ECLI:NL:RBMNE:2021:2677

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
UTR 20/4306
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde van sportcomplex en de vaststelling van de gecorrigeerde vervangingswaarde

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een sportcomplex. Eiseres, eigenaar van het sportcomplex, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de gemeente vastgestelde waarde van € 1.672.000,- per 1 januari 2019. De waarde was vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en was gekoppeld aan de onroerendezaakbelastingen voor het belastingjaar 2020. Eiseres stelde dat de waarde te hoog was en dat deze lager moest zijn, verwijzend naar haar recht van opstal en een gemaakte afspraak over een vergoeding bij het eindigen van dat recht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van het object niet-courant was en dat de gecorrigeerde vervangingswaarde moest worden gehanteerd voor de waardebepaling. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd voor de vastgestelde waarde en dat de argumenten van eiseres niet tot een ander oordeel leidden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4306

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.T. Leigh),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder.

(gemachtigde: B. Schras).

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 29 februari 2020 op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2019 (hierna: de waardepeildatum) van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] in [plaats] , voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op € 1.672.000,-. Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan eiseres als eigenaar van de onroerende zaak voor het jaar 2020 opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen (hierna: de aanslag) van de gemeente [gemeente] , waarbij de waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 oktober 2020 het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype for Business plaatsgevonden op 12 maart 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder zijn namens eiseres verschenen, [A] (voorzitter) en [B] (lid van het algemeen bestuur). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [taxateur] , taxateur.

Overwegingen

1. Eiseres is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een sportcomplex met een kantine, opslag en twee kleedruimtes. Bij het sportcomplex hoort 1024 m2 grond.
Het sportcomplex ligt op grond, dat in eigendom is van de gemeente [gemeente] , waarop ten behoeve van eiseres een recht van opstal is gelegen.
De gemeente [gemeente] is eigenaar van de sportvelden, die in gebruik zijn bij eiseres. Hiervoor heeft eiseres als gebruiker een aanslag in de onroerendezaakbelastingen opgelegd gekregen. Hiertegen is geen bezwaar gemaakt.
2.1.
In geschil is of de waarde van de onroerende zaak te hoog bedrag is vastgesteld.
2.2.
Eiseres stelt dat de waarde van het object lager moet zijn. Eiseres wijst op haar recht van opstal en de gemaakte afspraak over de vergoeding die moet worden gegeven bij het eindigen van het recht van opstal na een periode van 40 jaren. Die vergoeding bestaat uit 23% van de waarde van de (nog) aanwezige gebouwen, werken en/of beplantingen. Daarom vindt eiseres dat zij maar voor 23% van de WOZ-waarde kan worden aangeslagen.
2.3.
Verweerder handhaaft in beroep de vastgestelde waarde. Op verweerder rust de bewijslast om de waarde van de woning aannemelijk te maken. Als onderbouwing van de waarde heeft verweerder een taxatieverslag overgelegd.
3. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het object niet-courante niet-woning is. De waarde dient dan ook te worden bepaald aan de hand van de gecorrigeerde vervangingswaarde. [1] Bij de bepaling van de gecorrigeerde vervangingswaarde wordt rekening gehouden met de aard en bestemming van de zaak en ook de sinds de stichting van de zaak opgetreden technische en functionele veroudering. Die waarde moet dan worden bepaald per waardepeildatum.
3.1.
Verweerder heeft ter onderbouwing van de door hem vastgestelde waarde een taxatieverslag overgelegd, waarbij de waarde van het object is bepaald aan de hand van de gecorrigeerde vervangingswaarde. Hierbij is gebruik gemaakt van de taxatiewijzer Sport en de kengetallen die bij archetype S1603103 en S1703403 horen. De rechtbank kan de uitgangspunten en de berekening van verweerder volgen. Eiseres heeft tegen deze berekening van de gecorrigeerde vervangingswaarde geen feiten en omstandigheden aangevoerd, zodat de rechtbank van oordeel is dat verweerder geslaagd is in zijn bewijslast dat hij de gecorrigeerde vervangingswaarde niet te hoog heeft vastgesteld.
3.2.
Wat eiser heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. De in de toekomst liggende afspraak over welk bedrag vergoed gaat worden aan eiseres als opstaller heeft geen invloed op de waarde per waardepeildatum die nu aan de orde is, in dit geval 1 januari 2019. Hiermee kan bij de waardebepaling geen rekening worden gehouden. De Wet WOZ biedt overigens ook niet de mogelijkheid om eiseres, die juridisch gezien volledig eigenaar is van de onroerende zaak, anderszins slechts voor 23% van de WOZ-waarde aan te slaan. De beroepsgrond slaagt niet.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M.H. van Ek, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.J. Naus, griffier. De beslissing is uitgesproken op 4 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
(de griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 17, derde lid, van de Wet WOZ in samenhang met artikel 4, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken.