ECLI:NL:RBMNE:2021:2506

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
UTR 19/5183
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 31 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] vastgesteld op € 252.000,- per 1 januari 2018. Eiser, de eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling en zijn bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 januari 2021, waarbij eiser niet zelf aanwezig was, maar wel zijn gemachtigde. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer moet zijn, en dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De taxatiematrix was gebaseerd op vergelijkingen met drie referentiewoningen van hetzelfde type in dezelfde straat. Eiser heeft betoogd dat de waarde lager zou moeten zijn, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde waarde. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5183

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: A. van den Dool)
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente]
(voorheen: de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking SWW), verweerder.
(gemachtigde mr. A.J. van Griethuysen)

Procesverloop

In de beschikking van 20 februari 2019 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] te [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2019 vastgesteld op € 252.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2018. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
In de uitspraak op bezwaar van 28 oktober 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift en een taxatiematrix ingediend.
De zaak is behandeld op 11 januari 2021 door middel van een Skype-verbinding. Eiser is niet verschenen, maar wel zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.De woning is een in 1979 gebouwde woning met drie dakkapellen en een inpandige berging. De woning heeft een inhoud van 380 m³ en ligt op een kavel van 127 m2. De woning heeft aan de ene zijde een brede gevel en aan de andere zijde een speelse hoekligging, waardoor de kavel een soort taartpunt heeft.
2.De WOZ-waarde van de woning is de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs die bij verkoop op de voor die woning meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor die woning zou zijn betaald.
3.Eiser bepleit een lagere waarde, namelijk € 220.000,-. Verweerder handhaaft de vastgestelde waarde en heeft om die te onderbouwen een taxatiematrix overgelegd.
4.Verweerder heeft de bewijslast om aannemelijk te maken dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Bij de beoordeling of dit het geval is, zal de rechtbank wat eiser ter betwisting van de vastgestelde waarde heeft aangevoerd meewegen.
5.De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de taxatiematrix aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Uit de taxatiematrix blijkt dat de waarde van de woning is bepaald met behulp van een methode van vergelijking met drie referentiewoningen van hetzelfde type, in dezelfde straat gelegen, twee daarvan in
hetzelfde bouwblok, waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. Met de taxatiematrix maakt verweerder aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning. Met de taxatiematrix heeft verweerder de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt.
6.Wat eiser in beroep aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
7.Eiser voert aan dat verweerder geen rekening heeft gehouden met de verkopen van [adres 2] , verkocht op 28 juli 2017 voor € 215.000,-, [adres 3] , verkocht op
1 december 2017 voor € 212.000,- , [adres 4] , verkocht op 14 juli 2017 voor
€ 215.000,- en [adres 5] , verkocht op 1 december 2017 voor € 235.000,-. Die verkopen laten volgens eiser zien dat verweerder de waarde van de woning te hoog heeft vastgesteld. De rechtbank overweegt dat het in eerste instantie aan verweerder is om vergelijkbare referentiewoningen te selecteren, waarvan verkoopcijfers beschikbaar zijn die rondom de waardepeildatum zijn gerealiseerd. Verweerder heeft in zijn verweerschrift en aan de hand van de taxatiematrix uitgebreid gemotiveerd waarom de verkopen van juist deze drie referentiewoningen [adres 6] , [adres 7] en [adres 8] goed bruikbaar zijn voor de vergelijking en de onderbouwing dat de waarde van de woning niet te hoog is. Verweerder heeft daarbij gemotiveerd toegelicht dat de door eiser genoemde woningen op nummers [adres 3] , [adres 4] , [adres 2] en [adres 5] van een ander type zijn en daardoor minder geschikt om te vergelijken met de woning. Daarbij komt dat de woningen op nummers [adres 4] en [adres 2] bijna 100 m³ kleiner zijn dan de woning. Ook de woning met nummer [adres 5] is kleiner dan de woning van eiser. In het licht van de gemotiveerde betwisting ziet de rechtbank in de door eiser genoemde verkoopcijfers geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder de WOZ-waarde van de woning te hoog heeft vastgesteld. De beroepsgrond slaagt niet.
8.Eiser voert ook aan dat verweerder geen bewijzen heeft overgelegd ter onderbouwing van het standpunt dat de woning qua kwaliteit en onderhoud meer dan gemiddeld is ten opzichte van de drie door verweerder gehanteerde referentiewoningen. Wanneer zijn woning ook als gemiddeld wordt beoordeeld, zou de waarde van de woning lager zijn.
De rechtbank overweegt dat eiser pas ter zitting aanvoert dat hij bewijsstukken had willen zien van de kwalificaties van kwaliteit en onderhoud. Verweerder heeft in zijn verweerschrift en ter zitting toegelicht dat de KOUDV-factoren met behulp van de permanente marktanalyse en opname ter plaatse worden bepaald. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij de gehanteerde factor 4 voor kwaliteit en onderhoud voor de woning niet nader kan onderbouwen met stukken zoals foto’s. De rechtbank ziet in wat eiser over kwaliteit en onderhoud aanvoert echter geen aanleiding om te oordelen dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder erop heeft gewezen dat de drie dakkapellen van € 4.000,- per stuk in de waardering niet zijn meegerekend. De gehanteerde waarde per kubieke meter is voor de woning lager dan het gemiddelde van de (gecorrigeerde) kubieke meterprijzen van de drie referentiewoningen. Verder is de waarde per vierkante meter grond bij de woning aanzienlijk lager gesteld dan bij die van de drie referentiewoningen, waarbij rekening is gehouden met de bijzondere vorm van het perceel. Dat bij elkaar maakt dat de uit de referentiewoningen herleide waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De beroepsgrond slaagt niet.
9.Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de door hem vastgestelde WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M.H. van Ek, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is uitgesproken op 31 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.