ECLI:NL:RBMNE:2021:2702

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2021
Publicatiedatum
25 juni 2021
Zaaknummer
UTR 20/1657
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over verkeersbesluit gehandicaptenparkeerplaats in Utrecht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, hebben eisers, bestaande uit Watertorkruid B.V. en Stichting Stayokay, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Dit besluit, genomen op 12 maart 2020, verklaarde het bezwaar van eisers tegen een verkeersmaatregel ongegrond. De verkeersmaatregel hield in dat een gehandicaptenparkeerplaats in de Drakenburgstraat werd opgeheven en een nieuwe gehandicaptenparkeerplaats werd aangewezen ter hoogte van de functiestrook voor de betrokken panden. Eisers voerden aan dat zij niet adequaat waren geïnformeerd over de plannen en dat hun zienswijzen niet waren meegenomen in de besluitvorming. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht en dat de betrokken belangen voldoende waren afgewogen. De rechtbank concludeerde dat de verkeersmaatregel niet in strijd was met de Wegenverkeerswet en dat de nadelige gevolgen voor eisers niet onevenredig waren in verhouding tot de doelen die met het besluit werden gediend. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1657

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2021 in de zaak tussen

1. Watertorkruid B.V.,
2. Stichting Stayokay,

3. ABN AMRO Bank N.V .

samen te noemen: eisers
(gemachtigden: mr. S.W. Derksen en mr. H. Dekker),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. S.K. Rijvers).

Procesverloop

In het besluit van 29 augustus 2019 (primair besluit) heeft verweerder met ingang van 4 september 2019 een verkeersmaatregel ingetrokken en een verkeersmaatregel vastgesteld.
In het besluit van 12 maart 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2021 via een Skypeverbinding. Namens Watertorkruid B.V . is verschenen [A] . Namens Stichting Stayokay is verschenen [B] . Eisers hebben zich laten bijgestaan door mr. Derksen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Besluitvorming
1. De verkeersmaatregelen die verweerder in het primaire besluit heeft genomen houden in dat de gehandicaptenparkeerplaats (E6) in de Drakenburgstraat komt te vervallen en dat ter hoogte van de functiestrook voor [winkel] en Stichting Stayokay een gehandicaptenparkeerplaats (E6) met onderbord ‘max 2 uur’ wordt geplaatst.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder deze verkeersmaatregelen in stand gelaten.
3. Watertorkruid B.V . is de eigenaar van de panden aan de Neude 4 en 5 . Stichting Stayokay is de huurder van het pand aan de Neude 5 en ABN AMRO N.V. is de huurder van het pand aan de Neude 4 . De gehandicaptenparkeerplaats die op grond van de verkeersmaatregel is gerealiseerd bevindt zich vlak bij deze panden. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit en voeren de volgende beroepsgronden aan.
4. Eisers voeren aan dat zij ten onrechte niet vooraf zijn geïnformeerd over de plannen voor de gehandicaptenparkeerplaats, niet in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze daarover naar voren te brengen en zij niet zijn betrokken bij de besluitvorming erover, terwijl verweerder er mee bekend was dat eisers daartegen bezwaren zouden hebben. Verweerder geeft een onjuiste voorstelling van de gang van zaken. De gesprekken die door verweerder zijn georganiseerd stonden niet in het teken van de gehandicaptenparkeerplaats, maar in het teken van afvalcontainers. Eisers zijn daarom van mening dat het bestreden besluit daardoor in strijd met artikel 3:2 en artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tot stand is komen. Eisers zijn ook van mening dat verweerder in strijd met zijn eigen participatieleidraad heeft gehandeld, waarin staat dat de gemeente per situatie kijkt wat nodig is en zoveel mogelijk Utrechters betrekt bij de plannen die zij maakt.
5. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit niet in strijd is genomen met artikel 3:2 en artikel 4:8 van de Awb en de participatieleidraad. Per brief van 24 april 2019 zijn de ondernemers (uit de omgeving) van de Neude uitgenodigd voor een bijeenkomst op 16 mei 2019 over de ‘Mogelijkheden voor ondergrondse afvalinzameling Neude en omgeving’ en de ‘Concept visie herinrichting Vinkenburgstraat ’ . Niet weersproken is dat Stayokay en ABN AMRO deze uitnodiging hebben ontvangen. De rechtbank volgt eisers in hun stelling dat de tekst van de uitnodiging niet vermeldt dat de bijeenkomst ook gaat over de gehandicaptenparkeerplaats aan de Neude . De rechtbank is echter van oordeel dat dit wel blijkt uit bijlage 1 en bijlage 2 bij de uitnodiging. Bijlage 1 is getiteld ‘Tekening Neude functiestrook’ en bevat twee tekeningen. De eerste tekening wordt benoemd als de ‘bestaande situatie’ en de tweede tekening als ‘optie met 1 gehandicaptenplek’. Op die tweede tekening staat een kaart van de functiestrook op het Neude waarop de gehandicaptenparkeerplaats waar deze beroepsprocedure over gaat is ingetekend als onderdeel van de functiestrook. Bijlage 2 is getiteld ‘Foto’s locatie gehandicaptenparkeerplek’ en bevat twee foto’s van de te realiseren gehandicaptenparkeerplaats. Naar het oordeel van de rechtbank zijn Stayokay en ABN AMRO dan ook geïnformeerd dat de bijeenkomst op 16 mei 2019 ook betrekking had op de gehandicaptenparkeerplaats zodat zij in de gelegenheid zijn gesteld om hun zienswijze daarover naar voren te brengen. Watertorkruid was niet uitgenodigd voor de bijeenkomst op 16 mei 2019. Voor zover verweerder dat ten onrechte heeft nagelaten, geldt dat dit gebrek naar het oordeel van de rechtbank is hersteld doordat ook Watertorkruid in bezwaar haar zienswijze naar voren heeft kunnen brengen en verweerder die zienswijze heeft betrokken bij de heroverweging op grond van artikel 7:11 van de Awb. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Eisers voeren verder aan dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994), en dat er geen deugdelijke belangenafweging heeft plaatsgevonden zodat sprake is van strijd met artikel 3:4, eerste en tweede lid, van de Awb, artikel 7:12 van de Awb en artikel 21 van het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer (BABW).
7. Eisers zijn namelijk van mening dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de verkeersmaatregel strekt tot de in artikel 2, eerste lid, van de Wvw 1994 genoemde doelen: (a) het verzekeren van de veiligheid op de weg, (b) het beschermen van weggebruikers en passagiers, (c) het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan en (d) het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer. Volgens eisers dient de verkeersmaatregel geen van deze doelen. Het is onwenselijk om op deze locatie een deel van het trottoir en de weg in gebruik te nemen als gehandicaptenparkeerplaats, omdat het een drukke locatie is, die bijna geheel autoluw is en waar veel fiets- en voetgangersverkeer plaatsvindt. Verder is de Neude in het kader van de aanpak van het coronavirus in zijn geheel aangewezen als voetgangersgebied en is het de verwachting dat dit in de toekomst zo zal blijven. Bovendien is de parkeerplaats moeilijk te bereiken per auto, wat het gevaar met zich brengt dat de bestuurder tegen de richting in zal rijden en over het fietspad moet om in te parkeren. Door het smalle trottoir en de gestalde fietsen blijft er voor voetgangers weinig ruimte over om uit te wijken. Verweerder heeft ten onrechte alleen gekeken naar de belangen van mindervalide verkeersgebruikers en niet naar de belangen van andere weggebruikers. Door de gehandicaptenparkeerplaats zal een verkeerschaos ontstaan als gevolg van gestalde fietsen, foutparkeren en een verzameling van personen door ruimtegebrek.
8. Eisers zijn verder van mening dat voor zover de verkeersmaatregel al een van de doelen in de zin van artikel 2, eerste lid van de Wvw zou dienen, verweerder indien hij de betrokken belangen deugdelijk zou hebben afgewogen niet tot het nemen van het verkeersbesluit had kunnen overgaan. Door de gehandicaptenparkeerplaats is de vluchtroute van de geldtransportwagen van ABN AMRO niet gewaarborgd, zeker niet als ook de afvalcontainers voor de panden van eisers worden gerealiseerd. De gehandicaptenparkeerplaats maakt het bovendien vrijwel onmogelijk om op de begane grond van de panden horeca/een terras te realiseren. Verder is niet gebleken dat de parkeerdruk op de algemene gehandicaptenparkeerplaatsen in de omgeving van de Neude zo hoog is dat vervanging van de voormalige gehandicaptenparkeerplaats noodzakelijk was. De maximale parkeerduur van twee uur, waarmee volgens verweerder tegemoet wordt gekomen aan de belangen van eisers, maakt geen verschil nu die begrenzing is bedoeld om de doorstroming te bevorderen. Daarbij komt dat ook de belangen van overige weggebruikers (verkeersveiligheid, zie overweging 6) niet zijn meegewogen.
9. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit niet in strijd is met artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Evenmin is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:4, eerste en tweede lid, van de Awb, artikel 7:12 van de Awb of met artikel 21 van het BABW. De rechtbank is als volgt tot dat oordeel gekomen.
10. Een bestuursorgaan komt bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toe bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 genoemde begrippen. De rechter toetst of het bestuursorgaan geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Nadat het bestuursorgaan heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, dient het die belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij komt het bestuursorgaan beleidsruimte toe. De bestuursrechter toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. [1]
11. Verweerder hoeft niet de absolute noodzaak van een verkeersbesluit aan te tonen. Voldoende is dat met het verkeersbesluit de eraan ten grondslag gelegde belangen, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 worden gediend en dat inzichtelijk is gemaakt op welke wijze alle betrokken belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
12. In het bestreden besluit staat dat het voetgangersgebied rondom de Neude is uitgebreid waardoor de twee daarin gelegen gehandicaptenparkeerplaatsen zijn opgeheven. Het is daarom van belang een andere gehandicaptenparkeerplaats aan te wijzen, zodat het voetgangersgebied en ook de in dit gebied gelegen nieuwe locatie van de centrale bibliotheek bereikbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee in het bestreden besluit inzichtelijk gemaakt dat het verkeersbesluit is genomen om ervoor te zorgen dat ook gehandicapten ter plaatse kunnen komen en hun auto kunnen parkeren. Dit is een belang zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wvw 1994.
13. In het bestreden besluit staat dat bij het bepalen van de locatie verschillende locaties afvielen vanwege de afstand tot het voetgangersgebied. Van de drie locaties die overbleven, zijn de andere twee locaties ( Jansveld en Voorstraat ) minder gunstig dan de huidige locatie vanwege onder meer het feit dat op die locaties de hoogwaardige openbaarvervoersbaan overgestoken moet worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom ondanks het feit dat het een drukke locatie betreft, voor deze locatie is gekozen. De rechtbank hecht daarbij belang aan het feit dat uit het bestreden besluit blijkt dat de nieuwe locatie is bepaald in overleg met de omgeving en belangenorganisaties, zoals het Stedelijk Overleg Lichamelijk Gehandicapten Utrecht, en de verkeersadviseur van het wijkverkeersoverleg.
14. Uit het bestreden besluit blijkt ook dat verweerder in verband met het belang van ABN AMRO voor de toegankelijkheid van haar geldtransport slechts één gehandicaptenparkeerplaats heeft gerealiseerd. Dit terwijl er gezien de verplaatsing van de bibliotheek naar de Neude de wens bestond om twee gehandicaptenparkeerplaatsen te realiseren. Op de oude locatie van de bibliotheek waren ook twee gehandicaptenparkeerplaatsen. Gezien dit belang van ABN AMRO is de gehandicaptenparkeerplaats bovendien op de hoek ter hoogte van kantoorhandel Lorjé en de entree van Stichting Stayokay gesitueerd. Hierbij komt dat de opening van Post Utrecht met een openbare fietsenstalling met 700 plekken een alternatief biedt voor het parkeren van de fietsen voor de ingang van Stichting Stayokay . Uit het bestreden besluit blijkt verder dat verweerder het voorstel om deze gehandicaptenparkeerplaats te realiseren heeft besproken in de Commissie Beheer Inrichting Gebruik van de gemeente Utrecht, waarin ook medewerkers van de politie en brandweer deelnemen, evenals beheerders van openbare ruimten. Naar aanleiding van het voorstel zijn geen opmerkingen gemaakt over eventuele gevolgen voor veiligheid en toegankelijkheid.
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee de betrokken belangen in het bestreden besluit afgewogen en zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de nadelige gevolgen voor eisers van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn.
16. De stellingen van eisers op dit punt maken dit niet anders. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de gehandicaptenparkeerplaats tot een verkeerschaos zal leiden. Uit de toelichting van ABN AMRO volgt naar het oordeel van de rechtbank bovendien niet dat de locatie van de gehandicaptenparkeerplaats (op de hoek, en daarmee op enige afstand van de ingang en de geldautomaten van ABN AMRO ) hinder oplevert voor de vluchtroute van de geldtransportwagens. Dit standpunt van ABN AMRO lijkt zich ook niet te verhouden tot het standpunt van eisers dat de parkeerplaats het vrijwel onmogelijk maakt om op de begane grond van de panden horeca/een terras te realiseren. Dit door eisers gestelde belang bij het mogelijk realiseren van horeca/een terras is verder geen belang dat verweerder in haar belangenafweging mee had moeten laten wegen. Dit is slechts een toekomstig en nog onzeker belang. Tot slot heeft verweerder ook in de omstandigheid dat de Neude in het kader van de aanpak van het coronavirus in het geheel is aangewezen als voetgangersgebied, geen aanleiding hoeven zien om de gehandicaptenparkeerplaats te verplaatsen of te verwijderen. Dit is immers een tijdelijke maatregel die is getroffen om verspreiding van het coronavirus te voorkomen en deze maatregel dateert van na de datum van het bestreden besluit. Het feit dat ter zitting is gesproken over het concept van de Omgevingsvisie, waaruit blijkt dat het de wens is van verweerder om de gehele Neude permanent aan te wijzen als voetgangersgebied, maakt dit niet anders. Verweerder hoefde hier naar het oordeel van de rechtbank niet op vooruit te lopen bij de belangenafweging ten behoeve van het bestreden besluit.
17. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De beslissing is uitgesproken op 31 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), bijvoorbeeld de uitspraak van 8 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1489.