ECLI:NL:RBMNE:2021:2459

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
16-253026-19 en 16-058520-21; 16-652521-18 (vord.tul) (gev.ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen overtreding Opiumwet en overtreding Vuurwerkbesluit met betrekking tot illegaal vuurwerk en drugsbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere overtredingen van de Opiumwet en het Vuurwerkbesluit. De verdachte werd ervan beschuldigd in de periode van 1 juli 2019 tot en met 19 oktober 2019 in Utrecht opzettelijk hennep en MDMA te hebben geteeld, voorhanden te hebben gehad en professioneel vuurwerk te bezitten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 26 mei 2021 heeft de officier van justitie de feiten als wettig en overtuigend bewezen aangemerkt, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit op basis van onrechtmatige binnentreding en doorzoeking. De rechtbank oordeelde dat er voldoende verdenking was voor het binnentreden van de woning van de verdachte, en dat de doorzoeking rechtmatig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de in beslag genomen drugs en vuurwerk in zijn woning. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-253026-19 en 16-058520-21; 16-652521-18 (vord.tul) (gev.ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 mei 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.P.N. Robben en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16-253026-19:
Feit 1: in de periode van 1 juli 2019 t/m 19 oktober 2019 te Utrecht opzettelijk 347,61 gram hennep heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 2: op 19 oktober 2019 te Utrecht professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad;
Feit 3: in de periode van 1 juli 2019 t/m 19 oktober 2019 te Utrecht opzettelijk MDMA heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 4: op 19 oktober 2019 te Utrecht een busje pepperspray voorhanden heeft gehad;
16-058520-21:
op 31 januari 2018 te Eemnes in vereniging opzettelijk 4979 gram hasjiesj heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 16-253026-19 ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3, voor zover het betreft het ‘opzettelijk voorhanden hebben’, alsmede het onder 16-058520-21 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft voor het onder 16-253026-19 ten laste gelegde feit 4 gerekwireerd tot vrijspraak.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten.
Inzake 16-253026-19 heeft de raadsman daartoe primair aangevoerd dat er door de politie onrechtmatig is binnengetreden in de woning van verdachte. Daarmee is sprake van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Dat dient te leiden tot algehele bewijsuitsluiting, waarop een vrijspraak dient te volgen. De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de hasj, MDMA, vuurwerk en pepperspray in zijn woning.
Inzake 16-058520-21 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de politie misbruik heeft gemaakt van haar controlebevoegdheid. Uit het dossier blijkt dat er geen concrete verdenking bestond ten opzichte van verdachte. Er is een verdachte situatie geweest waarbij een Volkswagen Golf en een Peugeot (met verdachte daarin) aanwezig waren. Niet is gebleken van enig contact tussen de inzittenden van de twee auto’s of van het overbrengen van een tas waar uiteindelijk naar gezocht wordt bij verdachte. Desalniettemin zijn diverse bevoegdheden ingezet voor onderzoek naar deze tas, zoals blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van de politie. De aangewende bevoegdheden op grond van de Opiumwet, Wetboek van Strafvordering, de Wegenverkeerswet en de Algemene Plaatselijke Verordening zijn daar niet voor bedoeld. Verdachte heeft ook geen toestemming gegeven voor doorzoeking. Met het ten onrechte doorzoeken van het voertuig is sprake van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. Zou er al sprake zijn van een concrete verdenking, dan had verdachte de cautie moeten krijgen alvorens hem vragen werden gesteld over de tas in de achterbak van de auto en de doos in die tas. Dit is niet gebeurd.
De strafvorderlijke waarborgen zijn niet in acht genomen. Daarmee is een inbreuk gemaakt op de belangen van verdachte. Omdat niet kan worden getoetst op welke gronden de doorzoeking heeft plaatsgevonden, levert dit een directe schending van artikel 6 EVRM op. Dit dient bewijsuitsluiting tot gevolg te hebben, zowel ten aanzien van de antwoorden van verdachte op vragen die gesteld zijn over de inhoud van de tas en de doos, alsmede ten aanzien van de aangetroffen hasj. Daarop dient vrijspraak te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
16-253026-19:
Bewijsmiddelen [1]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Op 19 oktober 2019 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de woning aan de [adres 2] , [postcode 2] [woonplaats] . Tijdens de doorzoeking werd onder meer het volgende in beslag genomen:
Woonkamer
1. x Samsung telefoon
1. x Iphone telefoon
2 losse brokjes hasj
Zakje Hasj
Blok Hasj [2]
Slaapkamer 3
Circa 30 kg vuurwerk, onder andere nitraten en cobra’s
Kelderbox
Tas met hasj brokjes
Brokken hasj
Doos met testers voor verdovende middelen
Pannen, mixer, snijplank met mogelijke hasj resten [3]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
In de woonkamer werd in de printer naast een blok hasj aangetroffen:
- Bruin etui met zakje wit poeder en zakje kristalachtige brokjes
In de kast in de woonkamer werd een plastic tas aangetroffen waar naast de zakjes hasj werd aangetroffen:
- Sealbag met kristalachtige brokjes [4]
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben onder meer het volgende gerelateerd:
Door de Forensische Opsporing werd een onderzoek ingesteld naar de aangeboden partij verdovende middelen:
Gripzak met beige/witte brokjes
Gewicht netto: 99,36 gram. [5]
Daarvan werd een monster genomen: Monster A, 0,52 gram.
SIN: AAMZ9250NL.
Indicatieve test van monster:
Marquis: Positief voor MDMA. [6]
NFI-deskundige [A] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie:
Kenmerk: AAMZ9250NL
Omschrijving FO: brokjes, wit/beige, uit 99,36 gram.
Conclusie: beval MDMA. [7]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Bevindingen naar aanleiding van het onderzoek naar de in beslag genomen hash met nummer A.01.01.12: [8] ik zag aan de kleur en samenstelling dat het vermoedelijk hashish betrof. Ik zag dat tijdens het testen een duidelijke kleurreactie optrad. Deze reactie gaf een positieve indicatie op de aanwezigheid van THC, zijnde de werkzame stof in hashish. Uit de determinatie en de drugstest mag gesteld worden, dat de in beslag genomen goederen hashish betroffen. Bij weging van de hash bleek dit een gewicht van 57,49 gram te hebben. [9]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Bevindingen naar aanleiding van het onderzoek naar de in beslag genomen hash dan wel hennep:
1. Plastic zakje met blokjes bruine substantie, vermoedelijk hash, voorzien van nummer
A.01.01.17: gewogen netto gewicht: 21,68 gram.
2. Plastic zakje met blokjes bruine substantie, vermoedelijk hash, voorzien van nummer
A.02.07: gewogen netto gewicht: 37,78 gram.
3. Plastic zakje met blokjes bruine substantie, vermoedelijk hash, voorzien van nummer
A.02.07: gewogen netto gewicht 107,05 gram.
4. Plastic zakje met verkruimelde bruine substantie alsmede blokjes bruine substantie,
vermoedelijk hash, voorzien van nummer A.02.07: gewogen netto gewicht 69,63 gram.
5. Plastic zakje met verkruimelde bruine substantie, vermoedelijk hash, voorzien van
nummer A.01.01.06: gewogen netto gewicht 53,98 gram.
Ik rook dat de hash de kenmerkende geur van hash verspreidde. Ik zag, dat tijdens het testen van alle bovenstaande goederen, een duidelijke kleurreactie optrad. Deze reactie gaf een positieve indicatie op de aanwezigheid van THC, zijnde de werkzame stof in hash. [10] Uit de determinatie en de drugstest mag gesteld worden, dat de in beslag genomen hash alsmede de in beslag genomen henneptoppen waren van het geslacht Cannabis. [11]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Op 14 augustus 2017 (
de rechtbank begrijpt op basis van datum ondertekenen proces-verbaal: 12 november 2019)heb ik verbalisant, in verband met een aantal in beslag genomen voorwerpen een onderzoek ingesteld aan deze inbeslaggenomen voorwerpen.
Bevindingen: Ik zag dat de volgende goederen voor onderzoek werden aangeboden: meerdere aardappelschilmesjes, meerdere weegschalen, een hamer, een keukenmachine, een stuk papier, een plastic bakje, een pan, een snijplank, een bord, een rasp een stamper, een zeefje en twee lepels.
Ik zag dat alle goederen voorzien waren van resten van een bruine substantie, vermoedelijk restanten van hash. Ten behoeve van mijn onderzoek heb ik van alle voorwerpen een kleine hoeveelheid van deze bruine substantie veilig gesteld en getest op de aanwezigheid van THC, zijnde de werkzame stof in hash. [12] Ik zag aan de kleur en samenstelling dat het vermoedelijk hashish betrof. Ik zag, dat tijdens het testen een duidelijke kleurreactie optrad. Deze reactie gaf een positieve indicatie op de aanwezigheid van THC, zijnde de werkzame stof in hashish. [13]
Verbalisant [verbalisant 5] , materiedeskundige van het Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk (COV) heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Ik heb het in beslag genomen vuurwerk als materiedeskundige op uiterlijke kenmerken onderzocht. De resultaten vermeld ik in onderstaande tabel:
- Lijst II (Lichter) professioneel en/of niet ingedeeld vuurwerk dat niet is genoemd in lijst III. Knalvuurwerk met <6 gram (NEM) of zonder opschriften en met een lengte van maximaal 55mm. Bruto gewicht, inclusief verpakking. Gewicht: 9,5 kg. [14]
- Ik zag dat het door mij onderzochte vuurwerk was voorzien van de categorie-indeling F 3. [15]
- Lijst III Bangers (Knalvuurwerk) met meer dan 6 gram NEM of knalvuurwerk zonder opschriften en langer dan 55 mm (bijvoorbeeld Vlinders). Aantal 300 st. [16]
Ik zag dat het door mij onderzoek vuurwerk was voorzien van de categorie-indeling F 4. [17]
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard:
V: Waar woon je?
A: [adres 2] [woonplaats] .
V: Met wie woon je daar?
A: Alleen.
V: Wie staan er allemaal op dat adres ingeschreven?
A: Alleen ik. [18]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Op 19 oktober 2019 werd tijdens een doorzoeking in de woning op de [adres 2] te [woonplaats] een Iphone 7 aangetroffen. De telefoon lag op de bank in de woonkamer. Uit het onderzoek in de telefoon welke werd aangetroffen op de bank in de woning van de verdachte [verdachte] blijkt onder andere:
  • Uit foto’s en een mailbericht dat de telefoon in gebruik was bij [verdachte]
  • Dat er veel foto’s van verschillende soorten verdovende middelen op de telefoon staan, waaronder; pillen, blokken hasj, wiet, geld, en vuurwerk.
  • Dat hij via deze berichtendienst informeert naar de inkoop van illegaal vuurwerk en
verdovende middelen
  • Dat hij hierbij aangeeft dat hij zijn eigen handel heeft
  • Dat hij een gesprek heeft over de verkoop van crystal meth
  • Dat er voor de koop van vuurwerk: cobra’s en nitraten een afspraak wordt gemaakt voor 19 oktober 2019 omstreeks 3 a 4 uur. Het gesprek gaat kennelijk verder via een snapchat profiel: [...]
  • Dat hij eerder heeft afgesproken op de [straatnaam 2] voor de koop van Hasj.
  • Dat hij kennelijk 2 blokken Hasj te koop aanbiedt welke vermoedelijk gefotografeerd zijn in de woonkamer van [verdachte] .
Verbalisant [verbalisant 1] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Op 19 oktober 2019 werd tijdens een doorzoeking in de woning op de [adres 2] te [woonplaats] een Samsung aangetroffen. De telefoon lag op de bank in de woonkamer. Uit het onderzoek in de telefoon welke werd aangetroffen op een kast in de woning van de verdachte [verdachte] blijkt onder andere:
  • Uit de gemaakte verbindingen met dezelfde netwerken, dezelfde snapchat gebruikersnaam en de bijnaam [.] dat de telefoon kennelijk in gebruik is bij [verdachte]
  • Uit gemaakte plaatjes/ advertenties met aanbiedingen van prijzen van Hasje welke
verzonden worden naar de gehele contactenlijst
  • Dat de contactenlijst bestaat uit veel telefoonnummers welke opgeslagen staan onder de letter A, B of C met daarbij een cijfer
  • Dat er meerdere SMS of What’s app berichten verzonden en ontvangen werden waarin
geïnformeerd werd naar verdovende middelen en afspraken werden gemaakt, prijzen
werden vermeld en locaties werden genoemd om tot een overdracht te komen van de
verdovende middelen
- Dat de gebruiker voornamelijk hasj aanbiedt maar ook aangeeft te beschikken over andere soorten verdovende middelen. [20]
Bewijsoverwegingen
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Binnentreden woning
De rechtbank is van oordeel dat bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het binnentreden van de woning van verdachte moet worden gekeken naar de feitelijke situatie. Bij de politie was een melding binnengekomen van een mogelijk schietincident waarbij een Seat Ibiza betrokken zou zijn. Uit onderzoek bleek dat verdachte een connectie had met deze Seat Ibiza. Deze Seat Ibiza wordt vervolgens in de straat bij de woning van verdachte aangetroffen. In de voorruit van de auto zitten op kogelinslagen lijkende beschadigingen. Vervolgens komen twee mannen uit de woning van verdachte gelopen, stappen in de Seat Ibiza en rijden weg. Verbalisanten zien daarna dat er nog twee personen in de woning van verdachte aanwezig zijn, die aan het schoonmaken zijn. De rechtbank is van oordeel dat er gelet op al deze feiten en omstandigheden voldoende verdenking was van een mogelijk ernstig strafbaar feit.
Nu er werd gezien dat er twee personen in de woning aan het schoonmaken waren, begrijpt de rechtbank dat er onvoldoende tijd was om een schriftelijke machtiging te verkrijgen om de situatie in de woning te bevriezen in het belang van het onderzoek. Voorafgaand aan het binnentreden was wel sprake van een mondelinge machtiging die achteraf schriftelijk is bevestigd. De rechtbank is van oordeel dat de woning derhalve rechtmatig is betreden. Het verweer van de raadsman dat sprake zou zijn van een vormverzuim wordt verworpen.
Wetenschap
Dat verdachte geen wetenschap zou hebben van de in zijn woning aanwezig zijnde hasj, MDMA en het vuurwerk acht de rechtbank niet geloofwaardig. De aangetroffen drugs lagen door de gehele woning verspreid en deels in het zicht. Een deel van de hasj lag zelfs open en bloot op tafel in de woonkamer. Daarbij komt dat in de woonkamer twee telefoons zijn aangetroffen die uit onderzoek van de politie blijken toe te behoren aan verdachte. Uit deze telefoons blijkt dat verdachte niet alleen veelvuldig spreekt over drugs (zowel hasj als andere soorten drugs), maar ook over (de handel in) vuurwerk. De verklaring van verdachte dat deze telefoons niet aan hem toebehoorden en dat hij slechts incidenteel gebruik maakte van deze telefoons acht de rechtbank niet geloofwaardig. De telefoons zijn in zijn woning aangetroffen en op de telefoons staat informatie waaruit blijkt dat verdachte de gebruiker is. Verdachte geeft ook geen concreet en verifieerbaar alternatief scenario dat verklaart van wie de telefoons dan wel zijn of door wie de telefoons wanneer nog meer gebruikt zouden zijn. Gelet op het feit dat de hasj, MDMA en het vuurwerk in de woning van verdachte is aangetroffen in combinatie met informatie uit de telefoons van verdachte komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de hasj, MDMA en het vuurwerk in zijn woning.
Het verweer van de raadsman dat de in de kelderbox aangetroffen hasj zou zijn achtergebleven na een eerdere doorzoeking door de politie en verdachte niet wist dat dit er nog lag, acht de rechtbank niet aannemelijk. Dit geldt temeer omdat samen met de aldaar aangetroffen hasj de kelderbox vol lag met goederen die allen hasjresten bevatten.
Uit bovenvermelde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van de in de tenlastelegging onder feit 1, 2 en 3 genoemde goederen.
Vrijspraak feit 4
De rechtbank komt tot een ander oordeel bij de vraag of verdachte wetenschap had van de in zijn woning aangetroffen pepperspray. De pepperspray werd aangetroffen in een kast in een slaapkamer tezamen met spullen die toebehoorden aan de heer [B] . Diezelfde [B] komt uit de betreffende slaapkamer gelopen op het moment dat de politie de woning van verdachte betreedt. Gelet op deze feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat niet bewezen kan worden dat het busje pepperspray aan verdachte toebehoorde en dat hij wetenschap had van de aanwezigheid ervan in zijn woning. De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.
16-058520-21:
Bewijsmiddelen [21]
Verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] hebben onder meer het volgende gerelateerd:
Op 31 januari 2018 op de [straatnaam 1] (
de rechtbank begrijpt: te [plaatsnaam 2]) hebben wij een stopteken gegeven aan de Peugeot 307. Ik, verbalisant [verbalisant 7] , sprak de bestuurder aan en vroeg naar een rijbewijs. Ik zag dat de bestuurder was genaamd: [verdachte] geboren op [1999] te [geboorteplaats] . Ik vroeg hierop aan [verdachte] of hij de kofferbak voor mij wilde openen zodat ik hierin kon kijken. Ik zag dat [verdachte] uit de auto stapte en de kofferbak voor mij opendeed. Ik zag dat er in de boodschappentas iets zat wat leek op een kartonnen doos. Ik vroeg aan [verdachte] wat er in die doos zat. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat er Nike sportschoenen in zaten. Ik kon door de plastic boodschappentas heen kijken en zag dat er een logo op de doos stond. Ik weet hoe een Nike logo er uit ziet, maar herkende het logo dat op de doos stond niet als zijnde een Nike logo. Ik zei tegen [verdachte] dat er geen Nike logo op de doos stond en hoorde [verdachte] hierop verklaren dat het pakketje van een klant was van DHL. Het is mij bekend dat er op pakketten van DHL een naam en adres staat vermeld en zei tegen [verdachte] dat ik dit niet op de doos stond. Ik vroeg aan [verdachte] of hij de plastic boodschappentas van de doos wilde afhalen. Ik zag dat [verdachte] de plastic boodschappentas van de doos afhaalde. Ik zag dat er een witte doos tevoorschijn kwam. Ik zag dat de witte doos was afgesloten door middel van bruin tape. Ik zag dat het bruine tape wel dicht zat maar wel een keer open was geweest. Ik zag dit omdat het tape niet goed meer plakte en omdat het eindstukje iets los was. Ik vroeg aan [verdachte] of hij de witte doos voor mij wilde openen. Ik zag dat [verdachte] heel zenuwachtig op mij overkwam. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat wat er in de doos zat, privé was. Ik, verbalisant [verbalisant 6] , opende de witte doos en zag dat er meerdere, opgestapelde, vierkante blokken in zaten welke omwikkeld waren met bruine tape. Ik zag dat het tape van één van deze blokken was doorgesneden waardoor ik kon zien dat de inhoud bruin was. Ik herkende deze inhoud als mogelijke hasj, tevens rook ik een lichte geur welke mij bekend is als hennep/hasj. [22]
Verbalisant [verbalisant 8] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Op 31 januari 2018 woog en testte ik in mijn hoedanigheid als taakaccenthouder hennepzaken, een eerder die nacht in beslag genomen partij blokken mogelijke hasj. In totaal telde ik 50 bruine plakken mogelijke hasj, verdeeld over tien pakken van vijf. Ik zag dat na weging het totaal gewicht van de aangetroffen partij mogelijke hasj 4,979 kilo betrof. Uit een hierboven omschreven plak nam ik een monster. Dit monster werd door mij getest. Ik zag dat de test een duidelijke positieve kleurreactie gaf, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish. [23]
Bewijsoverwegingen
Doorzoeking voertuig
De rechtbank leidt uit het dossier het volgende af. Verdachte rijdt ’s avonds laat in een Peugeot 307 in [plaatsnaam 3] . Daar wordt hij gezien rijdende vanaf een parkeerplaats bij een autobedrijf samen met een Volkswagen Polo die registraties heeft op (onder andere) overtreding van de Opiumwet. Ook de Peugeot waar verdachte in rijdt komt in de politiesystemen naar voren en heeft registraties op het gebied van Opiumwet gerelateerde feiten. Daarop besluit de politie verdachte staande te houden en te controleren. Zij doen dit op grond van de Wegenverkeerswet en vorderen vervolgens het rijbewijs van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat gelet op voorgaande sprake is van rechtmatig gebruik van de controlebevoegdheid van de Wegenverkeerwet 1994. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat de door de verbalisant gehanteerde controlebevoegdheid is gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is verleend. Verdachte geeft vervolgens vrijwillig toestemming aan verbalisanten om in zijn kofferbak te kijken, een dekbed aan de kant te schuiven en een boodschappentas van een doos te halen. De rechtbank komt tot het oordeel dat er op dit moment nog geen sprake was van verdenking van een concreet strafbaar feit. Deze verdenking ontstaat echter wel ná het moment dat verdachte antwoordt op vragen van verbalisanten naar de inhoud van de betreffende doos. Op dat moment gaat verdachte wisselend verklaren over de inhoud van de doos en gedraagt hij zich opvallend zenuwachtig. Gelet op dit gedrag van verdachte betreffende de aangetroffen doos in combinatie met:
  • de informatie uit de politiesystemen dat het voertuig waar verdachte in reed reeds meermalen in verband is gebracht met Opiumwet gerelateerde feiten,
  • en de waarnemingen gedaan door verbalisanten [verbalisant 9] , [verbalisant 10] en [verbalisant 11] , waaruit blijkt dat het voertuig van verdachte tezamen met een ander voertuig, dat eveneens in verband wordt gebracht met (onder andere) Opiumwet gerelateerde feiten, geparkeerd heeft gestaan op een parkeerterrein van een autobedrijf en vervolgens samen met dat voertuig op korte afstand van elkaar is weggereden,
komt de rechtbank tot het oordeel dat op dat moment een verdenking ontstond van overtreding van de Opiumwet. Anders dan de raadsman stelt, behoefde de cautie derhalve ook pas op dat moment te worden gegeven. Dit alles brengt met zich mee dat, hoewel niet op die wijze geverbaliseerd, op dat moment voor de betreffende verbalisant de bevoegdheid ontstond om zowel op grond van artikel 9 van de Opiumwet de uitlevering van de doos te vorderen als op grond van artikel 96b Sv de betreffende doos in de kofferbak van verdachte ter inbeslagneming te doorzoeken.
Verbalisanten hebben abusievelijk gemeend dat zij de auto en de betreffende doos mochten doorzoeken op grond van bepalingen uit de APV. De rechtbank is van oordeel dat deze grondslag onjuist is, maar dat de rechtmatigheid van de doorzoeking dient te worden beoordeeld op basis van de feitelijke gang van zaken. Op het moment dat om uitlevering van de doos is gevraagd, bestond wel degelijk een bevoegdheid gelet op de verdenking van de overtreding van de Opiumwet die was ontstaan. Van een onrechtmatige doorzoeking zoals gesteld door de raadsman is dus geen sprake. Het resultaat van de doorzoeking, namelijk het aantreffen van de pakketten hasj in de kofferbak van de auto van verdachte, kan gelet op het voorgaande voor het bewijs worden gebruikt. Hetzelfde geldt voor de verklaring van de verdachte vóór de cautie gegeven. Het verweer van de raadsman dat sprake zou zijn van een vormverzuim wordt verworpen.
Wetenschap
Dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de in zijn auto aangetroffen hasj leidt de rechtbank af uit het feit dat de hasj is aangetroffen in de auto waar hij op dat moment de bestuurder van was, en het feit dat verdachte wisselende antwoorden gaf aan de politie op de vraag wat er in de doos zat en bovendien opvallend zenuwachtig gedrag vertoonde. Daarnaast bleek dat de doos reeds open was gemaakt en een van de verpakte blokken hasj was opengesneden.
Uit bovenvermelde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.

5.5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16-253026-19:
1
op 19 oktober 2019 te [plaatsnaam 1] opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van 347,61 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
op 19 oktober 2019 te [plaatsnaam 1] , als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, opzettelijk,
- 300 stuks Super cobra 6 (producent: Di Blasio Elio Fireworks, reg.nr. 0163-F4-1018), (lijst III) en
- 9,5 kilogram knalvuurwerk (naam: Demon ACF47, artikelnummer: ACF47, producent: Shiu Fung Fireworks Ltd), (lijst II),
voorhanden heeft gehad;
3
op 19 oktober 2019 te [plaatsnaam 1] opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA, 3,4-methyleendioxymethamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
16-058520-21:
op 31 januari 2018 te [plaatsnaam 2] , opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van 4979 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16-253026-19:
Feit 1: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2: overtreding van een voorschrift gesteld in artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
Feit 3: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
16-058520-21:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast verzoekt de officier van justitie toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-652521-18.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het tijdsverloop in beide zaken en de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is een taakstraf de aangewezen modaliteit. De verdediging heeft afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging verzocht, primair wegens de bepleite vrijspraak en subsidiair wegens het tijdsverloop, waardoor tenuitvoerlegging niet meer opportuun en buitenproportioneel is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in totaal schuldig gemaakt aan het plegen van vier strafbare feiten. Op 19 oktober 2019 heeft verdachte zowel verschillende drugs als een aanzienlijke hoeveelheid professioneel vuurwerk voorhanden gehad. Op 31 januari 2018 heeft verdachte bijna vijf kilo hasjiesj voorhanden gehad.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van drugs een gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Bovendien brengt het gebruik van verdovende middelen veelal tal van vormen van criminaliteit met zich mee, waarvan anderen overlast ondervinden en waardoor de samenleving schade wordt berokkend.
Het vuurwerk lag in de woning van verdachte, een plek die niet bestemd is voor de opslag van vuurwerk. Professioneel vuurwerk is als zodanig gekwalificeerd, omdat het veel gevaarlijker is dan consumentenvuurwerk. Verdachte heeft als persoon zonder gespecialiseerde kennis de regels voor de omgang met vuurwerk geschonden. Die regels hebben als doel om mens en milieu te beschermen tegen de negatieve effecten die vuurwerk mee kan brengen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij enorme risico’s heeft genomen met het opslaan van een aanzienlijke hoeveelheid vuurwerk op een locatie waar andere mensen in de buurt wonen of langskomen en dat hij zich van die risico’s geen rekenschap heeft gegeven.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 23 april 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor een Opiumwetdelict is veroordeeld op 16 april 2019. Verdachte liep voor deze veroordeling zelfs in een proeftijd. Kennelijk heeft de aan verdachte forse voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van 101 dagen verdachte er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank weegt dit mee in het nadeel van verdachte.
De rechtbank heeft zich rekenschap gegeven van de jeugdige leeftijd van verdachte.
Strafoplegging
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat verdachte na het plegen van het onder 16-058520-21 bewezenverklaarde op 16 april 2019 is veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, met aftrek, waarvan 101 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf voor de duur van 80 uren. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het aanwezig hebben van 50-100 gram harddrugs uit van taakstraf van 150 uren. Voor het aanwezig hebben van softdrugs is het uitgangspunt voor 2500-5000 gram een taakstraf van 180 uren. Voor het gewicht van 300-500 gram is een geldboete geïndiceerd. Alle oriëntatiepunten zien op het plegen van een delict als first offender, terwijl verdachte een recidivist en een gewaarschuwd mens was. Er zijn geen oriëntatiepunten voor de straftoemeting van het LOVS voor het aanwezig hebben van professioneel vuurwerk. De rechtbank kijkt voor het bepalen van de strafmaat daarom naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de richtlijnen voor strafvordering van het Openbaar Ministerie inzake vuurwerkdelicten. Voor het aanwezig hebben van meer dan 200 stuks professioneel vuurwerk van lijst III is daarin een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden als richtlijn opgenomen.
De rechtbank is van oordeel dat voor de bewezen verklaarde feiten onder de voornoemde feiten en omstandigheden niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank wijkt bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie wat betreft de hoogte van de straf, nu de eis naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank zich rekenschap gegeven van het tijdsverloop in de onderhavige zaken.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden is.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van rechtbank Utrecht van 16 april 2019 (parketnummer 16-652521-18) is verdachte jeugddetentie van 101 dagen voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
  • 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit;
  • 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en
  • 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 4 van 16-253026-19 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
9 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-652521-18
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in de rechtbank Utrecht bij vonnis van 16 april 2019 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 101 dagen.
Dit vonnis is gewezen door C.M.J.M. van Buul, voorzitter, mrs. M.E. Falkmann en A.A.T. Werner, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 juni 2021. Mrs. M.E. Falkmann en A.A.T. Werner zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-253026-19:
1
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en
met 19 oktober 2019 te Utrecht
een of meerdere malen
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 347,61 gram, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet )
2
hij op of omstreeks 19 oktober 2019, te Utrecht,
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, al dan niet opzettelijk,
- 300 stuks, althans één of meer Super cobra 6 (producent: Di Blasio Elio Fireworks,
reg.nr. 0163-F4-1018), (lijst III) en/of;
- 9,5 kilogram, althans één of meer knalvuurwerk (naam: Demon ACF47,
artikelnummer: ACF47, producent: Shiu Fung Fireworks Ltd), (lijst II),
in elk geval professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad en/of heeft opgeslagen;
( artikel 1.2.2 lid 3 Vuurwerkbesluit juncto artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer juncto
artikel 1a onder 1, 2 en 6 Wet op de economische delicten juncto artikel 91 Wetboek
van Strafrecht )
( art 1.2.2 lid 3 Vuurwerkbesluit )
3
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en
met 19 oktober 2019 te Utrecht
een of meerdere malen
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA,
3,4-methyleendioxymethamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )
4
hij op of omstreeks 19 oktober 2019 te Utrecht
een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te
weten een busje pepperspray (merk: Protect, kleur: zwart/rood),
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige,
verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
16-058520-21:
hij op of omstreeks 31 januari 2018 te Eemnes, in elk geval in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een
hoeveelheid van ongeveer 4979 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30
gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen
van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde
hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 mei 2020, genummerd PL0900-2019313206, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 137 tot en met 474. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname van 19 oktober 2019, p. 233.
3.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname van 19 oktober 2019, p. 234.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 24 oktober 2019, p. 254.
5.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 24 oktober 2019, p. 256.
6.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 31 oktober 2019, p. 257.
7.NFI rapport van 4 november 2019, p. 259.
8.Proces-verbaal van bevindingen van 12 november 2019, p. 261.
9.Proces-verbaal van bevindingen van 12 november 2019, p. 260.
10.Proces-verbaal van bevindingen van 22 oktober 2019, p. 268.
11.Proces-verbaal van bevindingen van 22 oktober 2019, p. 269.
12.Proces-verbaal van bevindingen van 12 november 2019, p. 280.
13.Proces-verbaal van bevindingen van 12 november 2019, p. 281.
14.Proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk van 20 november 2019, p. 307.
15.Proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk van 20 november 2019, p. 317.
16.Proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk van 20 november 2019, p. 314.
17.Proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk van 20 november 2019, p. 307.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 24 oktober 2019, p. 472.
19.Proces-verbaal van bevindingen van 12 december 2019, p. 350.
20.Proces-verbaal van bevindingen van 14 januari 2019, p. 362.
21.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 oktober 2018, genummerd PL0900-2018031014, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 216. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
22.Proces-verbaal van bevindingen van 31 januari 2018, p.22.
23.Proces-verbaal van bevindingen van 31 januari 2018, p. 37.