ECLI:NL:RBMNE:2021:2529

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 mei 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
16/028649-02 en 21/000977-04
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde met complexe problematiek en hoog recidiverisico

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 mei 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, die eerder was veroordeeld voor moord en het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde, geboren in 1973 en verblijvende in FPC [kliniek], een complexe problematiek vertoont, waaronder een narcistische persoonlijkheidsstoornis en mogelijk schizoïde trekken. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar toegewezen, omdat de veiligheid van anderen dit eist. De rechtbank heeft daarbij gelet op de hoge inschatting van het recidiverisico en de noodzaak voor verdere behandeling en onderzoek naar de precieze stoornissen van de terbeschikkinggestelde. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het niet noodzakelijk is om exact vast te stellen welke stoornis(sen) aanwezig zijn voor de verlenging van de terbeschikkingstelling. De beslissing is genomen na het horen van de terbeschikkinggestelde, zijn advocaat en deskundigen, waarbij de complexiteit van de problematiek van de terbeschikkinggestelde duidelijk naar voren kwam. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen, waaronder artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, in acht genomen bij haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers 16/028649-02 en 21/000977-04
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling d.d. 29 mei 2013
in de zaak van de officier van justitie tegen
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1973] ,
verblijvende te FPC [kliniek] te [plaats] ,
advocaat mr. A.R. Ytsma te Amsterdam,
heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
- het arrest van het Gerechtshof Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, d.d. 11 mei 2005 (21-000977-04) waarbij [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege;
- stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 26 mei 2011 en dat [terbeschikkinggestelde] op 26 mei 2011 is opgenomen in FPC [kliniek] te [plaats] ;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 22 april 2013, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] met twee jaar;
- het rapport van [kliniek] d.d. 26 maart 2013, opgemaakt door drs. [A] (hoofd behandeling), dr. [B] (psychiater) en drs. [C] (locatiedirecteur behandeling en zorg, plv. hoofd van de inrichting), waarin het advies van de zijde van de inrichting is vermeld en waarin wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van twee jaren en de verpleging van overheidswege te continueren;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [terbeschikkinggestelde] , over de periode 26 mei 2011 tot en met 20 februari 2013.

2.De procesgang

Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord.
Tevens is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn advocaat.
Voorts is de deskundige drs. [A] , werkzaam bij FPC [kliniek] , gehoord.

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De getuige-deskundige drs. [A] heeft het rapport en het advies van de inrichting toegelicht. Het standpunt luidt - samengevat - als volgt.
Het rapport van 26 maart 2013
De diagnose
Bij de inrichting is duidelijk geworden welke dynamiek binnen de persoon van [terbeschikkinggestelde] op de voorgrond lijkt te staan: een gebrek aan contact met gevoelsleven en verregaande ontkenning van negatieve emoties; de behoefte aan affectie in combinatie met het zeer moeilijk verdragen van toenadering, bij een stressgevoelige man die wil domineren en bij tegenwerking of frustratie agressief wordt en weinig geremd wordt door zijn omgeving en eerder impulsief zal reageren. Onvoldoende duidelijk is geworden in hoeverre deze dynamiek (eenzijdig) zijn wortels heeft in de socialisatie en het systeem waarbinnen [terbeschikkinggestelde] opgegroeid is, of in hoeverre vroege stoornissen binnen de ontwikkeling (pervasieve problematiek) hier ook een rol in spelen. Dit zal in aanvullend onderzoek verdere aandacht behoeven. De beschreven dynamiek wijst op de aanwezigheid van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Nader aanvullend onderzoek in combinatie met voortschrijdend inzicht vanuit de behandelcontacten zullen de diagnostiek en classificatie verder aan kunnen vullen. Mocht vanuit onder andere hetero-anamnetische informatie de pervasieve problematiek uitgesloten kunnen worden, dan dient het gedrag dat aanleiding geeft deze problematiek te doen vermoeden geclassificeerd te worden als schizoïde persoonlijkheidstrekken.
De behandeldoelen
De behandeling tot op heden heeft zich gericht op het opbouwen van een werk- en behandelrelatie, het verkennen van therapeutische mogelijkheden en het verder expliciteren van de delictdiagnostiek.
Het verloop en het effect van de behandeling
[terbeschikkinggestelde] participeert naar vermogen binnen de uiteenlopende onderdelen van het programma. De beschreven problematiek is duidelijk herkenbaar; [terbeschikkinggestelde] trekt zich veelal terug, heeft weinig aansluiting met zowel groepsgenoten als de aanwezige sociotherapeuten en kiest er voor slechts in zeer beperkte mate binnen groepsactiviteiten te participeren. Er is sprake van een beperkt dagprogramma waarin [terbeschikkinggestelde] zich overwegend correct opstelt. Met name de laatste periode lijkt heel voorzichtig sprake te zijn van enige groei in het contact. [terbeschikkinggestelde] geeft aan teleurgesteld te zijn in het gegeven dat de diagnostiek nog onvoldoende helder is. Hij weigert daarnaast zijn medewerking aan verder explorerend diagnostisch onderzoek.
Het recidiverisico
Het recidiverisico wordt zowel op basis van de gestructureerde taxatie als de klinische inschatting als onverminderd hoog ingeschat.
Prognose
De prognose is vooralsnog somber. Het ontbreekt [terbeschikkinggestelde] aan probleeminzicht waarbij hij vooralsnog niet gemotiveerd is voor behandeling. Er kan gesproken worden van ernstige beperkingen in de contactname met zowel zichzelf als de ander. Dit vormt een complicerende factor in het opbouwen van een constructieve behandelrelatie met [terbeschikkinggestelde] . Pas wanneer [terbeschikkinggestelde] voldoende veiligheid ervaart om nabijheid van anderen, meer specifiek professionele hulpverleners, te verdragen en toe te laten kan de kernproblematiek bewerkt worden en kan gericht ingezet worden op het bewerken van de risicofactoren.
Advies verlenging TBS-maatregel
Gelet op het nog immer bestaande hoge risico op recidive wordt geadviseerd tot verlenging van de terbeschikkingstelling van twee jaren en continuering van de verpleging van overheidswege.
De toelichting van drs. [A] ter zitting
Het is van belang om vast te stellen dat uit alle onderzoeken blijkt dat betrokkene een persoon is die moeilijk toegankelijk en moeilijk te doorgronden is. Men blijft zoeken naar wat er met betrokkene aan de hand is. Dit zegt iets over de complexiteit van de problematiek.
Er is uitgebreid testpsychologisch onderzoek gedaan. Er bestaat nog twijfel, die voor een deel zou kunnen worden weggenomen door in contact te komen met mensen uit de voorgeschiedenis, bijvoorbeeld de ouders of de zus. Meer informatie over de vroege ontwikkeling van betrokkene kunnen aanwijzingen geven voor ontwikkelingsproblematiek. Er zijn veel signalen dat er sprake is van een pervasieve stoornis. Dit is niet te genezen, maar men kan wel leren ermee om te gaan. Het delictscenario past ook bij een pervasieve stoornis, namelijk dat er nog maar één oplossing door betrokkene werd gezien. Voor het vaststellen van een diagnose volgens de DSM-classificatie is het noodzakelijk om in gesprek te komen met mensen die betrokkene van vroeger kennen. Er wordt echter geen medewerking verleend door mensen uit het verleden en het ziet er niet naar uit dat die medewerking er zal komen. Betrokkene zelf doet vrijwel niet mee aan activiteiten of interactie met anderen. Hij is heel vermijdend waardoor er weinig mogelijkheden zijn om het beeld te toetsen.
Betrokkene heeft moeite met contact en heeft daar ook weinig behoefte aan. Dit wijst op een schizoïde stoornis. Er is meer interactie nodig. In de testen is duidelijk waarneembaar dat op bepaalde punten ‘krenking’ van groot belang is. Er zijn ook aanwijzingen voor een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Door gebrek aan informatie uit het verleden, is het puur in theorie niet mogelijk te zeggen wat de precieze stoornis is. want om dit vast te kunnen stellen moet een bepaald gedrag meerdere malen vertoond zijn.
Bij de behandelplanbespreking in februari 2012 was het onderzoek net afgerond, maar nog niet uitgewerkt. Bij de behandelplanbespreking in oktober 2012 is alles afgewogen door het multidisciplinair team. Daarbij is vastgesteld dat betrokkene een narcistische persoonlijkheidsstoornis heeft. De schizoïde stoornis is nog niet uitgesloten. De kliniek wil graag verder onderzoek doen naar een pervasieve stoornis.
De verwachting is dat de meeste extra informatie beschikbaar komt door het geleidelijk opbouwen van contact met betrokkene. Bij de muziektherapie en sociotherapie is al verbetering te zien.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting haar vordering van 22 april 2013 strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling voor een termijn van twee jaar gehandhaafd. Er is door het PBC en het Hof destijds vastgesteld dat er sprake is van een stoornis. Ook uit het advies van de kliniek volgt dat er sprake is van een stoornis. Voor de toewijzing van de vordering tot verlenging van de tbs-maatregel is het niet noodzakelijk dat de precieze stoornis reeds is vastgesteld.

5.Het standpunt van de verdediging

De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering van de officier van justitie afgewezen dient te worden. Er is niet duidelijk of en welke stoornis betrokkene heeft. Zonder het vaststellen van een stoornis is er geen grond voor het opleggen dan wel verlengen van een tbs-maatregel.

6.De beoordeling

De terbeschikkinggestelde is veroordeeld voor moord en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie bij arrest van het Gerechtshof Amsterdam d.d. 11 mei 2005.
De uitspraak waarbij de terbeschikkingstelling met verpleging is opgelegd houdt in dat deze is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De terbeschikkingstelling is dus niet gemaximeerd tot vier jaar.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting wordt zonder meer duidelijk dat bij [terbeschikkinggestelde] sprake is van complexe problematiek. Vaststaat dat [terbeschikkinggestelde] een stoornis heeft die behandeling behoeft. Om die behandeling verder vorm te geven, is nader onderzoek naar de precieze stoornis(sen) nodig. Voor de beslissing of de terbeschikkingstelling moet worden verlengd, is echter niet vereist dat precies vaststaat welke stoornis(sen) [terbeschikkinggestelde] heeft. De rechtbank constateert dat de kliniek het recidiverisico inschat als onverminderd hoog.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, eist dat de terbeschikkingstelling met verpleging van [terbeschikkinggestelde] wordt verlengd met twee jaar.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [terbeschikkinggestelde] voor de tijd van twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. V. van Dam, voorzitter, mr. E.A. Messer en mr. A.M.M.E. Doekes-Beijnes, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.E. Braam-van Toll en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 mei 2013.