ECLI:NL:RBMNE:2021:2681

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
UTR 21/144
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige indiening van bezwaarschrift en verschoonbare termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 23 juni 2021, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 31 december 2020, maar dit bezwaar werd door de verweerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat een bezwaarschrift binnen zes weken na bekendmaking van het besluit moet worden ingediend, conform de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval was het besluit op 12 november 2020 bekendgemaakt, waardoor het bezwaarschrift uiterlijk op 24 december 2020 ingediend had moeten zijn. Eiser heeft echter pas op 29 december 2020 zijn bezwaarschrift ingediend, wat te laat is.

Eiser heeft geprobeerd te onderbouwen waarom hij de termijn heeft overschreden, door te stellen dat hij op zoek was naar een advocaat en dat hij problemen ondervond door de Covid-19 maatregelen. De rechtbank oordeelt echter dat deze omstandigheden geen verschoonbare termijnoverschrijding opleveren. De rechtbank wijst erop dat advocatenkantoren niet gesloten waren en dat eiser ook telefonisch of digitaal contact had kunnen opnemen. Bovendien had eiser ervoor kunnen kiezen om een pro forma bezwaarschrift in te dienen om de termijn veilig te stellen. De rechtbank concludeert dat de verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep van eiser kennelijk ongegrond is. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.

De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/144

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
De algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 31 december 2020, waarin verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat het te laat was ingediend.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn door verweerder is ontvangen. Bij een verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. Dit is alleen het geval indien het bezwaarschrift niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Dit staat in artikel 6:9 van de Awb. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 12 november 2020. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op 24 december 2020 door verweerder ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het bezwaarschrift echter ontvangen op 29 december 2020. Ook heeft eiser niet aangetoond dat hij het bezwaarschrift voor het einde van de termijn ter post heeft bezorgd. Desgevraagd heeft eiser hierover verklaard dat hij het bezwaarschrift op of na 26 december 2020 heeft verstuurd. Dit betekent dat eiser te laat is met zijn bezwaar. De hoofdregel is dan dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
3. Eiser heeft in bezwaar toegelicht waarom hij de bezwaartermijn heeft overschreden en verwijst daarnaar. Eiser zou op zoek zijn geweest naar een advocaat om hem bij te staan, maar dit is hem niet gelukt, omdat de advocatenkantoren lastig te bereiken waren door de Covid-19 maatregelen. Daarnaast zou verweerder niet bereikbaar zijn geweest voor eiser.
5. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Zoals overwogen in rechtsoverweging 3, heeft eiser het bezwaarschrift te laat ingediend. Niet aannemelijk is dat eiser vanwege de Covid-19 maatregelen geen advocaat heeft kunnen inschakelen voor juridische bijstand. Deze maatregelen hebben niet tot gevolg gehad dat advocatenkantoren hun deuren moesten sluiten. Verweerder merkt terecht op dat eiser in ieder geval telefonisch of digitaal contact had kunnen opnemen met een advocatenkantoor. Ook heeft eiser meerdere malen telefonisch contact gehad met verweerder over zijn aanvraag. Dat verweerder onbereikbaar was voor eiser wordt daarom niet gevolgd. Eiser had er ook voor kunnen kiezen om een pro forma bezwaarschrift in te dienen om de termijn veilig te stellen. Dit kan met een kort briefje. Op een later moment had eiser eventueel met de hulp van een advocaat aan verweerder kunnen meedelen waarom hij het niet eens is met het besluit. Niet is gebleken dat dit voor eiser onmogelijk is geweest. Termijnen van bezwaar en beroep zijn van openbare orde, dat wil zeggen dat het fatale termijnen zijn waar niet zonder geldige reden van afgeweken kan worden. Verweerder heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4. Verweerder heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond (artikel 8:54 van de Awb).
5. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.