ECLI:NL:RBMNE:2021:2691

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
25 juni 2021
Zaaknummer
UTR 21/582
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering bijstandsuitkering en niet-ontvankelijkheid beroep

In deze zaak heeft eiseres, die bijstand ontving van 7 juni 2018 tot en met 30 juni 2020, te maken gekregen met een terugvordering van teveel betaalde bijstandsuitkering door het Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom. Op 15 juli 2020 werd de uitkering van eiseres ingetrokken per 10 februari 2020, omdat haar inkomsten hoger waren dan de bijstandsnorm. Eiseres heeft geen beroep ingesteld tegen dit besluit, waardoor het in rechte vaststaat. Op 23 september 2020 heeft verweerder de teveel betaalde uitkering over de periode van 10 februari 2020 tot en met 30 juni 2020 teruggevorderd tot een bedrag van € 4.857,58, wat later werd gewijzigd naar € 4.365,70. In het bestreden besluit van 29 december 2020 werd de terugvordering vastgesteld op € 4.290,20, waarbij ook een proceskostenveroordeling werd toegekend.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoerde dat zij in de maanden februari, mei en juni 2020 een inkomen had dat onder de bijstandsnorm lag. Tijdens de procedure heeft eiseres loonstroken overgelegd, waaruit zou blijken dat zij recht had op aanvullende bijstand. Verweerder heeft de terugvordering vervolgens gematigd naar € 3.788,65. Tijdens de zitting op 17 juni 2021 heeft de gemachtigde van eiseres verklaard dat de hoogte van de terugvordering zoals vastgesteld door verweerder juist is en dat er geen beroepsgronden meer zijn. De rechtbank concludeert dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van haar beroep en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien eiseres de relevante gegevens pas in beroep heeft aangeleverd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/582

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.C. Walker),
en

Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Lammers).

Procesverloop

1. Eiseres ontving bijstand over de periode van 7 juni 2018 tot en met 30 juni 2020.
1.1.
Op 15 juli 2020 heeft verweerder de uitkering van eiseres ingetrokken per 10 februari 2020 omdat de inkomsten van eiseres hoger waren dan de bijstandsnorm. Op 9 september 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen dit besluit deels gegrond verklaard omdat eiseres over de maand maart 2020 nog recht had op € 26,98 aan bijstand. Verweerder heeft over de maanden februari en april 2020 het recht op bijstand vastgesteld op nihil. Over de maanden mei en juni 2020 heeft verweerder onvoldoende informatie om het recht op bijstand vast te kunnen stellen zodat over die maanden de bijstand wordt ingetrokken. Eiseres heeft tegen dit besluit geen beroep ingesteld zodat dit besluit in rechte vaststaat.
1.2.
Op 23 september 2020 heeft verweerder de teveel betaalde uitkering over de periode van 10 februari 2020 tot en met 30 juni 2020 teruggevorderd tot een bedrag van € 4.857,58. Op 30 september 2020 heeft verweerder de terugvordering gewijzigd vastgesteld op € 4.365,70.
1.3.
In het besluit van 29 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres deels gegrond verklaard, de terugvordering vastgesteld op € 4.290,20 en een proceskostenveroordeling toegekend.
1.4.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en aangevoerd dat zij zich niet kan verenigen met de volledige terugvordering over de maanden februari, mei en juni 2020 omdat zij in die maanden een inkomen had dat lag onder de bijstandsnorm.
1.5.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Op 24 mei 2021 heeft eiseres loonstroken over de maanden februari 2020 tot en met juni 2020 overgelegd. Eiseres stelt dat hieruit blijkt dat zij over deze maanden nog recht had op aanvullende bijstand zodat er aanleiding bestaat om de terugvordering te matigen.
1.7.
Verweerder heeft op 15 juni 2021 naar aanleiding van de door eiseres overgelegde loonstroken de terugvordering gematigd naar € 3.788,65.
1.8.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2021 via een videoverbinding. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

2. Gelet op de stukken en het hiervoor weergegeven procesverloop stelt de rechtbank vast dat verweerder volledig aan eiseres tegemoet is gekomen. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres verklaard dat de hoogte van de terugvordering zoals verweerder die op 15 juni 2021 heeft vastgesteld juist is en dat hij daar geen beroepsgronden tegen aanvoert. Ook de eerder aangevoerde beroepsgronden behoeven geen bespreking.
3. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen procesbelang (meer) heeft bij de beoordeling van haar beroep. De rechtbank verklaart het beroep dan ook nietontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding omdat eiseres de gegevens die hebben geleid tot de gewijzigde terugvordering pas in beroep heeft aangeleverd.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 23 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.