ECLI:NL:RBMNE:2021:2622

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
20/4617 en 21/213
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering zorgtoeslag en huurtoeslag met bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 juni 2021 uitspraak gedaan over de terugvordering van zorg- en huurtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser, die in 2019 een nabetaling van de WIA-uitkering ontving, werd geconfronteerd met een terugvordering van € 1.189,- zorgtoeslag en € 3.046,- huurtoeslag. De Belastingdienst had vastgesteld dat eiser geen recht had op deze toeslagen vanwege een overschrijding van de inkomensgrens. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij bijzondere omstandigheden aanvoerde die zouden moeten leiden tot matiging van de terugvordering.

Tijdens de zitting op 7 juni 2021 heeft eiser, bijgestaan door zijn maatschappelijk werker, zijn situatie toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overschrijding van de inkomensgrens buiten de schuld van eiser is ontstaan, als gevolg van fouten van instanties. Eiser heeft bovendien aangegeven dat terugbetaling van de toeslagen zou leiden tot ernstige financiële problemen en gezondheidsproblemen, wat door schriftelijke rapportages werd onderbouwd.

De rechtbank oordeelde dat de nadelige gevolgen van de terugvordering niet in verhouding stonden tot de doelen van de wetgeving. Daarom heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en de terugvordering van zowel de zorg- als de huurtoeslag op nihil gesteld. Tevens is de Belastingdienst opgedragen het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. M.R. van der Vos, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Janssens-Kleijn, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 20/4617 en 21/213
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. [gemachtigde 1] en mr. [gemachtigde 2] ).

Procesverloop

In het besluit van 10 juli 2020 (primair besluit) heeft verweerder vastgesteld dat eiser geen recht heeft op zorg- en huurtoeslag over het jaar 2019 en bepaald dat eiser € 1.189,- zorgtoeslag en € 3.046,- huurtoeslag moet terugbetalen.
In de besluiten van 6 november 2020 en 7 december 2020 (bestreden besluiten) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2021. Eiser is verschenen. Mevrouw [A] , de maatschappelijk werker van eiser, is tevens verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- herroept het primaire besluit;
- stelt het bedrag van de terugvordering van de zorg- en de huurtoeslag over 2019 op nihil;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden besluiten;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van in totaal € 97,- (voor zaak 21/213: € 49,- en zaak 20/4617: € 48,-) aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Bij beslissing op bezwaar van 30 augustus 2019 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) vastgesteld dat eiser alsnog met ingang van 20 augustus 2017 recht heeft op een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De gemeente Amersfoort heeft de uitkering op grond van de Participatiewet (PW) stopgezet en het UWV heeft de PW-uitkering over de periode van 20 augustus 2017 tot en met 30 september 2019 vervolgens verrekend met de te ontvangen nabetaling op grond van de WIA. Daarom heeft eiser in 2019 een nabetaling ontvangen van € 22.904,59 bruto. Door deze nabetaling overschrijdt het inkomen van eiser in 2019 de maximale inkomensgrens van zowel de zorg- als de huurtoeslag.
3.1
Verweerder heeft terecht vastgesteld dat eiser de inkomensgrens van de zorg- en de huurtoeslag in 2019 heeft overschreden, zodat hij in beginsel geen recht had op deze toeslagen in 2019. De rechtbank oordeelt echter dat er bijzondere omstandigheden zijn die ertoe leiden dat in dit specifieke geval de terugvordering van zowel de zorg- als de huurtoeslag moet worden gematigd naar € 0,-. [1] Op grond van artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mogen de nadelige gevolgen van een besluit voor een belanghebbende namelijk niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. Deze bijzondere omstandigheden zijn de volgende.
3.2
Tussen partijen is niet in geschil dat de situatie waarin eiser terecht is gekomen buiten zijn schuld is ontstaan. Het rechtzetten van verschillende fouten die instanties in het verleden hebben gemaakt, heeft in dit geval geleid tot de nabetaling van de WIA-uitkering in 2019. Het feit dat het inkomen van eiser de inkomensgrens van de zorg- en huurtoeslag in dat jaar overstijgt, is dus geheel buiten eisers toedoen ontstaan.
3.3
Eiser heeft voorts toegelicht wat het voor hem zou betekenen als hij de toeslagen moet terugbetalen. De terugbetaling leidt bij eiser tot ernstige financiële problemen omdat hij een inkomen heeft op minimumniveau en maandelijks feitelijk niets overhoudt. Eiser komt bovendien uit een periode waarin hij het financieel zeer zwaar heeft gehad en is net schuldenvrij. Daarnaast heeft eiser tijdens de zitting uitgelegd dat het terugbetalen van de toeslagen zou leiden tot ernstige gezondheidsproblemen. De stellingen van eiser op dit punt zijn onderbouwd door de schriftelijke rapportage van de GGZ en de toelichting van mevrouw [A] ter zitting. De rechtbank heeft geen aanleiding om daaraan te twijfelen. De rechtbank oordeelt dan ook dat de combinatie van de hiervoor omschreven omstandigheden maakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden, die ertoe leiden dat de terugvordering van zowel de zorg- als de huurtoeslag over het jaar 2019 in dit specifieke geval moet worden gematigd tot nihil. Eiser hoeft deze toeslagen dus niet terug te betalen aan verweerder.
4. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. De rechtbank voorziet zelf in de zaak in die zin dat de terugvordering van de zorg- en de huurtoeslag over het jaar 2019 wordt gematigd naar nihil.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2021 door mr. M.R. van der Vos, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Janssens-Kleijn, griffier.
De griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3536. Te vinden via www.rechtspraak.nl.