ECLI:NL:RBMNE:2021:2500

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
522615 / HA RK 21-128
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoningsverzoek van rechter in bestuursrechtelijke zaken

Op 9 juni 2021 heeft de verschoningskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een verzoek tot verschoning van rechter mr. O. Veldman behandeld. Dit verzoek was ingediend in het kader van vier bestuursrechtelijke zaken waarin mr. Veldman als rechter betrokken was. De verzoeker had eerder uitspraak gedaan in voorlopige voorzieningen in twee van deze zaken en was per ongeluk ingedeeld als behandelend rechter in de hoofdzaak. Om de schijn van vooringenomenheid te vermijden, verzocht hij zich te mogen verschonen. De verschoningskamer heeft vastgesteld dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat de schijn van partijdigheid kan bestaan, en heeft het verzoek gegrond verklaard. Daarnaast vroeg de verzoeker om verduidelijking of een kennelijke fout in de administratieve voorbereiding kan worden beschouwd als een zwaarwegende reden voor rechterswisseling. De verschoningskamer heeft besloten hier niet verder op in te gaan, aangezien dit niet binnen hun beoordelingsbevoegdheid valt. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
VERSCHONINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 522615 / HA RK 21-128
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken van 9 juni 2021
op het verzoek in de zin van artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) van:
Mr. O. Veldman,
rechter,
(verder te noemen: verzoeker)

1.De procedure

1.1.
De verschoningskamer heeft op 1 juni 2021 het verzoek tot verschoning van verzoeker ontvangen in de zaken met de zaaknummers UTR 20/3450 en 21/448 en de zaken met zaaknummers UTR 20/3990 en 21/370. In de eerste twee zaken is de eisende partij mr. [A] . De verwerende partij is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt. In de andere twee zaken is de eisende partij dr. [B] . De verwerende partij in deze zaken is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist. Beide gemeentes zijn over en weer derde-belanghebbende in elkaars procedure. Verzoeker maakt deel uit van de meervoudige kamer die op 30 juni 2021 deze vier zaken zal behandelen. Er heeft geen mondelinge behandeling van het verzoek tot verschoning plaatsgevonden.
1.2.
De uitspraak is bepaald voor vandaag.

2.Het verschoningsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan zijn verschoningsverzoek. Op 22 augustus 2019 heeft verzoeker uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening hangende de bezwaarprocedure in de zaken UTR 20/3450, 21/448 en 20/3990. Omwille van het voorkomen van (de schijn van) vooringenomenheid is het in beginsel onwenselijk dat de voorzieningenrechter in bezwaar ook de bodemzaak in beroep behandelt. Daarom is er intern een werkafspraak gemaakt dat zo’n voorzieningenrechter niet in de hoofdzaak in beroep wordt ingedeeld. In deze zaak is verzoeker per ongeluk als één van de drie behandelend rechters in de aan partijen verzonden uitnodigingsbrieven terechtgekomen. Gelet hierop verzoekt verzoeker om zich in deze drie zaken te verschonen. Hoewel verzoeker geen eerdere betrokkenheid heeft gehad in de zaak UTR 21/370 verzoekt hij toch om zich ook in die zaak te mogen verschonen vanwege de nauwe verwevenheid met de overige zaken.
2.2.
Daarnaast heeft verzoeker gevraagd om in de beslissing van de verschoningskamer de vraag te beantwoorden of een ‘kennelijke fout in de administratieve voorbereiding’ zoals in de onderliggende zaken het geval, in de toekomst kan worden beschouwd als ‘zwaarwegende reden’ als bedoeld in artikel 16 van het Zaakstoedelingsreglement. En als dat zo is onder welke voorwaarden of tot welk moment een rechterswisseling zonder formeel verschoningsverzoek mogelijk is.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 8:19 Awb bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, kan verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:15 Awb. Artikel 8:15 Awb bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees dat daarvan sprake is objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
Van de schijn van partijdigheid kan, geheel los van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in dat specifieke geval aan onpartijdigheid ontbreekt. In dat geval dient de rechter zich van een beslissing van de zaak te onthouden. Rechtzoekenden moeten immers vertrouwen kunnen stellen in het rechterlijk apparaat. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn van partijdigheid of vooringenomenheid.
3.4.
Uit het verzoek van verzoeker blijkt dat er sprake is van zodanige omstandigheden dat hij zich niet meer voldoende vrij voelt om in onderhavige zaken op te treden dan wel te beslissen. De verschoningskamer ziet hierin, in aanmerking genomen de motivering van het verzoek, een genoegzame grond voor verschoning. Verzoeker heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de schijn kan bestaan dat het hem aan onpartijdigheid zal ontbreken. Het verzoek zal daarom gegrond worden verklaard.
3.5.
Verzoeker heeft verder aan de verschoningskamer gevraagd om zich uit te laten over de vraag of een kennelijke fout in de administratieve voorbereiding kan worden aangemerkt als zwaarwegende reden zoals bedoeld in het Zaakstoedelingsreglement. Het is niet aan de verschoningskamer om daarover een oordeel te geven. Dit behoeft daarom geen verdere bespreking.

4.De beslissing

De verschoningskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot verschoning gegrond;
4.2.
draagt de griffier van de verschoningskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, betrokken partijen in de hoofdprocedure, alsmede aan de voorzitter van het team bestuursrecht waarvan verzoeker deel uitmaakt en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.M. Berendsen, voorzitter, en mr. D.J. van Maanen en mr. J.G. Nicholson, als leden van de verschoningskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open