ECLI:NL:RBMNE:2021:2491

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
21/406
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor omzetten winkelpand naar woning in strijd met goede ruimtelijke ordening

In deze zaak heeft eiseres, eigenaar van een winkelpand in Utrecht, een omgevingsvergunning aangevraagd om haar winkel tijdelijk om te bouwen naar een woning voor een periode van 10 jaar. De gemeente Utrecht, als verweerder, heeft deze aanvraag geweigerd op basis van het bestemmingsplan, dat wonen op de begane grond niet toestaat. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze weigering, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres is het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de weigering van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelt dat de gemeente beleidsruimte heeft bij het verlenen van omgevingsvergunningen en dat de gemeente in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de vergunning te weigeren. De rechtbank heeft ook overwogen dat de aanvraag van eiseres niet voldeed aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening, gezien de hoge geluidsbelasting van het nabijgelegen spoor en de verkeersdrukte.

De rechtbank concludeert dat de gemeente met de motivering van de weigering in redelijkheid het belang van een goede woon- en leefomgeving zwaarder heeft mogen laten wegen dan het financiële belang van eiseres. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan op 11 juni 2021 en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/406

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] ., te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.J.W. Lamme),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: M. Akkersdijk).

Inleiding

Eiseres is eigenaar van een winkelpand op de begane grond aan het adres [adres] te [plaats] (de planlocatie). Eiseres heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het in afwijking van het bestemmingsplan tijdelijk verbouwen van haar winkel naar een woning, voor een periode van 10 jaar. Verweerder heeft in het besluit van 13 mei 2020 (het primaire besluit) besloten om deze omgevingsvergunning te weigeren.
In het besluit van 21 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via Skype op 30 april 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] , bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het geschil
Op de planlocatie rust volgens het bestemmingsplan [locatie 1] (het bestemmingsplan) de bestemming ‘Gemengde doeleinden – 1’ op grond waarvan wonen op de begane grond niet is toegestaan. Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheid om af te wijken van de planregels om een woning op de begane grond toe te staan. Om die reden heeft eiseres een omgevingsvergunning aangevraagd om af te wijken van het bestemmingsplan. Tussen partijen is in geschil of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren.
Beoordelingskader
Nadat verweerder heeft vastgesteld dat een activiteit waarvoor een aanvraag is ingediend in strijd is met het bestemmingsplan, kan hij besluiten om gebruik te maken van zijn bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van dat bestemmingsplan.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij zijn besluitvorming over aanvragen die in strijd zijn met het bestemmingsplan beleidsruimte heeft. Als verweerder van mening is dat het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, kan hij ervoor kiezen om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. De rechtbank toetst of verweerder met de motivering van het bestreden besluit en bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
BeroepsgrondenVan rechtswege verleende vergunning
Eiseres is van mening dat er sprake is van een van rechtswege verleende vergunning omdat verweerder niet heeft beslist op de ingediende aanvraag. In de aanvraag is verzocht om een tijdelijke omgevingsvergunning op grond van artikel 4, aanhef en onder 11 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). In het primaire besluit heeft verweerder geweigerd om een omgevingsvergunning te verlenen op grond van artikel 4, aanhef en onder 9 van bijlage II bij het Bor. Omdat de reguliere procedure van toepassing is en verweerder nog niet heeft beslist op de aanvraag, had verweerder de van rechtswege verleende vergunning moeten publiceren, aldus eiseres.
De rechtbank stelt vast dat verweerder een aanvraag heeft ingediend voor een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.1, eerste lid, sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in combinatie met artikel 2.12 van de Wabo. Verweerder heeft in het primaire besluit getoetst of hij deze omgevingsvergunning wil verlenen. Uit het primaire besluit blijkt verder dat verweerder heeft beslist op de aanvraag voor het tijdelijk verbouwen van een winkel naar een woning voor een periode van 10 jaar en dat verweerder deze aanvraag heeft afgewezen door de omgevingsvergunning te weigeren. Op grond van deze omstandigheden volgt de rechtbank eiseres niet in haar betoog dat er niet beslist is op haar aanvraag. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning waarbij werd afgeweken van het bestemmingsplan en verweerder heeft deze omgevingsvergunning geweigerd. Dat er een verkeerd onderdeel van artikel 4 van bijlage II bij het Bor in het primaire besluit is genoemd, betekent niet dat er daardoor niet op de aanvraag is beslist. De beroepsgrond slaagt niet.
Weigering omgevingsvergunning in strijd met beleid verweerder
Volgens eiseres is de weigering om de omgevingsvergunning te verlenen in strijd met het beleid van verweerder. In de Woonvisie Utrecht Beter in balans (de woonvisie) staat dat er een fors aantal woningen bijgebouwd moeten worden door onder meer (gebieds--)transformatie. De weigering is in strijd met dit beleid en daardoor in strijd met artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, aldus eiseres.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat verweerder in strijd met zijn beleid heeft gehandeld door de omgevingsvergunning te weigeren. Een woonvisie betreft algemeen beleid op het gebied van wonen. De woonvisie betreft geen inkadering van de discretionaire bevoegdheid van verweerder om af te wijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 4 van bijlage II bij het Bor. Dit algemene beleid op het gebied van wonen leidt er niet toe dat verweerder de aanvraag van eiseres om af te wijken van het bestemmingsplan positief had moeten beoordelen. Bij het toetsen van de aanvraag van eiseres moet nog steeds een afweging plaatsvinden of het tijdelijk omzetten van een winkelpand naar woonruimte ruimtelijk aanvaardbaar is. Deze afweging heeft verweerder gemaakt. De beroepsgrond slaagt niet.
Vrijstellingsbevoegdheid
Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van zijn mogelijkheid om een vrijstelling te verlenen op grond van artikel 27, derde lid van het bestemmingsplan. Doordat verweerder geen vrijstelling verleent aan eiseres, wordt eiseres beperkt in het meest doelmatige gebruik van haar pand aan de [adres] .
De rechtbank stelt vast dat artikel 27, derde lid van de planregels verweerder de mogelijkheid biedt om vrijstelling te verlenen indien een verbod uit het bestemmingsplan leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik. Het ligt op de weg van eiseres om aan te tonen dat in dit geval wonen het meest doelmatige gebruik is en dat dit gebruik beperkt wordt door de weigering van verweerder om een omgevingsvergunning te verlenen. Dat heeft eiseres niet gedaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Woonkwaliteit
In het bestreden besluit wordt de weigeringsgrond gehandhaafd dat met het plan van eiseres onvoldoende woonkwaliteit wordt gewaarborgd. Eiseres voert aan dat verweerder in de onderbouwing van deze weigeringsgrond zich voornamelijk heeft beroepen op aspecten die al uitputtend zijn geregeld in het Bouwbesluit 2012. Eiseres voert aan dat er qua licht, geluid en buitenruimte wordt voldaan aan het Bouwbesluit 2012. Volgens eiseres heeft verweerder met de weigering om de omgevingsvergunning te verlenen ten onrechte aanvullende eisen gesteld aan wat er al in het Bouwbesluit 2012 wordt geregeld.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij beleidsruimte heeft om af te wijken van het bestemmingsplan en dat bij afwijking gekeken wordt naar een goede ruimtelijke ordening. Bij de beoordeling of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening wordt er onder meer gekeken naar een goede woon- en leefomgeving. Gelet op de geluidsbelasting die afkomstig is van de naastgelegen drukke [locatie 2] en het naastgelegen spoor, de buitenruimte die klein en niet privé is en het gebrek aan ramen aan de achterzijde van het pand, concludeert verweerder dat de kwaliteit van de woon- en leefomgeving niet voldoende is.
In het bestreden besluit heeft verweerder gemotiveerd op basis van welke ruimtelijke argumenten de aanvraag is afgewezen en waarom het afwijken van het bestemmingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank kan deze motivering volgen. In het bestreden besluit heeft verweerder in zijn algemeenheid gekeken of de aanvraag van eiseres in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening gelet op de combinatie van geluidsbelasting, het ontbreken van ramen aan de achterzijde van de woning en de kleine buitenruimte aan de voorzijde die niet privé is. Op de zitting is nog verschil van mening ontstaan tussen partijen over het aantal decibel aan gevelbelasting op het pand van eiseres. Vast staat dat zowel in het geval het standpunt van verweerder zou moeten worden gevolgd als in het geval het standpunt van eiseres juist is er sprake is van een hoge geluidsbelasting op de gevel van het pand van eiseres als gevolg van het nabij gelegen spoor en het verkeerslawaai van de [locatie 2] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat, gelet op de combinatie van factoren, er geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening bij het tijdelijk omzetten van het winkelpand naar een woning. Het feit dat een aantal van deze factoren ook zijn geregeld in het Bouwbesluit 2012 betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat verweerder deze ruimtelijke belangen niet mocht meenemen in zijn afweging om al of niet af te wijken van het bestemmingsplan. De beroepsgrond slaagt niet.
Belangenafweging
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met deze motivering in redelijkheid het belang van een goede woon- en leefomgeving zwaarder mogen laten wegen dan het financiële belang van eiseres.
Conclusie
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De beslissing is uitgesproken op 11 juni 2021 en zal openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.