ECLI:NL:RBMNE:2021:2720

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
16-000707-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van bedreiging met brandstichting

Op 29 juni 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1965, die beschuldigd werd van het medeplegen van bedreiging met brandstichting. De zitting vond plaats op 31 maart 2020 en 15 juni 2021, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. L.J.H. Kortz. De officier van justitie, mr. C.J. Booij, heeft de vordering ingediend. De tenlastelegging is op 15 juni 2021 gewijzigd en betrof onder andere het proberen teweegbrengen van een ontploffing door zwaar vuurwerk in een auto te gooien en het bedreigen van een slachtoffer met brandstichting. De rechtbank heeft de dagvaarding geldig verklaard en de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging geacht.

De rechtbank heeft de bewijswaardering uitgevoerd en kwam tot de conclusie dat de poging tot ontploffing niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. Echter, de rechtbank achtte de bedreiging met brandstichting wel bewezen, gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen waren vervat. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een contactverbod opgelegd op basis van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, ter bescherming van het slachtoffer.

De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de omgeving, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een licht verstandelijke beperking en ADHD. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat dit niet leidde tot een lagere straf. De in beslag genomen goederen werden aan de verdachte teruggegeven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. J.W.B. Snijders Blok niet in staat was het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-000707-20
Verkort vonnis van de meervoudige kamer van 29 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1965] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2020 en 15 juni 2021. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. L.J.H. Kortz, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie, mr. C.J. Booij, en van wat verdachte en diens raadsman naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de terechtzitting van 15 juni 2021 gewijzigd. De tenlastelegging is, met wijzigingen, als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 1 januari 2020 te Zeist samen met een ander heeft geprobeerd een ontploffing teweeg te brengen door zwaar vuurwerk aan te steken en in een auto te gooien, dan wel (subsidiair) daar behulpzaam bij is geweest of (meer subsidiair) samen met een ander [slachtoffer 1] heeft bedreigd met brandstichting, dan wel (meest subsidiair) daar behulpzaam bij is geweest.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de als meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging met brandstichting wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde en heeft zich op het standpunt gesteld dat het - meest subsidiair ten laste gelegde - behulpzaam zijn bij bedreiging met brandstichting kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak primair en subsidiair
De rechtbank acht de onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde poging een ontploffing teweeg te brengen niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de inhoud van het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, het vuurwerk onvoldoende krachtig was om gemeen gevaar voor goederen of zwaar lichamelijk letsel te kunnen bewerkstelligen.
Bewezenverklaring meer subsidiair
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft schuldig gemaakt aan de meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging met brandstichting richting [slachtoffer 1] . De rechtbank grondt deze beslissing op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 1 januari 2020 te Zeist, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met brandstichting door
- vuurwerk (te weten meerdere cobra’s) aan elkaar te hebben vastgebonden en
- vervolgens een ruit van de personenauto van [slachtoffer 1] te hebben ingeslagen en
- vervolgens voornoemd vuurwerk te hebben aangestoken en
- vervolgens voornoemd vuurwerk in die personenauto te hebben gegooid/gelegd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Meer subsidiair
Medeplegen van bedreiging met brandstichting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 83 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft verder de oplegging gevorderd van de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod voor de duur van twee jaren met aangeefster, met bepaling van vervangende hechtenis van twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd geen hogere straf op te leggen dan verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan bedreiging met brandstichting, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is omschreven. De impact van deze feiten is niet alleen voor het slachtoffer groot, maar zij hebben ook bijgedragen aan gevoelens van angst en onveiligheid in de buurt. Immers, vanwege het vermeende explosiegevaar hebben verschillende buurtbewoners gedurende het onderzoek aan het vuurwerk hun woning moeten verlaten en is de straat afgezet geweest. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Bovendien heeft verdachte met zijn handelwijze laten zien geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Gelet op de aard en ernst van deze bedreiging, kan geen aansluiting gezocht worden bij de LOVS-oriëntatiepunten. Die zien namelijk op soorten bedreiging van een hele andere categorie, die minder impact hebben op de omgeving. Bij deze oriëntatiepunten is niet gedacht aan een situatie waarbij meerdere woningen als gevolg van de bedreiging ontruimd moeten worden. Een veel hogere straf dan genoemd in die oriëntatiepunten is dan ook passend.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte gedateerd 6 maart 2020, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld, maar dit is lang geleden en niet voor soortgelijke feiten. Dit weegt in het nadeel noch in het voordeel van verdachte mee.
Persoon van de verdachte
Over verdachte is een rapport van 1 maart 2020 opgemaakt door drs. M.C.G. Smeets,
GZ-psycholoog. Uit het rapport komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking, ADHD met zowel problemen in aandacht, hyperactiviteit als impulsiviteit, een depressieve stoornis en verslaving aan cannabis en tabak.
Door de licht verstandelijke beperking en de ADHD heeft verdachte onvoldoende kunnen overzien wat de consequenties waren van het vuurwerk gooien in een auto in een woonomgeving. Ten tijde van het delict werd het handelen van verdachte bepaald vanuit de licht verstandelijke beperking, de ADHD, de depressieve stoornis en de beperkte coping mechanismen. Het delict is betrokkene verminderd toe te rekenen, aldus het rapport. De rechtbank neemt deze conclusie over.
De reclassering heeft een rapport uitgebracht over verdachte, gedateerd 19 maart 2020. In dit rapport wordt geadviseerd, gezien de problematiek van verdachte en de aanwezige risico’s, om aan de slag te gaan in het kader van een reclasseringstoezicht, omdat er tot op heden geen enkele hulpverlening betrokken was bij verdachte en een contact- en locatieverbod in de opvatting van de reclassering een toegevoegde waarde zou hebben in het kader van het verkleinen van risico’s.
Uit het voortgangsverslag van de reclassering van 11 juni 2021, dat is opgemaakt over de naleving van de schorsingsvoorwaarden, volgt dat verdachte goed heeft meegewerkt en dat hij blij is met de begeleiding vanuit Reinaerde. Verdachte zal vrijwillig in zorg blijven bij Reinaerde. De reclassering ziet daarom geen meerwaarde meer in een langer verplicht kader. De rechtbank deelt deze conclusie.
Op te leggen straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met aftrek van het voorarrest passend en geboden is. Deze straf is gelijk aan de straf die aan medeverdachte [medeverdachte] wordt opgelegd. Dat is er in gelegen dat de rechtbank enerzijds, uitgaande van de getuigenverklaring van [getuige] , verdachte aanmerkt als initiator van de bedreiging, wat strafverzwarend werkt. Anderzijds kan het feit hem slechts ten dele worden toegerekend, wat strafmatigend werkt.
Maatregel artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan verdachte ook een maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer. Voor elke overtreding wordt 1 week vervangende hechtenis toegepast met een maximum van zes maanden. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich opnieuw belastend gedraagt jegens aangeefster, zal de rechtbank deze maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren. Dit baseert de rechtbank op de aanwijzingen uit het dossier dat verdachte stalkend gedrag heeft vertoond in de richting van aangeefster.

9.BESLAG

De in beslag genomen goederen, zoals in de beslissing weergegeven, zullen aan verdachte worden teruggegeven.
  • Nokia telefoon (G2554522);
  • Samsung telefoon (G2554521);
  • Fujitsu computer (G2554525);
  • Zwart shirt (G2554526).

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w, 47 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het als meer subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
-veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zes maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
drie maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Oplegging maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van twee jaar op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] ;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van een (1) week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes (6) maanden;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
- beveelt dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende, zijnde verdachte van de volgende voorwerpen:
  • Nokia telefoon (G2554522);
  • Samsung telefoon (G2554521);
  • Fujitsu computer (G2554525);
  • Zwart shirt (G2554526).
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter, mrs. G. Schnitzler en J.W.B. Snijders Blok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 juni 2021.
Mr. J.W.B. Snijders Blok is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt – na wijziging – ten laste gelegd dat:
1. Primair
hij op of omstreeks 1 januari 2020 te Zeist, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem/hun voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- ( zwaar) vuurwerk (te weten een of meerdere cobra’s) aan elkaar heeft/hebben vastgebonden en/of
- ( vervolgens) een ruit van de personenauto van [slachtoffer 1] heeft/hebben ingeslagen en/of
- ( vervolgens) voornoemd vuurwerk heeft/hebben aangestoken en/of
- ( vervolgens) voornoemd vuurwerk in die personenauto heeft/hebben gegooid/gelegd, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde personenauto en/of (overige) aldaar geparkeerde personenauto’s en/of (de) nabij gelegen woning(en) en/of de inboedel van (de) nabij gelegen woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 2] en/of passanten en/of (andere) omwonenden, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. Subsidiair
[medeverdachte] en/of mededader(s) op of omstreeks 1 januari 2020 te Zeist, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem/hun voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- ( zwaar) vuurwerk (te weten een of meerdere cobra’s) aan elkaar heeft/hebben
vastgebonden en/of
- ( vervolgens) een ruit van de personenauto van [slachtoffer 1] heeft/hebben ingeslagen
en/of
- ( vervolgens) voornoemd vuurwerk heeft/hebben aangestoken en/of
- ( vervolgens) voornoemd vuurwerk in die personenauto heeft/hebben gegooid/gelegd,
en daarvan gemeen gevaar voor voornoemd personenauto en/of (overige) aldaar
geparkeerde personenauto’s en/of (de) nabij gelegen woning(en) en/of de inboedel van
(de) nabij gelegen woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 2] en/of
passanten en/of (andere) omwonenden, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 1 januari 2020 te
Utrecht en/of te Zeist, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- die [medeverdachte] voornoemd vuurwerk en/of de tape, gebruikt om voornoemd vuurwerk aan
elkaar vast te binden, te verschaffen en/of
- die [medeverdachte] met een personenauto naar Zeist en/of de woning van die [slachtoffer 1] te
brengen en/of
- die [medeverdachte] inlichtingen te verschaffen over de auto en/of de woning van die [slachtoffer 1]
en/of
- aanwezig te blijven op/nabij de plaats delict, ten einde een (snelle) vlucht mogelijk te
maken en/of
- ( vervolgens) die [medeverdachte] weer in Zeist (nabij de woning van die [slachtoffer 1] ) op te halen;
1. Meer subsidiair
hij op of omstreeks 1 januari 2020 te Zeist, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met brandstichting door
- ( zwaar) vuurwerk (te weten een of meerdere cobra’s) aan elkaar te hebben vastgebonden en/of
- ( vervolgens) een ruit van de personenauto van [slachtoffer 1] te hebben ingeslagen en/of
- ( vervolgens) voornoemd vuurwerk te hebben aangestoken en/of
- ( vervolgens) voornoemd vuurwerk in die personenauto te hebben gegooid/gelegd;
1. Meest subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 1 januari 2020 te Zeist, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met brandstichting door
- ( zwaar) vuurwerk (te weten een of meerdere cobra’s) aan elkaar te hebben
vastgebonden en/of
- ( vervolgens) een ruit van de personenauto van [slachtoffer 1] te hebben ingeslagen en/of
- ( vervolgens) voornoemd vuurwerk te hebben aangestoken en/of
- ( vervolgens) voornoemd vuurwerk in die personenauto te hebben gegooid/gelegd;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 1 januari 2020 te
Utrecht en/of te Zeist, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- die [medeverdachte] voornoemd vuurwerk en/of de tape, gebruikt om voornoemd vuurwerk aan
elkaar vast te binden, te verschaffen en/of
- die [medeverdachte] met een personenauto naar Zeist en/of de woning van die [slachtoffer 1] te brengen en/of
- die [medeverdachte] inlichtingen te verschaffen over de auto en/of de woning van die [slachtoffer 1] .