ECLI:NL:RBMNE:2021:2672

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
523351 / HA RK 21-141
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende onderbouwing en te late indiening

In deze wrakingszaak heeft verzoeker op 15 juni 2021 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. G. van de Beek in een lopende procedure betreffende de wijziging van een omgangsregeling. Na de indiening van het wrakingsverzoek heeft de rechter de zorgregeling tussen de vader (verzoeker) en zijn kinderen geschorst voor twee weken. Op 22 juni 2021 heeft verzoeker een e-mail gestuurd ter nadere toelichting van zijn wrakingsverzoek, maar de wrakingskamer heeft besloten deze toelichting buiten beschouwing te laten omdat deze te laat is ingediend.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker tijdens de zitting op 15 juni 2021 geen concrete feiten of omstandigheden heeft aangedragen die de vooringenomenheid van de rechter zouden kunnen aantonen. De wet vereist dat een wrakingsverzoek wordt gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn. Aangezien verzoeker de rechter op de zitting heeft gewraakt, moet worden aangenomen dat hij op dat moment al op de hoogte was van de relevante feiten. De e-mail van 22 juni 2021 is daarom niet tijdig en onvoldoende gemotiveerd.

De wrakingskamer heeft ook besloten dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in dezelfde procedure niet in behandeling zal worden genomen, omdat er aanwijzingen zijn dat verzoeker mogelijk misbruik maakt van de wrakingsprocedure. De beslissing is openbaar uitgesproken op 24 juni 2021, waarbij verzoeker niet-ontvankelijk is verklaard in zijn wrakingsverzoek en de procedure in de hoofdzaak moet worden voortgezet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 523351 / HA RK 21-141
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
24 juni 2021
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende in [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op de zitting van 15 juni 2021 een verzoek ingediend tot wraking van mr. G. van de Beek (verder: de rechter) in de zaak met zaaknummer C/16/522538 / JE RK 21-1026. Deze zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: GI) tot wijziging van de omgangsregeling op grond van artikel 1:265g BW. De rechter heeft nadat verzoeker het wrakingsverzoek heeft ingediend de zorgregeling tussen vader (verzoeker) en de kinderen [kind 1] en [kind 2] geschorst voor de duur van twee weken.
1.2.
Op 22 juni 2021 heeft de wrakingskamer een e-mailbericht van verzoeker ontvangen waarin hij het wrakingsverzoek nader toelicht.
1.3.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Op grond van artikel 36 Rv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2.
Verzoeker heeft op de zitting van 15 juni 2021 de rechter gewraakt en vervolgens direct de zittingszaal verlaten. Hij heeft toen geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit de vooringenomenheid van de rechter blijkt. Op 22 juni 2021, een week na de zitting, heeft verzoeker per e-mail het wrakingsverzoek nader toegelicht. Deze e-mail zal buiten beschouwing worden gelaten. In artikel 37, eerste lid, Rv staat dat het verzoek wordt gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Uit het feit dat verzoeker de rechter op de zitting heeft gewraakt blijkt dat hem die feiten en omstandigheden hem toen al bekend waren. Verzoeker had op de zitting of kort na de zitting zijn verzoek nader moeten motiveren. De e-mail van 22 juni 2021 is daarom te laat. Daarom is het wrakingsverzoek onvoldoende gemotiveerd. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het wrakingsverzoek.
2.3.
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid kan, overeenkomstig het bepaalde in onderdeel 2.1.4 in samenhang met onderdeel 2.4.2.c, van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.
Wrakingsverbod
2.4.
De wrakingskamer ziet aanleiding toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid, Rv.
Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op de procedure met zaaknummer C/16/522538 / JE RK 21-1026 zal niet in behandeling worden genomen. Daartoe overweegt de wrakingskamer het volgende. In de eerste plaats leidt de wrakingskamer uit het proces-verbaal van de zitting van 15 juni 2021 het volgende af. Verzoeker heeft ter zitting een verzoek tot wraking ingediend, vervolgens aan de rechter tegen wie hij het verzoek in had gediend gevraagd of hij zijn verzoek schriftelijk of mondeling moest motiveren, maar het antwoord op de vraag niet meer afgewacht en de zittingzaal verlaten. Daarnaast heeft verzoeker in de zaak met zaaknummer C/16/521415 / JE RK 21-855 ook een wrakingsverzoek ingediend. De wrakingskamer heeft verzoeker op 1 juni 2021 niet-ontvankelijk in dat verzoek verklaard omdat het verzoek werd ingediend nadat de rechter een eindbeslissing genomen had. De zaak met zaaknummer C/16/521415 / JE RK 21-855 hangt samen met de zaak, waarin verzoeker thans een verzoek tot wraking heeft ingediend. In beide zaken heeft de GI verzocht om schorsing van de zorgregeling tussen vader en kinderen. Gezien de opstelling van verzoeker ter zitting van 15 juni 2021 in samenhang met zijn verzoek tot wraking in de andere zaak is aannemelijk dat verzoeker mogelijk opnieuw een wrakingsverzoek in zal dienen waarbij hij misbruik maakt van de mogelijkheid van het indienen van een dergelijk verzoek. In het belang van de voortgang van de procedure van de hoofdzaak moet dat voorkomen worden. Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op de procedure met het hier bovengenoemde zaaknummer zal dan ook niet in behandeling worden genomen.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de rechter tegen wie het verzoek tot wraking is gericht, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team familierecht, waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
3.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer C/16/522538 / JE RK 21-1026 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
3.4.
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met zaaknummer C/16/522538 / JE RK 21-1026 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, en mr. J.G. Nicholson en mr. W.S. Ludwig, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.