Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 9
- de conclusie van antwoord met productie 1
- de akte overlegging producties (10 tot en met 14) tevens houdende eiswijziging
- de brief van 7 januari 2021 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
- de incidentele vordering tot schorsing ex artikel 225 Rv van Planderi Holding
- de conclusie van antwoord in het incident
2.Inleiding
a. het bedrag waarvoor de beslagen zijn gelegd alsof de derde-beslagene zelf daarvan
de schuldenaar is (artikel 477a lid 1 Rv), of
b. een door de rechter vast te stellen bedrag (artikel 477a lid 2 Rv), of
c. de nodeloos gemaakte kosten (artikel 477a lid 1, derde volzin, Rv).
3.Waar gaat de zaak precies over?
Slim Energie Beheer B.V. (hierna: Slim Energie Beheer).
Planderi Holding heeft deze aandelen van Extraa Beheer en [onderneming] gekocht en in verband daarmee een overeenkomst van geldlening gesloten met [onderneming] (Vendor Loan II).
heeft op grond hiervan een geldlening van € 80.000 aan Planderi Holding verstrekt.
- bij vonnis van 6 november 2019 is [onderneming] is veroordeeld tot betaling aan
Extraa Beheer van i) € 57.202,80 te vermeerderen met wettelijke rente over dit
bedrag, ii) de proceskosten en iii) de nakosten te vermeerderen met rente
van i) € 10.209,73, en ii) de proceskosten en nakosten te vermeerderen met de
wettelijke rente.
21 februari 2020, aan de hand van het daartoe door de deurwaarder verstrekte formulier, een buitengerechtelijke verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij op het moment van beslaglegging niets aan [onderneming] is verschuldigd en dat er op dat moment ook geen rechtsverhouding bestond op grond waarvan zij iets aan [onderneming] verschuldigd zal worden.
Bij deze verklaring zijn geen bescheiden gevoegd.
14 april 2020 geen buitengerechtelijke verklaring derdenbeslag afgelegd.
a)
primair, tot betaling aan Extraa Beheer van het bedrag waarvoor de executoriale
derdenbeslagen zijn gelegd, alsof Planderi Holding daarvan zelf de schuldenaar is
subsidiair, tot:
i) het doen van een (juiste) gerechtelijke verklaring
ii) betaling van het bedrag dat volgens vaststelling door de rechter aan
Extraa Beheer (als executant) toekomt.
c)
meer subsidiair, tot betaling van € 9.184,61 aan nodeloos gemaakte kosten.
5 februari 2021 overgedragen (gecedeerd) aan Felusa B.V. (Felusa) en heeft
Planderi Holding daarvan op dezelfde dag schriftelijk mededeling gedaan.
4.De beoordeling
Extraa Beheer de zaak als eiseres te hervatten (artikel 225 lid 1 onder c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in relatie met artikel 227 Rv). Felusa heeft dat echter niet gedaan. Dit heeft tot gevolg dat de procedure op naam van Extraa Beheer wordt voortgezet (artikel 225 lid 2 Rv). Extraa Beheer heeft om deze reden al voldoende belang bij deze procedure.
Daarbij komt nog dat Extraa Beheer voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat zij met Felusa is overeengekomen dat zij als lasthebber voor Felusa de procedure zal voortzetten. Ook dat maakt dat Extraa Beheer voldoende belang bij deze procedure heeft.
Het opleggen van deze vergaande sanctie (de derde-beslagene wordt immers veroordeeld tot betaling van een schuld waar hij buiten staat) kan door de derde-beslagene worden voorkomen door alsnog gerechtelijke verklaring te doen. Die gerechtelijke verklaring kan worden gedaan in een processtuk, zoals een akte of een conclusie van antwoord.
Extraa Beheer voert daarvoor als reden aan dat Planderi Holding bij de buitengerechtelijke verklaring geen bescheiden heeft gevoegd die haar verklaring (dat zij niets aan [onderneming] is verschuldigd) ondersteunen. Daarvoor was volgens Extraa Beheer wel aanleiding, omdat [onderneming] in verband met de verkoop van aandelen in Slim Energie Beheer aan Planderi Holding een geldlening heeft verstrekt van ongeveer € 80.000 en nergens uit blijkt dat die geldlening vermeerderd met de in dit verband overeengekomen rente op het moment van beslaglegging volledig door Planderi Holding aan [onderneming] is terugbetaald.
21 februari 2020 geldt, niets onder dit beslag valt. Planderi Holding heeft dus ten aanzien van het executoriale beslag van 14 april 2020 een gerechtelijke verklaring gedaan. Door dit te doen heeft Planderi Holding voorkomen dat de vergaande sanctie van artikel 477a lid 1 Rv wordt opgelegd.
Deze subsidiaire vordering strekt ertoe dat Planderi Holding wordt veroordeeld tot het doen van een (juiste) gerechtelijke verklaring en tot betaling van het bedrag dat volgens vaststelling door de rechter moet worden afgedragen.
1 oktober 2017 en met 10% rente vanaf 11 november 2018. Deze schuld was volgens
Extraa Beheer op het moment van de beslagleggingen nog niet door Planderi Holding aan [onderneming] betaald. Volgens Extraa Beheer bedroeg deze schuld per 1 januari 2021 € 103.550,81 inclusief rente.
€ 80.000 aan [onderneming] had. Planderi Holding voert echter aan dat deze schuld op het moment dat de beslagen werden gelegd niet meer bestond, omdat deze schuld door verrekening is teniet gegaan.
- de door haar gestelde vorderingen op [onderneming] heeft, althans dat Planderi Holding
- er na verrekening van deze vorderingen geen schuld meer aan [onderneming] overbleef.
Planderi Holding is dus alleen bevoegd om een vordering op [onderneming] te verrekenen met haar schuld aan [onderneming] . Zij kan dus niet een vordering op een ander dan [onderneming] verrekenen met haar schuld aan [onderneming] .
Planderi Holding heeft echter geen stukken in het geding gebracht die erop wijzen dat deze door haar gestelde overeenkomst is gesloten en dat daaraan ook uitvoering is gegeven. Planderi Holding heeft alleen een bankafschrift in het geding gebracht, waaruit volgt dat er aan [A] (en dus niet aan [onderneming] ) € 15.000 is overgemaakt, met als omschrijving: “
Op uw verzoek uitbetaald voorschot”. Dit bankafschrift wijst er eerder op dat er met [A] een afspraak is gemaakt en niet met [onderneming] . Uit wat in 4.16.1. is overwogen, volgt dat vorderingen op [A] niet mogen worden verrekend met de schuld van
Planderi Holding aan [onderneming] .
Planderi Holding heeft echter geen stukken in het geding gebracht die erop wijzen dat deze door haar gestelde overeenkomst met [onderneming] is gesloten.
Planderi Holding heeft ter onderbouwing van deze vordering alleen de declaraties van de advocaat van [onderneming] en [A] en een nota met betrekking tot griffierecht als productie overgelegd. Daaruit kan echter nog niet worden opgemaakt dat de hiervoor door Planderi Holding gestelde overeenkomst is gesloten.
Daar komt nog bij dat niet valt in te zien waarom de kosten voor procedures die door
in privé worden gevoerd, door [onderneming] moeten worden gedragen en niet door
[A] zelf. Planderi Holding heeft daarvoor geen uitleg gegeven. Dit is van belang omdat Planderi Holding alleen vorderingen op [onderneming] kan verrekenen met haar schuld aan [onderneming] . Een deel van de door Planderi Holding overgelegde declaraties ziet op procedures die voor [A] zijn gevoerd en die declaraties zijn ook aan [A] gericht.
In de door Planderi Holding als productie overgelegde jaarrekening 2019 van [onderneming] is weliswaar een aan Planderi Holding toekomende fee van € 10.000 opgenomen. Hieraan kan echter geen doorslaggevende betekenis worden toegekend, omdat het niet om een gecontroleerde jaarrekening gaat, maar om commerciële jaarstukken met betrekking tot het kalenderjaar 2019 of boekjaar 2019/2020.
De vordering van Extraa Beheer op grond van het vonnis van 12 februari 2020 bedroeg op het moment van de beslaglegging van 14 april 2020 € 11.953,26 te vermeerderen met rente en kosten.
De vordering van Extraa Beheer op [onderneming] bedraagt dus in totaal € 81.557,67 te vermeerderen met rente en kosten.
1 januari 2021 € 103.55,81.
Planderi Holding aan [onderneming] heeft de vorderingen van Extraa Beheer op [onderneming] overtreft. Dit betekent dat Planderi Holding aan Extraa Beheer zal moeten betalen de bedragen waarvoor de executoriale derdenbeslagen van 21 februari 2020 en 14 april 2020 zijn gelegd, te weten:
- € 11.953,26 + verschenen rente en kosten na 14 april 2020.
Planderi zal daarom worden veroordeeld om deze bedragen aan Extraa Beheer af te dragen. Daarmee wordt het tweede deel van de subsidiaire vordering van Extraa Beheer toegewezen.
Extraa Beheer toekomen af te dragen.
explootkosten € 100,89
griffierecht € 1.386,00
salaris advocaat (2 punten x € 1114) € 2.228,00
5.De beslissing
- € 69.604,41 + verschenen rente en kosten na 21 februari 2020
- € 11.953,26 + verschenen rente en kosten na 14 april 2020
€ 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Planderi Holding niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de dag van dit vonnis tot aan de voldoening