In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een persoon die zorg ontving via een persoonsgebonden budget (pgb), en Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V., de verweerder. Eiser had zijn pgb met ingang van 1 juli 2018 beëindigd zien worden door de verweerder, die ook de subsidieverlening en subsidievaststelling over eerdere jaren had ingetrokken. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat hij onterecht was behandeld en dat de intrekking van het pgb onterecht was. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet heeft voldaan aan zijn informatieplicht door niet de gevraagde stukken over te leggen en niet mee te werken aan een huisbezoek. De rechtbank oordeelde dat de verweerder bevoegd was om het pgb te beëindigen en dat de belangenafweging in het voordeel van de verweerder uitviel. Eiser heeft niet aangetoond dat de zorg daadwerkelijk is verleend en dat het pgb correct is besteed. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van de informatieplicht van de zorgontvanger en de bevoegdheid van de zorgverzekeraar om het pgb te beëindigen indien niet aan deze verplichtingen wordt voldaan.