ECLI:NL:RBMNE:2021:2695

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
25 juni 2021
Zaaknummer
UTR 20/4797
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet voor dak- en thuisloze zonder aantoonbare verblijfsplaatsen

Op 27 februari 2017 heeft eiseres een aanvraag voor een bijstandsuitkering ingediend op basis van de Participatiewet (Pw). Deze aanvraag werd op 12 april 2017 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort afgewezen. Tevens werd eiseres op 20 april 2017 opgedragen om voorschotten van € 350,00 terug te betalen. Eiseres heeft bezwaar aangetekend tegen deze besluiten, maar haar bezwaren werden op 8 januari 2019 niet-ontvankelijk verklaard en ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 9 januari 2020 de beroepen gegrond verklaarde. In een bestreden besluit van 17 november 2020 werden de bezwaren van eiseres echter opnieuw ongegrond verklaard.

De zitting vond plaats op 25 juni 2021, maar eiseres en haar gemachtigde verschenen niet. De rechtbank heeft ter zitting uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag voor bijstand terecht was afgewezen, omdat eiseres niet kon aantonen waar zij verbleef als dak- en thuisloze. Eiseres had tijdens een gesprek met verweerder op 12 april 2017 weliswaar een lijst van overnachtingsplekken overgelegd, maar deze waren niet controleerbaar. De rechtbank concludeerde dat de bewijsopdracht die aan eiseres was opgelegd niet onevenredig was en dat de terugvordering van de voorschotten terecht was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4797
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Visscher),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder
(gemachtigde: V. Djordjevic).

Procesverloop

Eiseres heeft op 27 februari 2017 een aanvraag voor een bijstandsuitkering op grond van de
Participatiewet (Pw) ingediend.
Bij besluit van 12 april 2017 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen (primair besluit 1).
Bij besluit van 20 april 2017 heeft verweerder bepaald dat eiseres de voorschotten die haar op grond van de Pw zijn uitgekeerd dient terug te betalen (primair besluit 2). Het gaat om een bedrag van € 350,00.
Bij afzonderlijke besluiten van 8 januari 2019 heeft verweerder – voor zover voor deze procedure van belang – het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 12 april 2017 niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar tegen het besluit van 20 april 2017 ongegrond verklaard.
Tegen de besluiten van 8 januari 2019 heeft eiseres beroep ingesteld bij deze rechtbank. Bij uitspraak van 9 januari 2020 [1] heeft de rechtbank deze beroepen gegrond verklaard.
In het besluit van 17 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2021. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Omdat de rechtbank geen vragen had voor verweerder, is verweerder evenmin op zitting verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De te beoordelen periode loopt van 23 februari 2017 (datum melding) tot en met 12 april 2017 (datum afwijzing aanvraag).
3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij ten onrechte niet is gehoord in bezwaar, dat haar ten onrechte geen bijstand is toegekend en dat ten onrechte is overgegaan tot terugvordering. Zij heeft alle informatie die zij heeft aan verweerder ter beschikking gesteld. Bij e-mailbericht van 24 juni 2021 heeft eiseres een toelichting gegeven op het beroepschrift en de aanvulling daarop heeft eiseres toegelicht dat de bezwaarprocedure niet zorgvuldig is geweest, omdat zij niet is gehoord in bezwaar en geen toestemming heeft gegeven voor het schriftelijk afdoen. Eiseres wenst alsnog gehoord te worden door een onafhankelijke commissie. Verder voert eiseres aan dat zij alle informatie aan verweerder ter beschikking heeft gesteld en dat zij door de bewijsopdracht van verweerder onevenredig hard wordt getroffen, omdat zij de gevraagde en vereiste informatie niet meer kan reproduceren en gezien het tijdsverloop dit ook niet meer van haar kan worden verwacht.
4. De stelling van eiseres dat zij niet is gehoord is feitelijk juist, nu de hoorzitting in bezwaar vanwege corona schriftelijk heeft plaatsgevonden. Dit leidt naar het oordeel van de rechtbank echter niet tot een gegrond beroep. Eiseres is van de schriftelijke hoorzitting op de hoogte gesteld bij brief van 19 oktober 2020 en haar is de mogelijkheid geboden binnen vijf werkdagen schriftelijk haar standpunt toe te lichten en te reageren op het door verweerder ingediende verweerschrift. Een schriftelijke ronde was, gelet op de gedeeltelijke lockdown die vanaf 14 oktober 2020 in Nederland gold, een met voldoende waarborgen omkleedde manier om eiseres te ‘horen’. Eiseres heeft hierop niet gereageerd; niet inhoudelijk, maar ook niet procedureel. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om ‘gehoord’ te worden. Hierbij acht de rechtbank mede van belang dat verweerder in de periode van 14 januari 2020 tot en met 1 oktober 2020 veelvuldig getracht heeft via haar gemachtigde in contact te komen met eiseres om de behandeling van het bezwaar te bespreken, maar dat van de zijde van eiseres en haar gemachtigde hierop nauwelijks is gereageerd. De beroepsgronden van eiseres slagen daarom niet.
5. Over de beroepsgrond dat eiseres alle informatie heeft ingeleverd die zij heeft, haar een bewijsopdracht is opgelegd die haar onevenredig hard treft en dat haar ten onrechte geen bijstand is verleend, overweegt de rechtbank als volgt. Eiseres heeft tijdens het gesprek met verweerder op 12 april 2017 een lijst overgelegd van plaatsen waar zij zou hebben geslapen in de daaraan voorafgaande periode. Hierop staat vermeld dat zij veelal in het Schothorsterbos en aan de Eem heeft overnacht. Tijdens dat gesprek heeft eiseres geen verdere informatie verstrekt over hoe en waar precies zij de nachten heeft doorgebracht. Daarbij heeft zij geweigerd verweerder te vertellen waar zij haar spullen, zoals haar slaapzak en tentje, heeft achtergelaten. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich, gelet op het voorgaande, terecht op het standpunt heeft gesteld dat deze overnachtingsplekken niet controleerbaar waren, zodat het recht op bijstand als dak- en thuisloze niet is vast te stellen [2] . Van een bewijsopdracht die eiseres onevenredig hard treft, is geen sprake. De aanvraag van 23 februari 2017 is daarom terecht afgewezen.
6. Omdat de aanvraag terecht is afgewezen, zijn eveneens terecht de aan eiseres bij wijze van lening toegekende voorschotten tot een bedrag van € 350,- teruggevorderd. Eiseres heeft geen dringende redenen aangevoerd waarom van terugvordering zou moeten worden afgezien.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2021 door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.UTR 19/772 en UTR 19/773
2.Zie bijv. de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 13 januari 2015 (