ECLI:NL:RBMNE:2021:2514

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
20/2455
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

Op 3 juni 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarin verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.J.M. Sanders, verzocht om vergoeding van haar proceskosten. De zaak betreft een verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van een beroep, omdat het bestuursorgaan, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geheel aan verzoekster tegemoet is gekomen met een besluit van 20 november 2020. De rechtbank heeft geoordeeld dat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen zonder een zitting te houden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat, aangezien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan verzoekster tegemoet is gekomen, verweerder de proceskosten van verzoekster moet vergoeden. De rechtbank heeft de proceskosten voor de door een derde verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 525,-, gebaseerd op de regels van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast moet verweerder ook het door verzoekster betaalde griffierecht van € 48,- terugbetalen.

De beslissing is uitgesproken door rechter mr. R.C. Moed en de griffier O. Asafiati. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 525,- aan verzoekster en heeft bepaald dat dit bedrag aan haar moet worden betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2455

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. M.J.M. Sanders),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift (dus van verzoekster) moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder met het besluit van 20 november 2020 geheel aan verzoekster tegemoet is gekomen. Verzoekster heeft vervolgens het beroep tegen dat besluit ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding. De rechtbank zal verweerder daarom veroordelen in de proceskosten van verzoekster. De proceskosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank op grond van het Bpb vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Verweerder moet dit bedrag aan verzoekster betalen.
4. Verweerder moet uit eigen beweging ook het door verzoekster betaalde griffierecht van
€ 48,- aan haar terugbetalen. Dat volgt uit artikel 8:41, zevende lid van de Awb. Verzoekster zal hierover dus verweerder moeten benaderen.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 525,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. De beslissing is uitgesproken op 3 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.