Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
werknemer voelt zich niet begrepen, zij wordt behandeld voor haar klachten”
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak verzoekt de werkgever, een besloten vennootschap, de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een zieke werknemer. De werkgever stelt primair dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de arbeidsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 7:686 BW, en subsidiair dat de werknemer verwijtbaar heeft gehandeld door niet mee te werken aan haar re-integratie, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e BW. De kantonrechter oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat de werknemer niet heeft meegewerkt aan de re-integratie zonder dat daarvoor een deugdelijke grond aanwezig is. De werknemer heeft zich op 28 september 2020 ziekgemeld en heeft sindsdien verschillende keren niet gereageerd op pogingen van de arbodienst om contact op te nemen. De werkgever heeft de werknemer schriftelijk gewezen op haar verplichtingen, maar de kantonrechter concludeert dat de werknemer, gezien haar psychische klachten, niet in staat was om aan de re-integratieverplichtingen te voldoen. De kantonrechter wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af, omdat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van verwijtbaar handelen van de werknemer. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.