ECLI:NL:RBMNE:2021:2627

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
UTR 20/4164
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening

Op 21 juni 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, woonachtig in [woonplaats], en het Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom. Deze uitspraak betreft een pro forma beroep van eiser tegen een besluit van verweerder, dat op 5 oktober 2020 bekend is gemaakt. Eiser heeft zijn beroepschrift te laat ingediend, namelijk op 17 november 2020, terwijl dit uiterlijk op 16 november 2020 had moeten gebeuren. De rechtbank heeft geen zitting belegd, omdat het niet nodig was en het beroep niet inhoudelijk kon worden behandeld vanwege de te late indiening.

De rechtbank overweegt dat een beroep binnen zes weken na bekendmaking van het besluit moet worden ingediend, zoals vastgelegd in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft in zijn e-mail van 7 december 2020 aangegeven dat hij dacht dat hij het beroepschrift op tijd had ingediend, omdat hij hierover telefonisch contact had gehad met de rechtbank. Hij voegde daaraan toe dat zijn ziekte en de nasleep van een operatie van zijn vrouw hem belemmerden om tijdig te reageren.

De rechtbank heeft begrip voor de persoonlijke omstandigheden van eiser, maar oordeelt dat de enkele stelling over het telefoongesprek niet voldoende onderbouwd is. Bovendien is ziekte geen geldige reden voor het niet tijdig indienen van het beroep. De rechtbank benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van eiser is om tijdig beroep in te stellen, en dat hij eventueel een professioneel gemachtigde had kunnen inschakelen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten het beroep niet inhoudelijk te behandelen en het beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren op basis van artikel 8:54 Awb. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4164

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser], [woonplaats], eiser

en

Dagelijks bestuur werk en Inkomen Lekstroom, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het pro forma beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 5 oktober 2020.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 5 oktober 2020. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 16 november 2020 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 17 november 2020. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser schrijft in zijn e-mail van 7 december 2020 dat hij dacht dat hij het beroepschrift op tijd had ingediend, omdat hij met de rechtbank had gebeld en iemand hem had verteld dat als hij het ‘vandaag (5 oktober 2020)’ inleverde dat goed was. Ook schrijft eiser dat hij als gevolg van zijn ziekte en vanwege de nasleep van een operatie van zijn vrouw niet eerder een beroepschrift kon versturen
5. De rechtbank heeft begrip voor de omstandigheden van eiser. Over het telefoongesprek met een medewerker overweegt de rechtbank dat eiser dit standpunt niet nader heeft onderbouwd. De enkele stelling is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. Ziekte is verder geen geldige reden voor het niet op tijd instellen van het beroep. Het is ook onder deze omstandigheden de verantwoordelijkheid van eiser om op tijd beroep in te dienen. Hij had bijvoorbeeld een professioneel gemachtigde kunnen inschakelen om hem te helpen en namens hem op de termijn te letten waarbinnen beroep moet worden ingesteld.
6. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
7. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
de griffier is verhinderddeze uitspraak mede te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.