ECLI:NL:RBMNE:2021:2417

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
9 juni 2021
Zaaknummer
16/311052-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het structureel dealen van cocaïne, heroïne en methadon

Op 9 juni 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het structureel dealen van cocaïne, heroïne en methadon gedurende bijna twee jaar. De verdachte, geboren in 1997 en thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad, werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren en aanwezig hebben van verdovende middelen, alsook het voorhanden hebben van een boksbeugel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2019 tot 8 december 2020 actief was in de handel van harddrugs in Bussum en Hilversum. Tijdens de doorzoeking van zijn woning op 8 december 2020 werden onder andere 27 pillen methadon en een boksbeugel aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden en enkel handelde uit financieel gewin, zonder oog te hebben voor de schadelijke gevolgen voor de samenleving en de kwetsbaarheid van verslaafden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank weegt in haar beslissing mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat de handel in harddrugs een ernstige bedreiging vormt voor de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/311052-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 maart 2021 en 26 mei 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. B. Nitrauw en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. D.A.W. Dekker, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 8 december 2020 in Bussum en/of Hilversum heeft gedeald in cocaïne, heroïne en/of methadon;
feit 2
op 8 december 2020 in Bussum opzettelijk 27 pillen methadon aanwezig heeft gehad;
feit 3
op 8 december 2020 in Bussum, gemeente Gooise Meren, een wapen van categorie I in de zin van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zijn standpunt verwoord in een ter terechtzitting overgelegd en voorgedragen requisitoir. De officier van justitie acht de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zijn standpunt verwoord in de ter terechtzitting overgelegde en voorgedragen pleitnota. De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman zich subsidiair op het standpunt gesteld dat alleen de periode vanaf 25 juni 2020 bewezen kan worden verklaard. Verder heeft de raadsman met betrekking tot feit 1 verzocht dat, als de rechtbank de door [getuige 1] en [getuige 2] bij de politie afgelegde verklaringen voor het bewijs wil gebruiken, voornoemde personen eerst bij de rechter-commissaris als getuigen worden gehoord.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 [1]
1. Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen met bijlagenvan 27 oktober 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
De verdachte is [verdachte] . Hij zou gebruik maken van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Op bevel werd telecommunicatie opgenomen van het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] over de periode 10 juni 2020 en 7 juli 2020. [2]
Bij het verwerken van de opgenomen en uitgeluisterde telecommunicatie zag ik dat er op 10, 26 en 27 juni 2020, naar een grote hoeveelheid telefoonnummers/contacten een sms werd gestuurd. In totaal 334 contacten.
De tekst die in de SMS stond: “Jo met [bijnaam] topspullen garantie kan snel bij je zijn gr.”
Uit opgenomen telecommunicatie bleek verder dat [verdachte] met 27 contacten gesprekken heeft die betrekking lijken te hebben op de handel in verdovende middelen. Dit blijkt onder andere uit het volgende:
-
het maken van afspraken/ontmoetingen met, bij de politie bekende, harddrugsgebruikers;
-
er werd gesproken over wit, bruin en bolletjes;
-
er werden afspraken gemaakt met betrekking tot hoeveelheid en prijs;
-
er veel afspraken werden gemaakt op locaties, buiten direct zicht, zoals tunneltje of station;
-
[verdachte] aangeeft dat hij spullen geregeld heeft;
-
[verdachte] nog geld krijgt van één of meer contacten;
-
[verdachte] spreekt over klanten;
-
[verdachte] in een gesprek aangeeft dat hij een pakketje kan geven dat zelf uitgekookt kan worden.
Over de periode tussen 3 juli 2020 en 29 september 2020 werden de toekomstige
verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] gevorderd. Uit het onderzoek blijkt dat het telefoonnummer vermoedelijk nog steeds in gebruik is bij de verdachte. [3] Uit de toekomstige gegevens bleek dat er in de opgevraagde periode 101 keer contact is geweest met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Van het telefoonnummer [telefoonnummer] is gebleken dat het op naam is gesteld van [getuige 1] . [getuige 1] staat geregistreerd als harddrugs gebruiker. [4]
Uit de toekomstige gegevens bleek dat er in de opgevraagde periode 89 keer contact is geweest met het telefoonnummer [telefoonnummer] . [verdachte] geeft aan dat hij geen wittie meer heeft en dat als hij weer heeft hij gaat bellen. [telefoonnummer] reageert met “ohh ben je uitverkocht”. Op 25 juni 2020 geeft [verdachte] aan dat hij te gekke donker heeft en als [telefoonnummer] nodig heeft hij hem kan bellen. Van het telefoonnummer [telefoonnummer] is gebleken dat het op naam is gesteld van [A] . [A] staat geregistreerd als harddrugsgebruiker. [5]
Een uitwerking van
getapte telefoongesprekken. Deze tapgesprekken bevatten onder meer de volgende passages:
Datum 13-06-2020, beller [telefoonnummer] , gebelde [telefoonnummer] [6] :
NNMAN0816: wat heb je nodig? wat heb je nodig?
NNMAN1026: 20 wit en 10tje bruin
Datum 13-06-2020, beller [telefoonnummer] , gebelde [telefoonnummer] [7] :
NNMAN0816: Hoeveel heb je nodig?
NNMAN1026: uhh voor 30
NNMAN0816: kom naar Bussum, kom naar Bussum
Datum 17-06-2020, beller [telefoonnummer] , gebelde [telefoonnummer] [8] :
Inhoud SMS: Als je 2 bolletjes betaal Ik vrijdag 70
Datum 26-06-2020, beller [telefoonnummer] , gebelde [telefoonnummer] [9] :
[verdachte] : [verdachte]
NNM8391 : NNM
[verdachte] : Ik ben in de buurt, maar waar ben je dan?
NNM: Hilversum?
[verdachte] : Ja wat heb je nodig?
NNM: Halfie.
[verdachte] : Halfie, ok kan je naar markt terrein komen dadelijk zo meteen?
Datum 30 juni 2020, beller [telefoonnummer] , gebelde [telefoonnummer] [10] :
[telefoonnummer] : Ik heb kanker goede spullen, als je wat nodig heb. Je krijg van mij zo en zo extra je weet toch
[telefoonnummer] : Wat we kunnen doen. Ik kan je eentje geven om te testen. Je kan proven zul je zien dat het het beste van het beste is. je weet toch
[telefoonnummer] : ik heb toch geen geld op het ogenblik.
[telefoonnummer] : kom op man ik heb de beste spullen. Niemand heeft betere shit dan ik.
2. Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen met bijlagenvan 3 december 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
Opnemen telecommunicatie [telefoonnummer]
Op bevel werd telecommunicatie opgenomen van het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] over de periode 5 november 2020 tot 3 december 2020. [11]
Uit enkele tapgesprekken van het nummer [telefoonnummer] blijkt dat het nummer nog steeds in gebruik was bij [verdachte] . Dit bleek uit het volgende:
- In een gesprek met een winkelmedewerker noemt [verdachte] zijn naam in verband met de vermissing van zijn bankpas.
Uit de gesprekken die [verdachte] voerde bleek dat [verdachte] nog steeds actief was in de handel van verdovende middelen. Tijdens de gesprekken werd gesproken over “twee tientjes wit” of “crack”. Verder noemen sommige personen alleen bedragen. [verdachte] spreekt af achter de Albert Heijn in Bussum met mogelijke kopers. Het is algemeen bekend dat bij het dealen van verdovende middelen vaak de bovengenoemde termen worden gebruikt om de ware toedracht enigszins te verhullen en dat er op locatie wordt afgesproken om de verdovende middelen te verhandelen. [12]
Een uitwerking van
getapte telefoongesprekken. Deze tapgesprekken bevatten onder meer de volgende passages:
Datum 13 november 2020, beller [telefoonnummer] , gebelde [telefoonnummer] [13] :
[verdachte] : [verdachte]
NNM6378: NNM
[verdachte] : Hoeveel heb je nodig?
NNM: Gewoon twee tientjes wit.
Datum 14 november 2020, beller [telefoonnummer] , gebelde [telefoonnummer] :
[verdachte] : [verdachte]
NNM5098: NNM
[verdachte] : I have crack man. Do you need crack?
NNM: Yea but not today. [14]
3. Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een
proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagnemingvan 8 december 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
Op 8 december 2020 werd voor een doorzoeking binnengetreden in een woning aan de [adres] te [woonplaats] .
Aangetroffen in de slaapkamer van verdachte:
In dressoir, in de la:
-1 boterhamzakje inhoud: 1 gripzakje met vermoedelijk methadonpillen (24 klein en 3 groot);
-1 boterhamzakje met inhoud: zakje bruin poeder (14,7 gr) met hierin een tip papiertje met het nummer [telefoonnummer] er op;
-1 gripzakje met tip en gevouwen vloeipapiertje; [15]
-1 voorblad pony-pak (verpakkingsmateriaal);
- 3 lege gripzakjes;
-12 strookjes met telefoonnummer [telefoonnummer] ;
- Telefoon, Nokia, wit;
- Bankpas, ING, t.n.v. [getuige 3] ;
- Identiteitsbewijs t.n.v. [getuige 4] . [16]
4. Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 8 december 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
Op 8 december 2020 droeg ik een witte mobiele telefoon, van het merk Nokia
over aan [verbalisant 6] van het digitaal platform van de politie. Voornoemde telefoon had ik aangetroffen in de woning waar verdachte [verdachte] woonachtig is.
Ik hoorde [verbalisant 6] zeggen dat hij het telefoonnummer behorende bij de simkaart heeft achterhaald en dat dit + [telefoonnummer] is. [17]
5. [getuige 4] heeft in het
proces-verbaal van verhoor getuigevan 15 december 2020 onder meer het volgende verklaard:
V: Sinds wanneer kocht jij bij [bijnaam] ?
A: Ik koop denk ik vanaf januari 2019 bij hem tot januari 2020. [18]
V: Welke drugs kocht je van [bijnaam] ?
A: Meeste Coke. [19]
V: Wat verkocht [bijnaam] nog meer?
A: Heroïne. [20]
V: Wat bedoelde hij met wit of bruin?
A: Wit is cocaïne en bruin is heroïne.
O: tonen van de foto[de rechtbank begrijpt: een foto van verdachte]
.
A: Wat kun je hierover verklaren?
A: Ja, dat is [bijnaam] .
V: Hoe herken je hem?
A: Aan zijn gezicht. Aan zijn kapsel. Aan zijn ogen en aan zijn mond. Ja, ik herken hem gewoon. [21]
6. Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 22 december 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
Op 22 december 2020 sprak ik telefonisch met getuige [getuige 4] .
V: Tussen welke periode heb jij drugs afgenomen bij [bijnaam] ?
A: Ik denk tussen augustus 2017 tot 2020.
V: Wanneer was de laatste keer in 2020?
A: Dat was rond mei. [22]
7. [getuige 4] heeft in het
proces-verbaal van verhoor getuigebij de rechter-commissaris van 2 maart 2021 onder meer het volgende verklaard:
Zou u namen kunnen noemen van die dealers?
[bijnaam] . [23]
Leent u uw identiteitskaart weleens uit?
Aan [bijnaam] heb ik 1 keer mijn identiteitskaart uitgeleend als onderpand. [24]
Bezocht een dealer u weleens meerdere keren per dag?
Ja, [bijnaam] . [25]
Zou u ongeveer kunnen zeggen vanaf wanneer u bij [bijnaam] drugs kocht?
Het was vanaf 2018.
Ik houd u een foto voor uit het dossier op pagina 238[de rechtbank begrijpt: een foto van verdachte]
. Wat kunt u zeggen over deze foto?
Dat dit [bijnaam] kan/is. Dit is de jongen die zich als [bijnaam] voorstelt, de dealer. Ik herken [bijnaam] erin.
Twijfelt u of de man op de getoonde foto [bijnaam] is?
Nee, ik twijfel niet. [26]
8. Verbalisant [verbalisant 7] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagevan 16 december 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
Op 10 december 2020 hoorde ik [getuige 3] zeggen dat hij [bijnaam] al wat jaren kent, ongeveer 6 jaar.
Ik hoorde hem zeggen dat hij crack kocht. Hij verklaarde dat hij ook wel wist dat [bijnaam] heroïne kon leveren, maar [getuige 3] gebruikt dit niet. [27]
Ik toonde aan [getuige 3] een foto[de rechtbank begrijpt: een foto van verdachte]
. Ik vroeg hem wie er op de foto staat. Ik hoorde [getuige 3] zeggen "Ja dat is [bijnaam] ".
Ik vroeg aan [getuige 3] wanneer hij voor het laatst contact had met [bijnaam] . Ik hoorde [getuige 3] zeggen ongeveer 2 maanden geleden. [getuige 3] verklaarde dat over de periode dat hij van hem afneemt, ongeveer 2 jaar, voor 80 a 90 euro per week afnam. [28]
Ik vroeg aan [getuige 3] of hij het telefoonnummer heeft van [bijnaam] [getuige 3] gaf mij het telefoonnummer [telefoonnummer] . [29]
9. [getuige 3] heeft in het
proces-verbaal van verhoor getuigebij de rechter-commissaris van 19 mei 2021 onder meer het volgende verklaard:
Ik houd u de foto voor op pagina 298 van het dossier[de rechtbank begrijpt: een foto van verdachte]
, alleen de foto zonder de tekst. Wat kunt u hierover zeggen?
Als dat [bijnaam] is, dan weet ik het ook niet meer. Dat moet haast wel [bijnaam] zijn, hij ziet er een beetje onverzorgd uit.
Na voorlezing: over het eerste gedeelte “als dat [bijnaam] is, dan weet ik het ook niet meer” ontstaat verwarring. De officier van Justitie vraagt de getuige wat hij bedoelde met die zin. De getuige antwoord “dat is [bijnaam] ”. [30]
Heeft u uw bankpas weleens aan [bijnaam] gegeven?
Ja, wel 4 a 5 keer. [31]
10. Verbalisant [verbalisant 7] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 19 november 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
In de woning vertelde ik aan [getuige 5] dat haar telefoonnummer naar voren kwam in
een drugsonderzoek en dat wij haar een aantal vragen wilden stellen.
Zij verklaarde aan ons dat zij [bijnaam] wel kent, dat zij ongeveer een maand geleden 10 mg methadon van hem heeft gekocht. [32]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Verdachte is ‘ [bijnaam] ’
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, kan worden vastgesteld dat verdachte onder de naam ‘ [bijnaam] ’ in cocaïne, heroïne en methadon heeft gehandeld. Verdachte gebruikte het telefoonnummer waarmee een groot aantal gesprekken werd gevoerd over de verkoop van drugs. Dat verdachte de gebruiker was van dit telefoonnummer blijkt uit het aantreffen van de telefoon met het betreffende telefoonnummer in de slaapkamer van verdachte en uit de afgeluisterde gesprekken waarin verdachte onder meer zijn achternaam spelt.
Het een en ander vindt daarnaast steun in de verklaringen van de getuigen [getuige 5] , [getuige 4] en [getuige 3] . Alle drie hebben verklaard dat ‘ [bijnaam] ’ aan hen drugs heeft verkocht. [getuige 4] en [getuige 3] hebben verdachte bovendien herkend als ‘ [bijnaam] ’ op een aan hen getoonde foto. Het verweer van de raadsman dat de verklaringen van [getuige 4] en [getuige 3] onbetrouwbaar zijn en daarom niet voor het bewijs mogen worden gebruikt, verwerpt de rechtbank. Beide getuigen hebben los van elkaar bij de politie en de rechter-commissaris verklaard dat zij ‘ [bijnaam] ’ een tijd kennen en drugs bij hem kochten.
Ook hebben beide getuigen los van elkaar en op twee aparte momenten verdachte aan de hand van een foto herkend als zijnde ‘ [bijnaam] ’. [getuige 4] heeft daarbij zelfs, in antwoord op de vraag wat zij over de foto kan zeggen, zonder enig voorbehoud verklaard dat de man op de foto [bijnaam] is, dat zij daaraan niet twijfelt en hem ‘gewoon’ herkent. Dat aan de getuigen alleen de foto van verdachte is getoond, doet aan de betrouwbaarheid van de herkenning niet af. Een enkelvoudige fotoconfrontatie is toegestaan (zie artikel 7 van het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek en de toelichting daarop) en is naar het oordeel van de rechtbank – ook gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – betrouwbaar te achten.
De pleegperiode
De raadsman heeft bepleit dat enkel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte vanaf 25 juni 2020 in verdovende middelen heeft gehandeld. De getuigen hebben namelijk wisselend verklaard over het moment waarop zij bij ‘ [bijnaam] ’ verdovende middelen zijn gaan kopen.
De rechtbank onderkent dat zowel getuige [getuige 4] als getuige [getuige 3] wisselende verklaringen hebben afgelegd over de eerste keer dat zij bij ‘ [bijnaam] ’ verdovende middelen hebben gekocht.
Hoewel de verklaringen wisselend zijn geweest, kan naar het oordeel van de rechtbank op basis van die verklaringen echter wel worden vastgesteld dat verdachte zich in ieder geval vanaf 1 januari 2019 heeft beziggehouden met de handel in verdovende middelen. De rechtbank neemt die datum dan ook als begindatum voor de pleegperiode.
Met betrekking tot het einde van de pleegperiode overweegt de rechtbank dat bij de doorzoeking in de woning van verdachte op 8 december 2020 methadon, verpakkingsmateriaal en meerdere telefoons zijn aangetroffen. Uit de tot 3 december 2020 opgenomen telefoongesprekken is daarnaast gebleken dat verdachte in deze periode actief was in de handel van verdovende middelen. De rechtbank concludeert dan ook dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte in de periode van 1 januari 2019 tot 8 december 2020 in harddrugs heeft gehandeld.
Het voorwaardelijk verzoek tot het horen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2]
Nu de verdediging zijn ondervragingsrecht ten aanzien van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet heeft kunnen uitoefenen, zal de rechtbank deze verklaringen niet voor het bewijs bezigen. Aan het voorwaardelijk verzoek van de raadsman komt de rechtbank dan ook niet toe.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
1. Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een
proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagnemingvan 8 december 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
Op 8 december 2020 werd voor een doorzoeking binnengetreden in een woning aan de [adres] te [woonplaats] . Aangetroffen op de slaapkamer van verdachte:
1 gripzakje met vermoedelijk methadonpillen (24 klein en 3 groot). [33]
2. Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
kennisgeving van inbeslagnemingvan 8 december 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
Inbeslagneming
Plaats: [adres] [woonplaats] , gemeente Gooise Meren
Goednummer: PL0900-2020164305-2746800
Eigenaar: [verdachte] , geboren [1997] . [34]
3. Verbalisant [verbalisant 8] heeft in een
proces-verbaal onderzoek verdovende middelenvan 18 december 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
Goednummer: PL0900-2020164305-2746800
Omschrijving: 27 witte tabletten
Positief op de aanwezigheid van methadon. [35]
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
1. Verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagenvan 8 december 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
Op 8 december 2020 vond er een doorzoeking plaats te [woonplaats] . Op genoemd adres is woonachtig de verdachte [verdachte] , geboortedatum [1997] . In de woning werd een sleutelbos aangetroffen, met daaraan een voertuigsleutel horende bij de voor de woning geparkeerd staande personenauto. Dit voertuig staat op naam van de moeder van genoemde verdachte. Door ons werd dit voertuig doorzocht. Hierbij trof ik in het dashboardkastje een boksbeugel aan. De aangetroffen boksbeugel betreft een handwapen bestaande uit een om de hand sluitende ring of om de vingers sluitende ringen, al dan niet voorzien van uitsteeksels. De boksbeugel was vervaardigd van een hard kunststof materiaal. [36] Derhalve is deze boksbeugel een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie. [37]
2. Verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12] hebben in een
kennisgeving van inbeslagnemingvan 8 december 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
Inbeslagneming
Plaats: [adres] [woonplaats] , gemeente Gooise Meren
Goednummer: PL0900-2020164305-2746883. [38]
3. Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 26 mei 2021 verklaard:
Ik heb de boksbeugel in het dasboardkastje van de personenauto gestopt. De boksbeugel is dus van mij.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft ter terechtzitting van 26 mei 2021 aangevoerd dat het bewuste voorwerp weliswaar uiterlijke kenmerken van een boksbeugel vertoont, maar gezien het materiaal waarvan het is vervaardigd (plastic), ongeschikt is om daadwerkelijk als zodanig te worden gebruikt. Verdachte dient om die reden te worden vrijgesproken, aldus de raadsman. De rechtbank overweegt dat het verweer van de raadsman wordt weerlegd door de hierboven genoemde bewijsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
in de periode van 1 januari 2019 tot 8 december 2020 te Bussum en Hilversum, telkens opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, heroïne en methadon, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 8 december 2020 te Bussum opzettelijk aanwezig heeft gehad 27 pillen, van een materiaal bevattende methadon, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
op 8 december 2020 te Bussum, gemeente Gooise Meren, een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het voornemen van verdachte om in september zijn studie op te pakken. De raadsman heeft bepleit verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het structureel dealen van harddrugs (cocaïne, heroïne en methadon) gedurende een periode van bijna twee jaren. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van methadon en een boksbeugel. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs een bedreiging vormt voor de volksgezondheid en het gebruik ervan bezwarend is voor de samenleving. De handel in drugs gaat veelal gepaard met verschillende vormen van criminaliteit en illegale geldstromen; het vormt een schakel in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ernstig ontwrichten. Het gebruik van drugs brengt ook veelal overlast met zich. Verdachte heeft dit, met het aanwezig hebben en handelen in verdovende middelen, mede in stand gehouden en daarbij kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Verdachte heeft geen oog gehad voor de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor de samenleving en heeft geprofiteerd van de kwetsbaarheid van verslaafden. Uit de opgenomen telecommunicatie tussen verdachte en de afnemers volgt ook dat verdachte op de hoogte was van hun verslaving en zwakke plekken en daarop inspeelde om er zelf beter van te worden. Verdachte deed dit bovendien door actief contact met de afnemers op te nemen en drong bij hen aan om drugs bij hem af te nemen, zelfs wanneer zij lieten weten dat zij dat niet konden betalen. Uit deze gesprekken volgt voorts dat verdachte het niet schuwt om zich dreigend naar de afnemers op te stellen wanneer zij de schuld die aldus ontstond, vervolgens niet inlosten. Het beeld rijst op van een gewetenloze drugscrimineel. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee. Tot slot weegt de rechtbank mee dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven over zijn rol bij de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en dus geen verantwoordelijkheid heeft genomen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel uit het Nederlands Justitieel Documentatieregister van 22 februari 2021 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder bij een strafbeschikking is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
De straf
De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor het verhandelen van harddrugs. Voor die handel gedurende een periode van zes tot twaalf maanden geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst en duur van de door verdachte gepleegde feiten, een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is en bovendien als duidelijk signaal naar anderen strekt. Voor iedereen moet ondubbelzinnig duidelijk zijn dat op het handelen in verdovende middelen met flinke straffen wordt gereageerd, zeker wanneer sprake is van recidive voor soortgelijke feiten. Gelet op al het voornoemde acht de rechtbank een gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
De rechtbank heeft overwogen of verdachte op enige wijze bijvoorbeeld met hulp van de reclassering op weg te helpen is, maar door zijn proceshouding en zijn houding ten opzichte van begeleiding en toezicht van de reclassering ziet de rechtbank daartoe geen mogelijkheden. Gelet hierop ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank zal daarom een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
  • 13 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
2 (twee) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.M. Elzakkers, voorzitter, mrs. W.S. Ludwig en M.C. Danel, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. S.Z. Turan en L.M.M. Weyers, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 juni 2021.
Mrs. A.A.M. Elzakkers en L.M.M. Weyers zijn buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 8 december 2020 te Bussum en/of Hilversum, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne en/of methadon, middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 8 december 2020 te Bussum opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 27 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methadon, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 8 december 2020 te Bussum, gemeente Gooise Meren, een wapen van categorie I, onder 1° of 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 december 2020, met proces-verbaalnummer PL0900-2020164305 (14Tesla), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, genummerd pagina 1 tot en met 401. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 54.
3.Pagina 55.
4.Pagina 79.
5.Pagina 80.
6.Pagina 107.
7.Pagina 110.
8.Pagina 127.
9.Pagina 159.
10.Pagina 185.
11.Pagina 209.
12.Pagina 210.
13.Pagina 217.
14.Pagina 218.
15.Pagina 242.
16.Pagina 243.
17.Pagina 278.
18.Pagina 326.
19.Pagina 327.
20.Pagina 330.
21.Pagina 335.
22.Pagina 337.
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] bij de rechter-commissaris, pagina 2.
24.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] bij de rechter-commissaris, pagina 3.
25.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] bij de rechter-commissaris, pagina 4.
26.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] bij de rechter-commissaris, pagina 5.
27.Pagina 295.
28.Pagina 296.
29.Pagina 297.
30.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] bij de rechter-commissaris, pagina 4.
31.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] bij de rechter-commissaris, pagina 5.
32.Pagina 197.
33.Pagina 242.
34.Pagina 384.
35.Pagina 275.
36.Pagina 245.
37.Pagina 246.
38.Pagina 375.