ECLI:NL:RBMNE:2021:2749
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Einduitspraak na tussenuitspraak inzake Wob-verzoek met betrekking tot openbaarmaking van documenten
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van de minister waarin gedeeltelijk documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) niet openbaar zijn gemaakt. Het primaire besluit dateert van 10 oktober 2018, en het bestreden besluit 1, waarin het bezwaar van de eiser ongegrond werd verklaard, is op 4 juli 2019 genomen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna een zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2020.
De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 19 mei 2020 geoordeeld dat de minister ten onrechte niet per passage heeft beoordeeld welke weigeringsgrond zich tegen openbaarmaking verzet. De rechtbank heeft de minister de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit 1 te herstellen. De minister heeft hierop gereageerd met een nieuw besluit (bestreden besluit 2) op 2 juli 2020, waarin het bezwaar van eiser alsnog gegrond werd verklaard en de documenten gedeeltelijk openbaar zijn gemaakt, met uitzondering van persoonsgegevens.
De rechtbank heeft in de einduitspraak geoordeeld dat het geconstateerde gebrek in bestreden besluit 1 is hersteld in bestreden besluit 2. Eiser heeft geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen bestreden besluit 1, waardoor dit beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Het beroep tegen bestreden besluit 2 is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft bepaald dat de minister het door eiser betaalde griffierecht van € 174,- dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.