari 2021 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat opposant geen geldige reden had voor het te laat indienen van zijn beroepschrift. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 14 januari 2021 niet juist was.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat het beroepsschrift te laat is ingediend. Enkel de vraag of er sprake is van verschoonbaarheid van deze te late indiening is in geschil. De rechtbank heeft geoordeeld dat de door opposant naar voren gebrachte omstandigheden, de medische situatie van opposant alsook zijn verblijf in Vietnam, niet leiden tot de conclusie dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank heeft begrip voor de situatie van opposant, maar de rechtspraak hierover is heel streng. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, dat is de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, heeft beslist dat als iemand door zijn medische situatie niet in staat is om op tijd beroep te maken, van diegene kan worden verwacht dat hij iemand inschakelt die zijn belangen kan behartigen. Als iemand dat niet doet, komt dat voor zijn risico. Alleen in zeer bijzondere gevallen, als iemand aannemelijk kan maken dat hij geen mogelijkheid had om een belangenbehartiger in te schakelen, kan een uitzondering worden gemaakt. Ter zitting is duidelijk geworden de heer [A] de post van opposant heeft verzorgd en dat hij ook het besluit op 19 augustus 2020 heeft ontvangen. Dat de heer [A] opposant vervolgens niet kon bereiken om te overleggen over het instellen van beroep komt voor risico van opposant. De rechtbank onderschrijft dan ook rechtsoverweging 4 van de uitspraak van 14 januari 2021.
4. De rechtbank heeft terecht besloten om de uitspraak van 14 januari 2021 op grond van artikel 8:54 van de Awb zonder een zitting te doen, omdat er geen twijfel over de uitkomst van de zaak was.
5. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van 14 januari 2021 in stand blijft.
6. Voor een vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.