In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 7 juni 2021 uitspraak gedaan in drie samenhangende zaken (UTR 21/718, 21/1082 en 21/1087) betreffende een eiseres die bijstand ontving op grond van de Participatiewet. Eiseres ontving vanaf 17 juli 2017 bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder en had twee minderjarige kinderen. De verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen, heeft de bijstand van eiseres herzien en teruggevorderd op basis van een heronderzoek. Eiseres had in de periode van 17 juli 2017 tot en met 14 februari 2020 te veel bijstand ontvangen, wat resulteerde in een terugvordering van € 22.590,35. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de verweerder, maar deze zijn ongegrond verklaard.
Daarnaast was er een geschil over de arbeidsverplichtingen van eiseres. De verweerder stelde dat de verplichtingen uit een plan van aanpak nog steeds van kracht waren, omdat eiseres gedeeltelijk arbeidsgeschikt was. Eiseres maakte bezwaar, maar ook dit bezwaar werd ongegrond verklaard. In een derde zaak werd eiseres een maatregel opgelegd waarbij haar bijstand met 20% werd verlaagd vanwege het niet behalen van een taaltoets. Eiseres heeft ook hiertegen bezwaar gemaakt.
De rechtbank heeft de beroepen van eiseres ongegrond verklaard, met uitzondering van het bezwaar tegen de brief van 4 augustus 2020, dat niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de stortingen op de bankrekeningen van eiseres en haar kinderen als inkomen moesten worden aangemerkt en dat eiseres haar inlichtingenplicht had geschonden. De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.