Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2021 in [geboorterplaats] . Ouders hebben samen het gezag over [voornaam van minderjarige] .
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 25 juni 2021, gaat het om een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot gezagsbeëindiging van de vader van een minderjarige. De Raad heeft twee versies van een verzoekschrift ingediend, één voor de moeder en één voor de vader, waarbij de versie voor de moeder uitgebreider is en meer informatie bevat. De rechtbank heeft de verzoeken van de Raad in overweging genomen en vastgesteld dat de vader, gezien de relationele problematiek en de strafbare feiten waarvan hij wordt verdacht, niet in aanmerking komt voor inzage in de volledige versie van het rapport dat aan de moeder is gestuurd. De rechtbank heeft artikel 811 lid 2 van het Wetboek van Rechtsvordering toegepast, dat de mogelijkheid biedt om inzage of afschrift te weigeren op basis van bepaalde gronden, waaronder de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de minderjarige en de moeder.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat het noodzakelijk is om de aanvullende informatie die in het rapport voor de moeder is opgenomen te weigeren, om de privacy van de minderjarige en de moeder te waarborgen. De vader krijgt alleen inzage in de versie van het rapport die voor hem is opgesteld. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet, zoals bepaald in artikel 811, lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.