ECLI:NL:RBMNE:2021:2648

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
C/16/502740 / HL ZA 20-154
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging samenwerking tussen zonnepanelenleverancier en schouwer; geen duurovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [eiseres] B.V., en een Belgische vennootschap, aangeduid als [gedaagde] BVBA. De eiseres heeft zich beziggehouden met het uitvoeren van schouwen voor zonnepanelenprojecten die door de gedaagde waren aanbesteed. De samenwerking tussen partijen is in oktober 2019 door de gedaagde beëindigd, wat door de eiseres als onrechtmatig werd beschouwd. Eiseres vorderde schadevergoeding op basis van de stelling dat er sprake was van een duurovereenkomst, terwijl de gedaagde betoogde dat de samenwerking per project was afgesproken en dat er geen duurovereenkomst bestond.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen duurovereenkomst was, maar dat de samenwerking bestond uit opvolgende overeenkomsten voor bepaalde tijd. De rechtbank oordeelde dat de beëindiging van de samenwerking niet onrechtmatig was en dat de vorderingen van de eiseres daarom werden afgewezen. Ook de tegenvordering van de gedaagde, die schadevergoeding vorderde wegens ondermaatse dienstverlening door de eiseres, werd afgewezen omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van de eiseres toegewezen aan de gedaagde, en vice versa voor de tegenvordering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/502740 / HL ZA 20-154
Vonnis van 30 juni 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. G.J. Dommerholt te Zwolle,
tegen
de vennootschap naar Belgisch recht
[gedaagde] BVBA,
gevestigd te [postcode] [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. Q.A.L.M. Gijsbers te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 januari 2021,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • productie 13-20 van [eiseres] ,
  • productie 15 en 16 van [gedaagde] ,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 16 april 2021 en de bij die gelegenheid overgelegde spreekaantekeningen van [eiseres] en [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Inleiding

Waar gaat de zaak over?

2.1.
[bedrijfsnaam 1] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 1] ) organiseert en coördineert (onder andere) aankoop van zonnepanelen door consumenten in groepsverband. Zij doet dat projectmatig; de projecten worden genoemd: Collectieve Inkoop Zonnepanelen (afgekort: CIZ) gevolgd door een nummer. Deze projecten worden aanbesteed.
[gedaagde] is een Belgische handelsonderneming en zonnepanelenleverancier.
[eiseres] legt zich toe op het verrichten van schouwen op locatie en dat houdt kort gezegd in: aan de hand van een aantal criteria controleren of een consument die zich daarvoor heeft aangemeld over een geschikt dak beschikt voor het laten installeren van zonnepanelen.
2.2.
[gedaagde] heeft [eiseres] ingeschakeld voor het schouwwerk in CIZ projecten die zij van [bedrijfsnaam 1] als leverancier aanbesteed heeft gekregen. Deze samenwerking is in oktober 2019 door [gedaagde] beëindigd.
2.3.
Volgens [eiseres] kon de samenwerking niet worden beëindigd op de manier zoals [gedaagde] dat heeft gedaan, omdat sprake was van een duurovereenkomst. [eiseres] vordert daarom schadevergoeding.
2.4.
Wat [gedaagde] betreft is vergoeding van schade niet aan de orde. De overeenkomst met [eiseres] is van rechtswege afgelopen. Van een duurovereenkomst was geen sprake, de samenwerking werd per project opnieuw afgesproken, aldus [gedaagde] . Wel moet [eiseres] nog de schade compenseren die [gedaagde] stelt te hebben geleden door ondermaatse dienstverlening. De tegenvordering van [gedaagde] ziet daarop.
2.5.
[eiseres] weerspreekt dat zij toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar contractuele verplichtingen. De facturen die [gedaagde] in deze procedure betaald wil zien zijn spookfacturen, volgens [eiseres] .
2.6.
De rechtbank zal zowel de vorderingen van [eiseres] als de tegenvorderingen van [gedaagde] afwijzen. Dit oordeel zal hierna per onderdeel worden uitgelegd.

3.De beoordeling

de vordering (conventie)
Geen duurovereenkomst
3.1.
[eiseres] vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding, te vermeerderen met rente en kosten, in verband met beëindiging van wat volgens [eiseres] een duurovereenkomst was. Omstandigheden die er volgens haar op wijzen dat partijen een overeenkomst voor onbepaalde tijd met elkaar hebben gesloten zijn:
het voornemen wat uit correspondentie blijk, om als alles goed gaat, met [eiseres] samen te gaan werken (productie 1),
positieve feedback van [bedrijfsnaam 1] (productie 3),
correspondentie rondom de planning van zomer en najaar 2019 (productie 6 en 7),
het feit dat [eiseres] inmiddels 16 man ingeschakeld had voor het doen van schouwingen.
3.2.
De rechtbank komt op basis van de stellingen en stukken in het dossier tot de volgende slotsom. De samenwerking tussen partijen moet worden geduid als elkaar opvolgende overeenkomsten voor bepaalde tijd, en geen duurovereenkomst. Dat komt door de volgende feiten en omstandigheden.
Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] een aantal CIZ projecten na inschrijving gegund heeft gekregen. Daarin zat telkens een onzekere factor; vooraf stond niet vast dat [gedaagde] ook de volgende aanbesteding zou verwerven. CIZ-10 was het eerste project waar [eiseres] (toen nog via [bedrijfsnaam 2] ) bij betrokken was. CIZ-11 en 12 heeft [gedaagde] niet gedaan. De projecten met nummers 13 tot en met 16 vervolgens weer wel.
Daar komt bij dat [gedaagde] bij de uitvoering van de projecten gebonden was aan de wensen van haar opdrachtgever. [gedaagde] heeft gesteld en toegelicht dat de opdrachtgever ervoor heeft gekozen over te stappen van een systeem van fysieke schouwingen (zoals [eiseres] deze verzorgde) naar schouwen op afstand. Dit volgt bijvoorbeeld uit een document van [bedrijfsnaam 1] van juli 2019 waarin wordt uiteengezet waarom schouwen op afstand de voorkeur heeft boven schouwen op locatie (productie 2 bij conclusie van antwoord). [eiseres] heeft dat onvoldoende gemotiveerd weersproken; het formuleren van een ‘indruk dat [gedaagde] ook de voorkeur had voor schouwen op afstand’ (zoals ter zitting aangevoerd) volstaat niet.
Een ander aspect is dat partijen gedurende de samenwerking steeds onderhandeld hebben over de voorwaarden voor een volgend project (zie productie 1 bij conclusie van antwoord, waarin partijen onderhandelen over de voorwaarden waaronder [eiseres] de schouwingen voor [gedaagde] zal doen voor CIZ-16). Ook dat past niet bij het standpunt van [eiseres] dat in 2018 een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd was gesloten. Uit productie 6 bij conclusie van antwoord komt naar voren, dat bij een vervolg na CIZ-16 opnieuw afspraken gemaakt moesten worden. Zover is het niet gekomen, en dat betekent dat de overeenkomst is geëindigd toen het project CIZ-16 was afgerond.
Kortom uit de gebleken feiten en omstandigheden volgt dat tussen partijen geen duurovereenkomst voor onbepaalde tijd van kracht was.
Geen wanprestatie of onrechtmatige daad anderszins
3.3.
Ook heeft [gedaagde] niet op een andere manier verwijtbaar schade toegebracht, bijvoorbeeld door [eiseres] te lang aan het lijntje te houden, zoals [eiseres] ter zitting heeft aangevoerd. Voor zover [eiseres] heeft bedoeld te betogen dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat voor het volgende project CIZ-17 opnieuw een overeenkomst met haar zou worden gesloten, gaat dat niet op. Vooropgesteld wordt dat, gelet op de wijze waarop
[bedrijfsnaam 1] te werk ging bij het selecteren van haar leverancier, geen zekerheid bestond dat [gedaagde] ook project CIZ-17 gegund zou krijgen. Maar daarbij komt dat in de loop van 2019 er over en weer klachten waren over de samenwerking. Zo verwijt [eiseres] [gedaagde] dat laatstgenoemde naliet een duidelijke set selectiecriteria aan te leveren, en dat het softwaresysteem waarin de schouwingen moesten worden geregistreerd niet goed werkte. Andersom heeft [gedaagde] meermaals laten weten dat zij niet te spreken was over het succespercentage na schouwingen in CIZ-16 (zie productie 3 bij conclusie van antwoord) en de kwaliteit van de schouwingen (productie 6 bij conclusie van antwoord). Over die klachten heeft [eiseres] overigens deels erkend dat die gevolg waren van nieuwe, onervaren schouwers. Maar voor een ander deel stelt [eiseres] dat de klachten niet terecht waren, omdat sommige problemen juist voortkwamen uit fouten op de offerte-afdeling van [gedaagde] , door een niet tijdig functionerende app en door communicatiefouten. Los van de vraag wie van beide partijen gelijk had, illustreren de wederzijdse verwijten in ieder geval dat de samenwerking niet probleemloos verliep. Onder die omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat [eiseres] gelet op de gedragingen en uitlatingen van [gedaagde] er gerechtvaardigd op heeft vertrouwd dat zij opnieuw zou worden gecontracteerd voor het schouwwerk van [gedaagde] .
Slotsom vordering (conventie)
3.4.
Tussen partijen bestond geen duurovereenkomst en [gedaagde] heeft [eiseres] ook niet op een andere manier verwijtbaar schade toegebracht. Dat betekent dat een grondslag voor de vorderingen van [eiseres] ontbreekt. De vorderingen zullen daarom worden afgewezen. Dat betekent dat de standpunten van partijen met betrekking tot de schadeopstelling van [eiseres] geen bespreking behoeven.
3.5.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- explootkosten € 131,87
- griffierecht 4.131,00
- salaris advocaat
4982,00(2,0 punten × tarief € 2.491,00)
Totaal € 9.244,87
de tegenvordering (reconventie)
3.6.
[gedaagde] vordert samengevat - veroordeling van [eiseres] tot betaling van een bedrag, als vergoeding van schade die het gevolg is van ondermaatse kwaliteit van geleverd werk door [eiseres] . Tussen partijen bestond de afspraak dat [gedaagde] dergelijke schade kon factureren en dat [eiseres] deze dan zou vergoeden, aldus [gedaagde] . Dat blijkt uit de facturen die zijn overgelegd als productie 10 bij eis in reconventie, en deze facturen heeft [eiseres] zonder protest betaald. 36 facturen van na die tijd zijn echter niet betaald en die vordert [gedaagde] in deze procedure.
3.7.
[eiseres] voert verweer. Zij betwist dat zij toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Ook weerspreekt zij dat [gedaagde] de schade die zij vordert daadwerkelijk heeft geleden. Tot slot betwist [eiseres] dat de afspraak bestond dat [gedaagde] deze schade via facturen bij [eiseres] in rekening kon brengen, zoals [gedaagde] stelt. Ter zitting is daarover aangegeven dat voorafgaand aan deze procedure tussen partijen al was gecorrespondeerd over kwesties die [gedaagde] zag als schade, maar waar bij nadere beschouwing van naar voren kwam dat het daar niet ging om fouten van [eiseres] . Deze facturen heeft [gedaagde] destijds daarom laten vallen, maar in deze procedure worden ze weer naar voren gebracht, aldus [eiseres] .
3.8.
De rechtbank stelt vast dat [gedaagde] bij wijze van tegenvordering betaling vordert van een groot aantal facturen, die allemaal zien op schade waarvoor zij [eiseres] verantwoordelijk houdt. [eiseres] heeft gemotiveerd weersproken dat zij toerekenbaar tekortgeschoten is en zij heeft aan de hand van een aantal voorbeelden uitgelegd dat en waarom het in dat geval niet ging om schade die het gevolg was van enig doen of nalaten van haar kant, maar van een fout bij [gedaagde] zelf.
[gedaagde] heeft nagelaten de schadegevallen toe te lichten en te onderbouwen, terwijl [eiseres] gemotiveerd weerspreekt dat die schade zich heeft voorgedaan of aan haar kan worden toegerekend. Naar het oordeel van de rechtbank had het op de weg van [gedaagde] gelegen die toelichting te geven en waar mogelijk te ondersteunen met bewijs. Het overleggen van een lijst met factuurnummers, dossiernamen en een korte omschrijving volstaat niet, omdat de rechtbank daaruit niet kan afleiden dat en waarom het daarbij steeds gaat om een toerekenbare tekortkoming aan de kant van [eiseres] , temeer niet omdat [eiseres] dat tegenspreekt.
Slotsom tegenvordering (reconventie)
3.9.
Dit betekent dat de rechtbank de tegenvordering zal afwijzen omdat [gedaagde] deze niet voldoende concreet heeft toegelicht en onderbouwd, in het licht van wat [eiseres] daar tegenin heeft gebracht.
3.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 956,00 (2 punten x tarief € 478,00).

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 9.244,87,
4.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
4.4.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
4.5.
wijst de vorderingen af,
4.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 956,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Burgers en in het openbaar uitgesproken op
30 juni 2021. [1]

Voetnoten

1.type: FB/4723