ECLI:NL:RBMNE:2021:2522
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheidsincident in civiele procedure met beroep op arbitragebeding en strijdigheid met artikel 6 EVRM
In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident dat is opgeworpen door de gedaagde partij, [gedaagde] B.V. [eiser], een handelsagent wonende in Duitsland, heeft in de hoofdzaak veroordeling van [gedaagde] gevorderd tot betaling van provisies en andere vergoedingen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat de kantonrechter niet bevoegd is, omdat er een arbitragebeding is overeengekomen dat de internationale handelskamer bevoegd verklaart. [eiser] heeft echter betoogd dat dit arbitragebeding buiten werking moet worden gesteld, omdat het in strijd is met de openbare orde en de redelijkheid en billijkheid, en omdat hij door de financiële drempel van € 12.000,00 in depot te moeten storten, de facto wordt ontzegd toegang tot het recht.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vraag of het arbitragebeding geldig is, beoordeeld moet worden naar Nederlands recht, aangezien dit recht van toepassing is verklaard op de agentuurovereenkomst. De rechter heeft overwogen dat een beroep op het arbitragebeding niet in strijd mag zijn met de redelijkheid en billijkheid, en dat dit wel het geval is wanneer de financiële drempel voor de eiser te hoog is, waardoor hij geen rechtsgang kan openen. Gezien de financiële situatie van [eiser], die een negatief banksaldo heeft, heeft de kantonrechter geoordeeld dat [gedaagde] zich niet kan beroepen op het arbitragebeding.
Het incident tot onbevoegdheid is verworpen, en [gedaagde] is veroordeeld in de proceskosten. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde]. Dit vonnis is uitgesproken op 7 april 2021 door kantonrechter D.A. van Steenbeek, met ondertekening door rolrechter J.W. Wagenaar.