ECLI:NL:RBMNE:2021:2741

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2021
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
UTR 21/196 en 21/198
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 28 juni 2021, gaat het om een verzoek van de verzoekster, een inwoner van Polen, om vergoeding van haar proceskosten in een bestuursrechtelijke procedure tegen de Belastingdienst/Toeslagen. De verzoekster was in beroep gegaan tegen een besluit van de Belastingdienst, genomen op 31 december 2020, waarin geen proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase werd toegekend. Op 10 juni 2021 heeft de Belastingdienst echter medegedeeld dat zij alsnog een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase zou toekennen. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten in de beroepsfase.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. De Belastingdienst heeft in zijn brief van 10 juni 2021 aangegeven dat zij bereid is om een bedrag van € 525,- toe te kennen aan verzoekster, mits zij haar beroep intrekt. De rechtbank stelt vast dat de proceskosten van verzoekster, die door de Belastingdienst moeten worden vergoed, op € 525,- worden vastgesteld. Dit bedrag is gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor van 1.

Daarnaast moet de Belastingdienst ook het griffierecht aan verzoekster betalen, zoals bepaald in artikel 8:41 Awb. De rechtbank heeft de Belastingdienst veroordeeld tot betaling van € 525,- aan proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door rechter J.H. Lange, in aanwezigheid van griffier A.M. Slierendrecht, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 21/196 en UTR 21/198

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] (Polen), verzoekster

(gemachtigde: mr. R. Engwegen),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 31 december 2020 een besluit genomen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan, omdat zij het er niet mee eens was dat verweerder geen proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase heeft toegekend. Op 10 juni 2021 heeft verweerder medegedeeld dat hij alsnog een proceskostenvergoeding toekent voor de bezwaarfase. Verweerder heeft daarmee gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten in de beroepsfase.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft in zijn brief van 10 juni 2021 meegedeeld dat hij een bedrag van € 525,- (1 punt op grond van het Bpb) zal toekennen als verzoekster haar beroep intrekt. Hieruit blijkt dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoekster te vergoeden.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op
€ 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 525,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 28 juni 2021 en zal openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.