1.5.Verweerder heeft vervolgens het pgb over de jaren 2011, 2012 en 2013 vastgesteld op een totaalbedrag van € 57.467,75.
2. In het bestreden besluit handhaaft verweerder het vastgestelde pgb. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet meer pgb kan worden verstrekt dan is vastgesteld op basis van de indicaties van het zorgkantoor, de zorgbeschrijving en de zorgovereenkomsten. Wanneer zorgverlener en budgethouder een hoger bedrag aan pgb afspreken dan het vastgestelde budget, komt dat voor eigen risico. Verweerder kan niet meer pgb verstrekken dan is vastgesteld.
3. Eiser is het niet eens met het vastgestelde pgb-bedrag. Hij stelt zich op het standpunt dat
het bestreden besluit onzorgvuldig is, omdat niet duidelijk is hoe verweerder het pgb per subsidiejaar heeft vastgesteld. Volgens eiser kloppen de bedragen niet. Hij mocht ervan uitgaan dat het pgb in de jaren 2011, 2012 en 2013 overeenkomstig de
zorgovereenkomst zou worden uitbetaald. De zorgovereenkomsten zijn op verzoek van verweerder achteraf opgesteld en verweerder heeft na ontvangst daarvan niets van zich laten horen. Het totaalbedrag van beide zorgverleners komt op grond van de zorgovereenkomsten neer op € 252.356,-. Dit is het bedrag dat verweerder moest vergoeden.
4. De rechtbank stelt voorop dat sprake is van een bijzondere situatie, aangezien de indicaties door het CIZ na het overlijden de budgethouder zijn verstrekt. Doordat de indicaties achteraf zijn afgegeven is het pgb achteraf toegekend. Gelet op deze bijzondere situatie heeft verweerder, zonder te beschikken over een (volledige) pgb-administratie, de verantwoording van de zorg goedgekeurd op basis van de overgelegde zorgovereenkomsten.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat de zorg is verleend en dat de zorg intensief is geweest. Partijen zijn verdeeld over de hoogte van het toegekende pgb voor de verleende zorg.
6. Anders dan eiser, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit voldoende heeft toegelicht hoe het pgb- bedrag per subsidiejaar tot stand is gekomen. Daarbij is van belang dat verweerder terecht is uitgegaan van de indicaties van het CIZ, de zorgbeschrijving en de zorgovereenkomsten. Eiser heeft de vaststelling van het pgb niet gemotiveerd betwist. De enkele opmerking van eiser dat verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe het pgb-bedrag per subsidiejaar tot stand is gekomen en dat de bedragen niet kloppen, kan niet leiden tot de conclusie dat het bestreden besluit onzorgvuldig is.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende inzicht gegeven in hoe het toegekende pgb van € 57.467,75 tot stand is gekomen. De beroepsgrond slaagt niet.
7. De rechtbank is verder van oordeel dat de stelling van eiser dat hij ervan uit mocht gaan dat de in de zorgovereenkomst afgesproken maandbedragen zouden worden vergoed, geen doel treft. Dat verweerder geen opmerkingen heeft geplaatst over de in de zorgovereenkomsten afgesproken bedragen, maakt niet dat daarmee de bedragen akkoord waren bevonden door verweerder. Daar komt bij dat verweerder niet meer pgb kan verstrekken dan is toegekend.
Afspraken in een zorgovereenkomst omtrent de vergoeding van zorg zijn afspraken die tussen partijen van kracht zijn. Indien het maximale toegekend budget wordt overschreden door in een zorgovereenkomst een hoger pgb af te spreken, komt dat voor eigen rekening en risico.
8. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.