ECLI:NL:RBMNE:2021:2511

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
20/2980
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar wegens te late indiening door coronacrisis en taalproblemen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 3 juni 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit dat op 23 juli 2020 was genomen, maar dit bezwaar was te laat ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift pas op 29 mei 2020 door verweerder was ontvangen, terwijl dit uiterlijk op 4 mei 2020 ingediend had moeten zijn. Eiser heeft als reden voor de te late indiening de coronacrisis en taalproblemen opgegeven. De rechtbank oordeelt dat deze redenen niet als geldig kunnen worden aangemerkt. De coronacrisis op zich biedt geen rechtvaardiging voor het niet tijdig indienen van het bezwaar, en eiser heeft niet aangetoond dat hij door zijn taalproblemen niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van eiser is om binnen de gestelde termijn bezwaar in te dienen, en dat hij hiervoor hulp had kunnen inschakelen indien nodig. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van eiser is daarom kennelijk ongegrond verklaard, en eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2980

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
23 juli 2020 (het bestreden besluit).

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 23 maart 2020. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op 4 mei 2020 door verweerder ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 29 mei 2020. Dat is te laat. De hoofdregel is dan dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
3. Verweerder heeft gevraagd waarom eiser te laat was met zijn bezwaar. Eiser heeft daarop geantwoord dat hij te laat was door de coronacrisis en door taalproblemen. Verweerder vindt dit geen geldige reden voor het te laat indienen van het bezwaarschrift en heeft daarom met het bestreden besluit het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
4. In beroep geeft eiser dezelfde reden voor het te laat indienen van zijn bezwaarschrift. De rechtbank is het met verweerder eens dat dit geen geldige reden is voor het te laat indienen van het bezwaarschrift. De coronacrisis is op zichzelf onvoldoende reden voor het te laat indienen van het bezwaarschrift. Eiser heeft niet duidelijk gemaakt waarom dat in zijn geval anders is. Datzelfde geldt voor het taalprobleem. Het is de verantwoordelijkheid van eiser om binnen het termijn van zes weken bezwaar in te dienen, of dat voor hem te laten doen, zo nodig op nader aan te voeren gronden (pro forma). Eiser had voor begeleiding en vragen hulp in kunnen schakelen van een deskundige. Eiser heeft niet toegelicht dat dat in zijn geval niet mogelijk was.
5. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk mogen verklaren. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond (artikel 8:54 van de Awb).
6. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. De beslissing is uitgesproken op 3 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.