ECLI:NL:RBMNE:2021:2599

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
16/038394-21 en 16/277543-20 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens mishandeling, bedreiging, poging tot diefstal en vernieling met bijzondere aandacht voor psychische problematiek en verslavingsproblematiek

Op 18 juni 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling van zijn vader, bedreiging van een medewerkster, poging tot diefstal en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 2000 en thans gedetineerd, op 9 februari 2021 in Hilversum zijn vader heeft mishandeld door hem te stompen en te schoppen, en door voorwerpen naar hem te gooien. Daarnaast heeft hij op 1 februari 2021 een medewerkster bedreigd en geprobeerd geld te stelen uit een kassa, waarbij hij ook vernielingen heeft aangericht. De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de psychische en verslavingsproblematiek van de verdachte, die volgens deskundigen in verminderde mate verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn daden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 231 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden die gericht zijn op behandeling en begeleiding. De benadeelde partijen hebben schadevergoeding gevorderd, maar de rechtbank heeft de vordering van een rechtspersoon niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan vertegenwoordiging. De vordering van een benadeelde partij voor materiële schade is gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/038394-21 en 16/277543-20 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres: [adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein te Nieuwegein,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juni 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.C. Smits, zoals verwoord in een ter terechtzitting op 4 juni 2021 overgelegd en voorgedragen requisitoir. De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van hetgeen verdachte naar voren heeft gebracht en van de standpunten van zijn raadsman mr. W.B. Lisi, advocaat te Almere, zoals verwoord in een ter terechtzitting op 4 juni 2021 overgelegde en voorgedragen pleitnota.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/038394-21
feit 1
primair
op 9 februari 2021 in Hilversum heeft geprobeerd zijn vader, [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
subsidiair
op 9 februari 2021 in Hilversum zijn vader, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld;
feit 2
op 1 februari 2021 in Hilversum [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting;
feit 3
op 1 februari 2021 in Hilversum heeft geprobeerd door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming een geldbedrag, toebehorend aan [naam] ’s, weg te nemen;
feit 4
op 1 februari 2021 in Hilversum één of meerdere (plexiglas) ruiten en/of een pinautomaat en/of een (RVS) uitgifteblad, toebehorend aan [naam] ’s, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar en/of weg heeft gemaakt;
16/277543-20
op 3 november 2020 in Hilversum een autoband, toebehorend aan [benadeelde 1] , heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt.
De rechtbank nummert de hierboven weergegeven en onder verschillende parketnummers tenlastegelegde feiten door als de feiten 1 tot en met 5.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair en onder feiten 2 tot en met 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en onder feit 5 ten laste gelegde. Hij heeft daarnaast partieel vrijspraak bepleit van de onder feit 4 tenlastegelegde vernieling van het plexiglas en de pinautomaat en zich voor wat betreft de vernieling van het uitgifteblad gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de feiten 1 subsidiair, 2 en 3 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling heeft begaan. Er kan niet worden bewezen dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet had om zijn vader zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Uit de – hieronder opgenomen – bewijsmiddelen volgt dat verdachte zijn vader heeft gestompt, geschopt en dat hij diverse spullen, te weten een glazen waxinelichthouder, net gekookte noedels en een metalen kandelaar, naar zijn vader heeft gegooid. De enkele stomp en de trappen zijn in dit geval onvoldoende om te spreken van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Dat door het gooien van de spullen die aanmerkelijke kans wel in het leven is geroepen, kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld. Het dossier bevat namelijk onvoldoende informatie over de kracht en de wijze waarop verdachte de spullen naar zijn vader heeft gegooid en vanaf welke afstand dat is gebeurd. Daar komt bij dat niet duidelijk is wat het gewicht was van de voorwerpen, met uitzondering van de kandelaar waarvan de vader van verdachte in zijn aangifte heeft aangegeven dat die niet heel zwaar was. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling.
Bewijsmiddelen feiten 1 subsidiair, 2, 3 en 4 [1]
Feit 1 subsidiair
1. [slachtoffer 1] heeft op 9 februari 2021 bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, [2] – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 9 februari 2021 was ik op de bank tv aan het kijken. Mijn zoon [verdachte] kwam naar mij toegelopen. Hij maakte slaande bewegingen naar mij. Hij raakte mij met zijn vuist op mijn arm. Hierna kwam hij op mij af met een glazen waxinelichthouder. Dit gooide hij tegen mijn hoofd aan. Er zit nog glas in mijn haar.
Opmerking verbalisant: Ik zie de glassplinters in het haar van de aangever.
Daarna gooide hij een bak met net gekookte noedels tegen mij aan. Dit voelde heel
heet aan. Ik heb geen brandwond overgehouden. Hij kwam weer naar mij toe en begon mij te schoppen. Echt van die zijwaartse karatetrappen. Ik heb hierdoor pijn aan mijn onderbeen. Het voelt heel erg beurs aan. Hierna gooide hij een metalen kandelaar naar mijn hoofd. Hij heeft mij zeker 10 trappen gegeven. Ik riep dat ik pijn had en dat ik niet goed werd.
2. Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 4 juni 2021 onder meer het volgende verklaard:
Op 9 februari 2021 was ik in de woning van mijn vader in [woonplaats] . Ik ben gaan flippen. Ik heb mijn vader een tik gegeven en heb spullen richting de bank gegooid. Mijn vader zat op de bank.
Feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2021;
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 1 februari 2021, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 10 februari 2021. [4]
Feit 3
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2021;
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 1 februari 2021, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 10 februari 2021; [6]
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 10 februari 2021. [7]
Feit 4
1. [slachtoffer 2] heeft op 1 februari 2021 bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, [8] – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben werkzaam bij [naam] ’s in Hilversum. Ik zag dat de bijrijder was uitgestapt. Hij heeft de ramen van het loket opzij geschoven. Doordat hij door de opening hing en probeerde de kassalade te openen heeft hij een pinautomaat laten vallen. Hierdoor is de pinautomaat kapot gegaan. Vervolgens sloeg hij hard tegen het plexxis. Doordat hij zo hard sloeg, is het glas aan de zijkanten kapot gegaan. Er zijn aan beide zijden scheurtjes in gekomen. Vervolgens zag ik dat de jongen het RVS uitgifteblad vernielde.
2. Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen [9] van 10 februari 2021, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Ik heb de beelden bekeken die vandaag door [naam] ’s ter beschikking zijn
gesteld.
Filmpje: 01/02/2021
Ik zie dat de jonge man het raam openschuift. Ik zie dat de man met zijn rechterarm onder het plexiglas door gaat en rijkt naar de kassalade. Ik zie vervolgens dat de jonge man zich met zijn bovenlichaam onder het flexiglas wurmt en nu voor een groot gedeelte in de ruimte is. Ik zie dat de man met zijn linkerhand tegen de kast aan slaat onder het scherm van de kassa. Ik zie dat door het slaan van de man tegen de kast de pinterminal omvalt en terecht komt op de grond.
3. Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen [10] van 10 februari 2021, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Ik heb de beelden bekeken die ter beschikking zijn gesteld door de aangever.
Filmpje: 01/02/2021
Ik zie dat de man met zijn rechterbeen trapt tegen de uitgiftelade die aan het loket vast zit. Ik zie dat de man vervolgens nogmaals met een hoge trap naar beneden trapt waardoor de lade vernield wordt en op de grond valt.
4. Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 4 juni 2021 onder meer het volgende verklaard:
Op 1 februari 2021 was ik bij de [naam] ’s in Hilversum. Ik was door het dolle heen. Het klopt dat ik tegen het uitgifteblad heb geschopt.
Bewijsoverweging feit 4
De raadsman heeft bepleit dat verdachte geen opzet heeft gehad op het vernielen van de pinautomaat. De rechtbank ziet dat anders. Verdachte heeft de ramen van het loket opzij geschoven, is door de opening gaan hangen en heeft toen tegen de kassalade geslagen. Daarbij heeft hij de pinautomaat laten vallen, waardoor de pinautomaat kapot is gegaan. Verdachte heeft daardoor naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de pinautomaat in kwestie kapot maakte. De rechtbank acht de onder feit 4 tenlastegelegde vernieling van de pinautomaat daarom bewezen.
Bewijsmiddelen feit 5 [11]
1. [benadeelde 1] heeft op 3 november 2020 bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, [12] – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Pleegdatum: 3 november 2020
Plaats delict: Hilversum
Ik ontving op mijn telefoon appjes van [verdachte] . [verdachte] uitte de nodige bedreigingen via de app: 'ik had jullie auto al in brand kunnen zetten voor 1000,00 euro, en laatst weer voor 250,00 euro. Niet gedaan?'. Ik heb de politie gebeld en die kwam bij mij langs. Ik ontving weer een appje van [verdachte] . Hierin las ik ‘goed zo ga maar lekker politie bellen’.
Mijn dochter belde mij toen. Ik hoorde toen dat zij zei 'we hebben [verdachte] gezien, hij liep vanaf onze oprit naar het huis van nummer [nummer] waar zijn scooter stond'. Hierop is mijn zoon [A] snel naar buiten gegaan. Toen [A] voorbij mijn auto liep die op de oprit stond hoorde [A] gesis. Dit gesis was afkomstig van de rechterachterband van mijn auto. Mijn auto stond vooruit ingeparkeerd, dus met de neus naar het huis. Inmiddels was ik ook buiten. Ik zag dat mijn rechter achterband leeg liep. Ik zag dat het ventiel van mijn band er nog op zat. Ik vermoedde dat mijn band is lek gestoken met een scherp voorwerp. Toen de politie kwam hebben zij naar mijn autoband gekeken. Ik hoorde dat er een gat in mijn band zat.
2. [getuige] heeft op 3 november 2020 als getuige een verklaring afgelegd en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuige, [13] – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op dinsdag 3 november 2020 reed ik naar mijn woning in [woonplaats] . Vlakbij mijn woning zag ik iemand bij onze oprit vandaan komen. Ik zag duidelijk dat hij vanuit een lage houding, naar een staande houding ging en hierna ging hij rennen. De jongen rende in de richting van huisnummer veertien. Wij reden achter de jongen aan. Bij nummer [nummer] stond een jongen. Ik keek de jongen aan in zijn gezicht en herkende direct [verdachte] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 subsidiair
op 9 februari 2021 te Hilversum zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 1] tegen het lichaam te stompen, en
- die [slachtoffer 1] meerdere malen tegen het lichaam te schoppen, en
- een glazen waxinelichthouder tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te gooien, en
- een bak net gekookte noedels tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te gooien, en
- een metalen kandelaar in de richting van het hoofd van die [slachtoffer 1] te gooien;
feit 2
op 1 februari 2021 te Hilversum [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en verkrachting, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik wil jou hier op de grond neuken. Ik wil jou doodmaken. Ik ken jou. Ik kom jou pakken.";
feit 3
op 1 februari 2021 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig geldbedrag dat toebehoorde aan [naam] ’s, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van braak en verbreking en inklimming,
- het schuifraam van het betaalloket heeft geopend, en
- vervolgens met zijn bovenlichaam door dat raam is gegaan en heeft gehangen, en
- vervolgens een of meerdere malen tegen de kassalade heeft geslagen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

feit 4
op 1 februari 2021 te Hilversum opzettelijk en wederrechtelijk een plexiglas ruit, een pinautomaat en een RVS uitgifteblad, die aan [naam] ’s toebehoorden, heeft vernield en/of beschadigd.
feit 5
op 3 november 2020 te Hilversum opzettelijk en wederrechtelijk een autoband, die aan [benadeelde 1] toebehoorde, heeft vernield.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 subsidiair:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met verkrachting;
feit 3:
poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereikt heeft gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming;
feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen, meermalen gepleegd;
feit 5:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort, vernielen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 231 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door GGZ Reclassering Inforsa Utrecht (hierna: de reclassering). De officier van justitie heeft gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank gevraagd om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de omstandigheid dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. De raadsman heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met daaraan de bijzondere voorwaarden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf strafbare feiten. Hij heeft zijn vader mishandeld door hem te stompen, meerdere keren te schoppen en verschillende voorwerpen in zijn richting en tegen hem aan te gooien. Met zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vader en bij hem pijn veroorzaakt. Voor de vader van verdachte moet het bovendien vreselijk zijn geweest om in zijn eigen woning, waarbinnen hij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen, op gewelddadige wijze te worden aangevallen door zijn eigen zoon.
Verdachte heeft zich daarnaast bij de [naam] ’s schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal, bedreiging en vernieling. Hij is – zo blijkt uit het procesdossier en de verklaring van verdachte ter zitting – om een geringe aanleiding volledig door het lint gegaan. Hij heeft geprobeerd geld te stelen uit de kassa van [naam] ’s en heeft in woede allerlei goederen van [naam] ’s vernield. Ook heeft hij een medewerkster, [slachtoffer 2] , bedreigd met de dood en met verkrachting. Verdachte heeft door zijn agressieve handelen een zeer dreigende situatie veroorzaakt voor de medewerkers van de [naam] ’s en in het bijzonder voor medewerkster [slachtoffer 2] . Daarnaast heeft hij laten zien geen enkel respect te hebben voor andermans eigendom. Dat laatste blijkt ook uit de vernieling van de autoband van [benadeelde 1] , waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 4 juni 2021 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van 7 mei 2021, opgesteld door drs. G.A. van den Nagel en drs. B. Koudstaal, klinisch psychologen. Uit de rapportage blijkt dat er bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en van ernstige verslavingsproblematiek. Verdachte is prikkelbaar en egocentrisch gericht en in geval van frustraties permitteert hij zich impulsief, onverantwoord en agressief gedrag. De verslavingsproblematiek geldt daarbij als een zelfstandige, zichzelf onderhoudende stoornis die de persoonlijkheidsdynamiek verder versterkt. De stoornis en de verslavingsproblematiek waren volgens de psychologen aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten en hebben de gedragingen van verdachte beïnvloed. De psychologen adviseren daarom het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De kans op herhaling van gewelddadig gedrag wordt door de psychologen hoog ingeschat. Zij vinden het zorgelijk om te zien hoe snel verdachte afglijdt en hoe hij belangrijke ontwikkelingsfases niet doormaakt. Zijn toekomstplannen zijn weinig realistisch, de frustratietolerantie is onvoldoende, zijn behoeftes moeten onmiddellijk worden bevredigd en belangrijke normen en waarden zijn niet geïnternaliseerd. Daarnaast is verdachte ongevoelig gebleken voor interventies van hulpverlening of reclassering, heeft hij weinig zelfinzicht en is hij ambivalent over het toekomstig gebruik van middelen. Onder deze condities is er volgens de psychologen niet alleen een hoog risico op terugval in zijn oude levensstijl van middelengebruik en crimineel gedrag, maar is verdachte ook zeer
at riskvoor het ontwikkelen van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Een ambulante behandeling is volgens de psychologen onvoldoende, gezien de ernst van de problematiek, de cruciale (ontwikkelings)fase van verdachte en de ervaringen uit het verleden. Zij komen dan ook tot de conclusie dat verdachte behandeld moet worden in een klinische setting. Dit zou volgens hen kunnen plaatsvinden binnen een kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft tot slot kennisgenomen van een rapport van de reclassering van 27 mei 2021, waaruit blijkt dat de reclassering aansluit bij de conclusies van de psychologen. De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan middelencontrole. Uit het rapport blijkt verder dat verdachte met ingang van 18 juni 2021 opgenomen kan worden bij de forensische verslavingskliniek Basalt.
Conclusie
De rechtbank is met de deskundigen van oordeel dat verdachtes problematiek ook ten tijde van de tenlastegelegde feiten aan de orde was en dat dit de gedragskeuzes van verdachte op dat moment heeft beïnvloed. De rechtbank concludeert daarom dat de strafbare feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten, mede vanuit een oogpunt van normbevestiging en generale preventie, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank ziet in het licht van de speciale preventie en gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte echter, net als de officier van justitie, reden om de gevangenisstraf deels in voorwaardelijke vorm op te leggen. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte zo snel mogelijk klinisch wordt behandeld. Daarnaast zal begeleiding door de reclassering verder moeten bijdragen aan het voorkomen van recidive. Het voorwaardelijke strafdeel vormt bovendien een belangrijke stok achter de deur voor verdachte om niet opnieuw de fout in te gaan en om mee te werken aan de behandeling en begeleiding die verdachte duidelijk nodig heeft.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 231 dagen passend en geboden is, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Als bijzondere voorwaarden worden opgelegd de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Voorlopige hechtenis
Aangezien verdachte op het moment van de uitspraak reeds 131 dagen in voorlopige hechtenis heeft gezeten, zal bij deze uitspraak het bevel tot voorlopige hechtenis worden opgeheven.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft strafbare feiten gepleegd die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van
personen. De deskundigen hebben de kans dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen en gewelddadig gedrag zal vertonen, ingeschat op hoog. De rechtbank neemt die conclusie over en is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Om die reden beveelt de rechtbank dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BENADEELDE PARTIJ [bedrijf] B.V.

[bedrijf] B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.785,05 aan materiële schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van de gedragingen van verdachte. Dit bedrag bestaat uit de kosten voor herstel/vervanging van het loket ad € 3.893,-; het plexiglas ad € 28,75; het uitgifteblad ad € 185,-; en de pinautomaat ad € 678,30.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering moet worden afgewezen voor zover die ziet op het herstel van het loket, nu die schadepost onvoldoende onderbouwd is en geen verband houdt met de tenlastegelegde vernieling. Ook de gevraagde vergoeding voor herstel/vervanging van het uitgifteblad dient te worden afgewezen, omdat de schadepost onvoldoende onderbouwd is. De raadsman heeft zich daarnaast primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering voor wat betreft de gevraagde vergoeding voor herstel/vervanging van het plexiglas en de pinautomaat vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de schadevergoeding voor herstel/vervanging van het plexiglas kan worden toegewezen, met uitzondering van de omzetbelasting, en dat de gevraagde schadevergoeding voor de pinautomaat dient te worden afgewezen, omdat uit de onderbouwing blijkt dat alleen het scherm kapot is.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van een benadeelde partij die een rechtspersoon is, zal door een daartoe bevoegde vertegenwoordiger moeten worden ingesteld. De vertegenwoordiging kan volgen uit de wet (Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek), de statuten van de rechtspersoon en/of uit een volmacht. Als een persoon die verbonden is aan de rechtspersoon namens de rechtspersoon een vordering instelt en uit het procesdossier (bijvoorbeeld de aangifte) of een uittreksel van de Kamer van Koophandel duidelijk is dat deze persoon een voor de vordering relevante functie heeft binnen de rechtspersoon, dan mag van de Hoge Raad al snel worden aangenomen dat die persoon bevoegd is namens de rechtspersoon de vordering in te dienen.
De rechtbank stelt vast dat de rechtspersoon [bedrijf] B.V. zich als benadeelde partij in het geding heeft gevoegd. De vordering tot schadevergoeding is namens haar ingediend door [C] die daartoe door [B] – zo staat vermeld in de vordering – zou zijn gemachtigd. De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat bij de vordering geen stukken zijn gevoegd waaruit blijkt dat [bedrijf] B.V. de vertegenwoordiger is van [naam] ’s, zijnde het slachtoffer van hetgeen onder 3 en 4 bewezen is verklaard. In de tweede plaats zijn geen stukken bijgevoegd waaruit blijkt dat [B] vervolgens bevoegd is [bedrijf] B.V. te vertegenwoordigen en om [C] te machtigen tot het indienen van de vordering. Ook uit het procesdossier kan dit niet worden opgemaakt.
De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat de vordering tot schadevergoeding is ingediend door een daartoe bevoegde vertegenwoordiger van de benadeelde partij. In beginsel dient de benadeelde partij de gelegenheid te worden geboden tot herstel van dit gebrek. De rechtbank is echter van oordeel dat het bieden van een herstelmogelijkheid in dit geval een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Het belang van verdachte bij een voortvarende afdoening van de strafzaak weegt hier – gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte – zwaarder dan het belang van de professionele benadeelde partij in kwestie bij schadeverhaal via de strafzaak. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering en bepalen dat zij haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Proceskosten
De rechtbank compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.

10.BENADEELDE PARTIJ [benadeelde 1]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een vergoeding van € 702,71 voor de schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van het aan verdachte onder 5 tenlastegelegde feit. Dit bedrag bestaat uit € 202,71 aan materiële schade (in verband met de vervanging van twee autobanden) en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een vergoeding voor de vervanging van de rechter autoband kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, omdat onduidelijk is wat het causaal verband tussen de gestelde schade en de tenlastegelegde vernieling is.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat er een vergoeding voor één autoband kan worden toegewezen en de vordering voor het overige moet worden afgewezen vanwege het ontbreken van een causaal verband tussen de schade en het ten laste gelegde.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij door de onder 5 bewezenverklaarde vernieling rechtstreekse schade heeft geleden aan de rechterband van haar auto. Die schade is voldoende onderbouwd en komt daarom voor vergoeding in aanmerking. Onvoldoende is onderbouwd waarom het ook noodzakelijk was om de linkerband te vervangen, zodat dit deel van de vordering zal worden afgewezen. De rechtbank zal de vordering tot materiële schadevergoeding daarom toewijzen tot een bedrag van € 101,35, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 november 2020 tot aan de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
Hoewel het begrijpelijk is dat het vernielen van de autoband en de appjes die daar aan vooraf zijn gegaan gevoelens van onveiligheid meebrengen voor de benadeelde partij, kan daarmee nog niet worden gezegd dat sprake is van enige aantasting in de persoon “op andere wijze” zoals bedoeld in artikel 6:106 eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank zal de vordering tot immateriële schadevergoeding daarom afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 101,35, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 november 2020 tot aan de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 2 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 285, 300, 304, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart de onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, en 5 tenlastegelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, en 5 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 231 (tweehonderd eenendertig) dagen;
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
  • stelt daarbij een proeftijd van
  • als
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
 zich na het onherroepelijk worden van het vonnis (telefonisch) meldt bij reclassering Tactus op het adres Randstad 22183, 1316 BM te Almere. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 zich laat opnemen in FVK Basalt of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start op 18 juni 2021 en duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
 zich na afloop van de klinische behandeling laat behandelen door een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
 verblijft bij een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, mocht dit nodig blijken na de klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
 meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Benadeelde partij [bedrijf] B.V.
  • verklaart [bedrijf] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 101,35 aan materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag van € 101,35, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 november 2020 tot aan de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering af voor wat betreft de meer gevorderde materiële en de immateriële schadevergoeding;
  • legt aan verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 101,35 te betalen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 november 2020 tot aan de dag van volledige betaling, bij niet-betaling aan te vullen met 2 (twee) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van de schade is bevrijd als hij op één van de hierboven beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte in de kosten door [benadeelde 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.M. Elzakkers, voorzitter, mrs. A.M. Loots en R.P.P. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. S.Z. Turan en L.M.M. Weyers, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juni 2021.
Mr. L.M.M. Weyers is buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/038394-21
1
hij op of omstreeks 9 februari 2021 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer 1] een of meerdere malen tegen het lichaam heeft gestompt/geslagen, en/of
- die [slachtoffer 1] een of meerdere malen tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt, en/of
- een glazen waxinelichthouder tegen het hoofd, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gegooid, en/of
- een bak met bevroren pasta in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gegooid, en/of
- een bak (net gekookte) noodles tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gegooid, en/of
- een (metalen) kandelaar tegen het hoofd, althans in de richting van het hoofd, althans het
lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 februari 2021 te Hilversum zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 1] een of meerdere malen tegen het lichaam te stompen/slaan, en/of
- die [slachtoffer 1] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen/trappen, en/of
- een glazen waxinelichthouder tegen het hoofd, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te gooien, en/of
- een bak (net gekookte) noodles tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te gooien, en/of
- een (metalen) kandelaar tegen het hoofd, althans in de richting van het hoofd, althans het
lichaam van die [slachtoffer 1] te gooien;
2
hij op of omstreeks 1 februari 2021 te Hilversum [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of verkrachting, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik wil jou hier op de grond neuken. Ik wil jou doodmaken. Ik ken jou. Ik kom jou pakken.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 1 februari 2021 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam] 's, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
- het schuifraam van het betaalloket heeft geopend, en/of
- ( vervolgens) met zijn bovenlichaam door dat raam is geklommen/gegaan en/of heeft gehangen, en/of
- ( vervolgens) een of meerdere malen tegen de kassalade heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij op of omstreeks 1 februari 2021 te Hilversum opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere (plexiglas) ruiten en/of een pinautomaat en/of een (RVS) uitgifteblad, in elk geval
enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam] 's toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
16/277543-20
hij op of omstreeks 3 november 2020 te Hilversum opzettelijk en wederrechtelijk een autoband, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 februari 2021, genummerd PL0900-2021044437, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, district Gooi en Vechtstreek, doorgenummerd 01 tot en met 47. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 01-03.
3.Pagina’s 13-15.
4.Pagina 35.
5.Pagina’s 13-15.
6.Pagina’s 16-17.
7.Pagina’s 24-25.
8.Pagina’s 13-15.
9.Pagina’s 24-25.
10.Pagina’s 16-17.
11.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 november 2020, genummerd PL0900-2020358146, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, district Gooi en Vechtstreek, doorgenummerd 01 tot en met 39. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
12.Pagina’s 01-03.
13.Pagina’s 04-05.